Besluit van 12 december 2016 tot wijziging van het Besluit van 25 juni 2013 houdende uitvoering van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 24 oktober 2016, nr. 2016001871;

Gelet op artikel 1, onderdeel c en j, artikel 2h, vierde lid, en artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 december 2016, nr. W03.16.0343/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 7 december 2016 nr. 2022339;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit van 25 juni 2013 houdende uitvoering van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

  • 1. Van overschrijding van de in artikel 2h, vierde lid, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten bedoelde drempel is sprake in de volgende gevallen:

    • a) de beheerskosten en andere inhoudingen die verband houden met het beheer van auteurs- en naburige rechten in het jaar waarop het jaarverslag betrekking heeft, bedragen meer dan 15% van het bedrag dat in dat jaar is geïnd,

    • b) de beheerskosten en andere inhoudingen die verband houden met het beheer van auteurs- en naburige rechten in het jaar waarop het jaarverslag betrekking heeft, bedragen meer dan 15% van het bedrag dat in dat jaar is verdeeld, of

    • c) de beheerskosten en andere inhoudingen die verband houden met het beheer van auteurs- en naburige rechten in het jaar waarop het jaarverslag betrekking heeft ten opzichte van de beheerskosten en andere inhoudingen die verband houden met het beheer van auteurs- en naburige rechten in het voorafgaande jaar zijn gestegen met meer dan de consumentenprijsindex van het jaar waarop het jaarverslag betrekking heeft.

  • 2. Een collectieve beheersorganisatie die de verdeling van rechtstreeks bij de gebruiker geïnde bedragen opdraagt aan een of meer andere collectieve beheersorganisaties baseert de berekening van het percentage als bedoeld in het eerste lid onder b op de gezamenlijke beheerskosten en andere inhoudingen die verband houden met het beheer van auteurs- en naburige rechten van de collectieve beheersorganisaties die betrokken zijn geweest bij de inning en de verdeling van de bedragen.

B

Artikel 3 en 4 vervallen.

C

Artikel 5 wordt vernummerd naar artikel 3 en «1 januari 2017» wordt vervangen door: 1 januari 2020.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 12 december 2016

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Uitgegeven de twintigste december 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

In artikel 1 van het Besluit van 25 juni 2013 houdende uitvoering van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (hierna: het Uitvoeringsbesluit) worden de drempelpercentages voor de normering van de beheerskosten van collectieve beheersorganisaties bepaald. Dit artikel vervalt op 1 januari 2017. In dit besluit is geregeld dat deze drempel wordt verlengd tot 1 januari 2020. Deze periode biedt het College de mogelijkheid om benchmarkgegevens voor beheerskosten te verzamelen van collectieve beheersorganisaties, zodat recht kan worden gedaan aan de specifieke omstandigheden en kenmerken van de verschillende collectieve beheersorganisaties.

Daarnaast is geregeld dat deze drempel ook van toepassing is op alle andere inhoudingen, niet zijnde inhoudingen sociaal, culturele en educatieve doeleinden, die verband houden met het beheer van auteurs- en naburige rechten. Dit is het gevolg van de gewijzigde grondslag voor het besluit die thans is opgenomen in artikel 2h, vierde lid, Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten («Wet toezicht»).

De wettelijke basis van de drempels voor beheerskosten

Het College van Toezicht heeft, volgens artikel 2 van de Wet toezicht, tot taak om toezicht uit te oefenen op de inning en de verdeling door collectieve beheersorganisaties van vergoedingen voor het gebruik van auteurs- en nabuurrechtelijk beschermd materiaal. Het College van Toezicht dient er op toe te zien dat een collectieve beheersorganisatie er naar streeft dat de gedocumenteerde en gerechtvaardigde beheerskosten voor de inning, het beheer en de verdeling van gelden niet hoger zijn dan een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen drempel van het in een bepaald kalenderjaar geïnde of door een of meer organisaties verdeelde bedrag aan vergoedingen. Bij overschrijding van deze drempel dient in het jaarverslag en ten genoegen van het College met redenen omkleed te worden aangegeven waaraan deze overschrijding is te wijten. In artikel 2h, vierde lid, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties («Wet toezicht») is deze grondslag opgenomen. Deze grondslag is gewijzigd vanwege de inwerkingtreding van de wijziging van de Wet toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/26/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt (PbEU 2014, L 84) («Implementatiewet richtlijn collectief beheer»). Op dit moment is in het Uitvoeringsbesluit een drietal drempels opgenomen. Van overschrijding van deze drempels is sprake indien de beheerskosten in het jaar waarop het jaarverslag betrekking heeft, meer bedragen dan 15% van het bedrag dat in dat jaar is geïnd (i), indien de beheerskosten meer bedragen dan 15% van het bedrag dat in dat jaar is verdeeld (ii), of indien de beheerskosten in dat jaar ten opzichte van de beheerskosten in het voorafgaande jaar zijn gestegen met meer dan de consumentenprijsindex van het jaar waarop het jaarverslag betrekking heeft.

Tijdelijkheid van de regeling van de drempelpercentages voor beheerskosten

De regeling voor de procentuele begrenzing van de beheerskosten in artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit is een tijdelijke. Destijds is er voor deze regeling gekozen om enerzijds het College van Toezicht in de gelegenheid te stellen om toezicht te houden op de ontwikkeling van de beheerskosten en anderzijds de marktpartijen de gelegenheid te geven om de transparantie en de onderlinge vergelijkbaarheid van de beheerskosten in overleg met het College van Toezicht uit te werken.

Advies van het College van Toezicht

Bij brief van 5 september 2016 heeft het College van Toezicht aangegeven meer te zien in het ontwikkelen van (interne) benchmarkgegevens voor beheerskosten in de sector van het collectief beheer van auteurs- en naburige rechten (waarbij recht wordt gedaan aan de specifieke omstandigheden en kenmerken van de verschillende collectieve beheersorganisaties) dan de bestaande norm in het Uitvoeringsbesluit. Het College voorziet dat het mogelijk moet zijn om de beheerskosten in onderling verband te beoordelen, in het bijzonder voor collectieve beheersorganisaties met overeenkomstige omstandigheden en kenmerken. Het College geeft aan dat het huidige Uitvoeringsbesluit kan worden voortgezet totdat een dergelijk benchmark is ontwikkeld. Dat is naar verwachting na een periode van drie tot vijf jaar.

In een voorontwerp van dit Uitvoeringsbesluit heb ik aangegeven dat ik voornemens was het Uitvoeringsbesluit, conform het advies van het College, met een periode van drie jaar te verlengen. De verlenging voorkomt dat de drempelpercentages uit dit besluit onmiddellijk vervallen en geen toezicht mogelijk zou zijn op de beheerskosten van collectieve beheersorganisaties. Voorts is aangegeven dat naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatie van de Wet toezicht nader zou worden bezien in hoeverre een benchmarksysteem geschikter is om de beheerskosten te normeren.

De Afdeling advisering van de Raad van State vroeg waarom het standpunt over een benchmarksysteem wordt vooruitgeschoven tot de uitkomsten van een evaluatie van de Wet toezicht en wanneer een definitief besluit tot stand zou komen.

Recent zijn de uitkomsten van de evaluatie van de wijziging van de Wet toezicht en geschillenbeslechting 2013 bekend geworden. Het onderzoek beslaat de periode van 1 juli 2013 tot 1 juli 2016. Onderdeel van dit onderzoek, waarvoor door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum opdracht is verleend aan het Centrum voor Intellectueel Eigendomsrecht van de Universiteit Utrecht (hierna: CIER) en Andersson Elfers Felix, was ook de huidige normering van de beheerskosten.1 De onderzoekers concluderen in hun rapport dat de huidige normering van de beheerskosten geen scherp of gericht instrument is. Ook adviseren de onderzoekers, in lijn met het College, om een benchmarksysteem te gebruiken.

Gelet op de uitkomsten van de evaluatie, kan ik me vinden in het advies van het College om op termijn de huidige normering voor beheerskosten te vervangen door een benchmarksysteem. Een benchmarksysteem maakt een fijnmaziger toetsing mogelijk. Daarbij kan onder meer beter rekening gehouden worden met de verschillen tussen collectieve beheersorganisaties die geld ontvangen van andere collectieve beheersorganisaties en zij die ontvangen gelden direct zelf verdelen.

Ook onderschrijf ik het advies van het College om de normering van het huidige Uitvoeringsbesluit tot die tijd te handhaven. Daarom heb ik de duur van het huidige Uitvoeringsbesluit beperkt tot drie jaar.

Dit geeft het College voldoende gelegenheid om een benchmarksysteem te ontwikkelen, zonder dat het toezicht op de beheerskosten van collectieve beheersorganisaties in de tussentijd geheel vervalt. Het streven is per 1 januari 2020 over te gaan naar een benchmarksysteem voor de normering van beheerskosten en de huidige normering af te schaffen.

Drempel ook van toepassing op andere inhoudingen, niet zijnde inhoudingen voor sociaal, culturele en educatieve doeleinden

Naar aanleiding van de implementatiewet richtlijn collectief beheer is de grondslag aangepast waarop het Uitvoeringsbesluit is gebaseerd. De gewijzigde Wet toezicht maakt, naar aanleiding van de implementatie van de richtlijn collectief beheer, een onderscheid tussen beheerskosten en andere inhoudingen. Artikel 1, onderdeel j, van de Wet toezicht bepaalt dat beheerskosten bedragen zijn die door een collectieve beheersorganisatie in rekening worden gebracht dan wel op de rechteninkomsten of inkomsten uit belegging van rechteninkomsten ingehouden of verrekend worden om de kosten te dekken van het beheer van auteursrecht en naburige rechten.

Het begrip andere inhoudingen is in de Wet toezicht niet gedefinieerd. In ieder geval vallen daar inhoudingen voor sociaal, culturele en educatieve doeleinden onder (artikel 2p, eerste lid, onder g)). Op deze inhoudingen is de drempel uit dit Uitvoeringsbesluit niet van toepassing. Op alle andere inhoudingen, die niet kwalificeren als beheerskosten maar wel verband houden met het beheer van auteurs- en naburige rechten is de drempel wel van toepassing.

Overschrijding van de drempel dient ten genoegen van het College met redenen te worden omkleed. Het College heeft aangegeven dat zij tot op heden een mogelijke overschrijding van de normen voor kosten als gevolg van uitgaven voor handhaving zoals BREIN en de Federatie Auteursrechtbelangen, mits voldoende onderbouwd, de collectieve beheersorganisaties niet tegenwerpt.

Verlenging

De regeling van de drempelpercentages in artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit vervalt per 1 januari 2017. Om de hierboven genoemde redenen is het wenselijk dat de regeling van artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit, zoals die tot 31 december 2016 geldt, wordt gecontinueerd tot 1 januari 2020. Daarmee is overeenkomstig het advies van het College van Toezicht en in het belang van collectieve beheersorganisaties continuïteit in de voorgeschreven drempelpercentages bewerkstelligd.

Artikelsgewijs

Artikel I

In dit artikel wordt geregeld dat artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit over de drempelpercentages blijft gelden tot 1 januari 2020.

In onderdeel A wordt artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit aangepast zodat de drempel ook van toepassing is op andere inhoudingen die verband houden met het beheer van auteurs- en naburige rechten. In onderdeel B is geregeld dat de artikelen 3 en 4 van het Uitvoeringsbesluit vervallen. De reden hiervoor is dat de lijst met collectieve beheersorganisaties en de minimale omzetdrempel zijn vervallen met de omzetting van de richtlijn in de Wet toezicht.

In onderdeel C is door een aanpassing van artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit geregeld dat artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit blijft gelden tot 1 januari 2020.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven