Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2016, 430 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2016, 430 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 9 september 2016, 2016-0000139073, directie Financiële Markten;
Gelet op de artikelen 3:53, derde lid, 3:55, tweede lid, 3:57, tweede lid, en 3:67, vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 5 oktober 2016, nr. WO6.16.0286/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 19 oktober 2016, 2016-0000167845, directie Financiële Markten;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit prudentiële regels Wft wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 49b wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Voor de toepassing van het eerste lid, wordt in artikel 131 van de richtlijn solvabiliteit II voor «31 december 2016» gelezen: 31 december 2017.
B
Aan artikel 66 worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het tweede lid, tweede volzin, gaat een verzekeraar die het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uitoefent bij de toepassing van artikel 142, zesde lid, onderdeel b, van de verordening solvabiliteit II uit van de stopzetting van 20% van de verzekeringsovereenkomsten.
6. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op levensverzekeraars met beperkte risico-omvang als bedoeld in artikel 49b, tweede lid, onderdeel a.
C
Aan paragraaf 10.3. wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Een verzekeraar met beperkte risico-omvang waarop artikel 308 ter, veertiende lid, van de richtlijn solvabiliteit II van overeenkomstige toepassing is en die op 31 december 2017 niet voldoet of gedurende het jaar 2018 dreigt niet te voldoen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste, treft de nodige maatregelen om uiterlijk op 31 december 2022 het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het sovabiliteitskapitaalvereiste op peil te brengen of zijn risicoprofiel zodanig te verlagen dat wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.
D
Artikel 117, derde lid, komt te luiden:
3. In afwijking van het eerste lid, aanhef, wordt voor natura-uitvaartverzekeraars en levensverzekeraars met beperkte risico-omvang als bedoeld in artikel 49b, tweede lid, onderdeel a, bij de toepassing van artikel 39 van de verordening solvabiliteit II het kapitaalkostenpercentage gesteld op 4%.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 27 oktober 2016
Willem-Alexander
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem
Uitgegeven de achttiende november 2016
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Het onderhavige besluit strekt tot aanpassing van de regels voor het berekenen van de solvabiliteitspositie van verzekeraars met beperkte risico-omvang en de daarbij van toepassing zijnde overgangstermijnen. Gebleken is dat toepassing van het kader volgens de richtlijn solvabiliteit II zonder deze aanpassingen voor de bedoelde categorie verzekeraars tot onevenredig zware solvabiliteitseisen zou leiden, met name voor natura-uitvaartverzekeraars en levensverzekeraars die (nagenoeg) uitsluitend uitkeringen bij overlijden verzekeren (zie de omschrijving van laatstgenoemde categorie in artikel 49b, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit prudentiële regels Wft (Bpr)).
Tijdens de consultatie van het Implementatiebesluit richtlijn en verordening solvabiliteit II is door natura-uitvaartverzekeraars commentaar gegeven waaruit bleek dat de berekening van de zogeheten risicomarge voor natura-uitvaartverzekeraars problemen opleverde vanwege de hoge uitkomsten. De risicomarge moet worden opgeteld bij de beste schatting van de toekomstige verplichtingen om tot de waarde van de technische voorzieningen te komen (artikel 77, eerste lid, van de richtlijn solvabiliteit II). Vanwege het ontvangen commentaar is besloten nader te bezien of de berekening van de risicomarge, zoals voorgeschreven door de richtlijn, voldoende is afgestemd op de specifieke kenmerken van natura-uitvaartverzekeraars. De richtlijn is op deze verzekeraars niet van toepassing en dus ook niet op hen getest. Om die reden werd besloten dat natura-uitvaartverzekeraars gedurende het eerste jaar (2016) waarin de richtlijn van toepassing is, de risicomarge als onderdeel van de technische voorzieningen nog mogen berekenen volgens de voor 2015 geldende methodiek ter berekening van in het kader van de toereikendheidstoets in acht te nemen passende onzekerheidsmarges (zie artikel 121, eerste lid, van het Bpr zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van het Implementatiebesluit richtlijn en verordening solvabiliteit II, en artikel 3:1, derde lid, onderdeel c, van de Regeling solvabiliteitsmarge en technische voorzieningen van DNB). Daarmee werd voorkomen dat natura-uitvaartverzekeraars mogelijk zouden worden geconfronteerd met een, in verhouding tot de aard en omvang van de risico’s waaraan zij blootstaan, onevenredig hoge risicomarge.
Onderzocht is hoe de berekening van de risicomarge volgens de richtlijnmethodiek voor natura-uitvaartverzekeraars in de praktijk zou uitvallen, en in hoeverre dit aanleiding geeft een aangepaste berekeningsmethodiek voor te schrijven. Daarbij is overwogen dat de hoogte van de kapitaalseisen van de richtlijn zijn gebaseerd op grote gediversifieerde verzekeraars en niet op die verzekeraars die te klein zijn om onder de reikwijdte van de richtlijn te vallen of alleen producten voeren die niet onder de richtlijn vallen. Deze natura-uitvaartverzekeraars hebben vanwege hun bedrijfsmodel uitzonderlijke lange verplichtingen waarop het solvabiliteit II kader niet is afgestemd. Het is daarom te rechtvaardigen om bij de berekening van de risicomarge voor natura-uitvaartverzekeraars en hiermee vergelijkbare levensverzekeraars met beperkte risico-omvang als bedoeld in artikel 49b, tweede lid, onderdeel a, van het Bpr af te wijken van het solvabiliteit II kader. Voorts wordt voor deze verzekeraars rekening gehouden met de afwijkende cijfers voor verval (afkoopschok) en worden voor alle verzekeraars met beperkte risico-omvang de overgangstermijnen aangepast. De maatregelen met betrekking tot de artikelen 66 en 117 van het Bpr gelden voor natura-uitvaartverzekeraars en daarmee vergelijkbare levensverzekeraars met beperkte risico-omvang en de overige maatregelen gelden voor alle verzekeraars met beperkte risico-omvang.
Maatregel |
Onderhavig besluit |
Bpr |
---|---|---|
Minimum kapitaalvereiste: verlengde overgangstermijn |
Artikel I, onderdeel A |
Art. 49b |
Solvabiliteitskapitaalvereiste: geringere massaal vervalschok |
Artikel I, onderdeel B |
Art. 66 |
Solvabiliteitskapitaalvereiste: verlengde overgangstermijn |
Artikel I, onderdeel C |
Art. 70a |
Risicomarge: lager kapitaalkostenpercentage |
Artikel I, onderdeel D |
Art. 117 |
De risicomarge wordt berekend overeenkomstig titel I, hoofdstuk III, afdeling 3, onderafdeling 4, van de verordening solvabiliteit II. Artikel 39 van de verordening gaat uit van een kapitaalkostenpercentage dat gelijk is aan 6%. De 6% vormt een vergoeding voor het beschikbaar stellen van risicodragend kapitaal. De 6% is verlaagd tot 4% voor natura-uitvaartverzekeraars en hiermee vergelijkbare levensverzekeraars met beperkte risico-omvang. Als gevolg van de lange termijnverplichtingen van deze verzekeraars zal deze aanpassing een verlichting betekenen (leidt voor hen gemiddeld tot een verhoging van de solvabiliteitratio met circa 15 procentpunten, een en ander echter afhankelijk van de specifieke situatie).
Titel I, hoofdstuk V, afdeling 3, van de verordening solvabiliteit II is van overeenkomstige toepassing op verzekeraars met beperkte risico-omvang. Dit betekent dat ook de ondermodule vervalrisico van toepassing is. Het vervalrisico is toegesneden op (reguliere) levensverzekeraars. Natura-uitvaartverzekeraars ervaren in de praktijk een lager verval. Natura-uitvaartverzekeraars kennen (nog) geen afkoopregeling waardoor er voor de polishouder om die reden geen aanleiding is de polis te royeren. Wel komt staking zonder afkoop voor. Gezien het voorgaande kan het massaal-vervalscenario voor deze verzekeraars op een lager niveau worden gesteld: in plaats van 40% wordt dan uitgegaan van 20%. Vanwege de onderlinge vergelijkbaarheid van de verzekeringsproducten geldt deze maatregel ook voor levensverzekeraars met een beperkte risico-omvang die (nagenoeg) uitsluitend uitkeringen bij overlijden verzekeren ter grootte van de gemiddelde kosten van een uitvaart. Deze aanpassing levert zowel een verlaging van de hoogte van de risicomarge (en daarmee lagere technische voorzieningen en een hoger eigen vermogen) op als een verlaging van het solvabiliteitskapitaalvereiste (SKV). Het leidt naar schatting tot een verhoging van de solvabiliteitsratio met circa 10 procentpunten, een en ander echter afhankelijk van de specifieke situatie.
Verzekeraars met beperkte risico-omvang hebben minder tijd gekregen om ervaring op te doen met de nieuwe regels dan de verzekeraars die onder de reikwijdte van de richtlijn solvabiliteit II vallen. Voor deze laatste verzekeraars is een aantal zogenoemde Quantative Impact Studies (QIS) gedaan voordat de richtlijn in werking trad. Hierdoor werd onder andere inzicht verkregen in hoe de aanwezige en de vereiste solvabiliteit reageren op de bedrijfsvoering en het gekozen risicoprofiel daarin. Door in dit beleid aanpassingen aan te brengen, kan een verbetering van de solvabiliteitspositie worden bereikt. Daarom wordt verzekeraars met beperkte risico-omvang die nog niet kunnen voldoen aan de solvabiliteitseisen een extra termijn gegund om alsnog aan die eisen te gaan voldoen. Aangezien de richtlijn niet op hen van toepassing is, is het mogelijk de overgangstermijnen voor deze categorie verzekeraars onafhankelijk van de richtlijn vast te stellen.
De in dit besluit opgenomen aanpassingen zullen naar verwachting niet leiden tot een verzwaring van de administratieve lasten. De berekeningen op zich veranderen niet voor de hier bedoelde verzekeraars, maar zij mogen bijvoorbeeld andere percentages gebruiken.
In het kader van de gebruikelijke internetconsultatie zijn reacties ontvangen van het Verbond van Verzekeraars, het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG) en twee natura-uitvaartverzekeraars. Het Verbond is voorstander van de voorgestelde wijzigingen en verwacht dat deze een positief effect zullen hebben op de solvabiliteitspositie van de betrokken verzekeraars. Het Verbond bepleit vergelijkbare aanpassingen in de richtlijn solvabiliteit II, in het belang van een gelijk speelveld. Ook het AG verwacht dat de problemen die zouden ontstaan als gevolg van de hoogte van de risicomarge bij toepassing van de Solvency II-eisen, door het besluit worden gemitigeerd. Het AG kan zich erin vinden dat voor een pragmatische oplossing is gekozen. Het wijst er wel op dat nu een ongelijk speelveld ontstaat tussen Solvency II-verzekeraars en verzekeraars die onder het Solvency II Basic regime vallen. Voorts is het volgens het AG nog een openstaande vraag of met de voorgestelde maatregelen alle factoren die de hoogte van de risicomarge negatief kunnen beïnvloeden, zijn ondervangen. Daarvoor is nader onderzoek nodig ten behoeve van de Solvency II-reparatiewetgeving in 2018, aldus het AG.
Zoals het AG terecht opmerkt, is sprake van een pragmatische oplossing voor die verzekeraars die buiten scope van Solvency II vallen. De Europese Commissie heeft inmiddels in het kader van de evaluatie van de solvabiliteitsvereisten Solvency II EIOPA een verzoek tot technisch advies doen toekomen. Hierbij vraagt de Europese Commissie ook technisch advies over de risicomarge met specifieke aandacht voor de berekeningsmethode en de vooronderstellingen zoals de cost of capital rate. Dit onderwerp wordt derhalve meegenomen in de door de Europese Commissie uitgevoerde evaluatie van de solvabiliteitsvereisten onder Solvency II in 2018. Dit doet evenwel niet af aan de noodzaak reeds nu maatregelen te treffen voor verzekeraars met beperkte risico-omvang.
De beide natura-uitvaartverzekeraars die op de consultatie hebben gereageerd, kunnen zich vinden in de voorgestelde versoepelingen. Een van hen zou ook op het gebied van de rapportages versoepelingen willen zien. De andere natura-uitvaartverzekeraar pleit voor een grotere verlaging van het massale vervalrisico en van het kapitaalkostenpercentage, en voor een grotere verlenging van de overgangstermijn.
Aanpassingen op het gebied van de rapportages vallen buiten het kader van dit besluit. Het streven blijft overigens gericht op het zoveel mogelijk beperken van de administratieve lasten die met die rapportages samenhangen. Aan de wens tot verdere versoepelingen is niet tegemoet gekomen. De maatregelen in dit besluit zorgen er in voldoende mate voor dat de berekening van de solvabiliteitspositie van de betrokken verzekeraars beter aansluit op de aard en omvang van deze verzekeraars. De verlengde overgangstermijn stelt hen bovendien in staat hun solvabiliteit voor zover nodig tijdig in overeenstemming te brengen met de nieuwe eisen.
Artikel 131, eerste alinea, van de richtlijn solvabiliteit II geeft een overgangstermijn van één jaar aan verzekeraars met beperkte risico-omvang die voldoen aan de voor 1 januari 2016 geldende solvabiliteitseisen maar niet beschikten over voldoende in aanmerking komend kernvermogen ter dekking van het minimumkapitaalvereiste. De toevoeging van het vierde lid aan artikel 49b Bpr bewerkstelligt dat verzekeraars met beperkte risico-omvang één jaar extra krijgen om aan het minimumkapitaalvereiste te voldoen.
Aan artikel 66 van het Bpr zijn een vijfde en zesde lid toegevoegd waarin is bepaald dat natura-uitvaartverzekeraars en hiermee vergelijkbare levensverzekeraars met beperkte risico-omvang in plaats van met een massaal-vervalscenario van 40% met een massaal-vervalscenario van 20% rekening mogen houden.
De invoeging van artikel 70a van het Bpr bewerkstelligt dat verzekeraars met beperkte risico-omvang waarop artikel 308 ter, veertiende lid, van de richtlijn solvabiliteit II van overeenkomstige toepassing is, een extra termijn van vijf jaar krijgen om te voldoen aan de SKV. De overgangstermijn bedraagt daardoor in zijn totaliteit zeven jaar. Deze verzekeraars hebben hierdoor bijvoorbeeld meer tijd om die risicomitigerende maatregelen te nemen die passen in het nieuwe toezichtkader. Omdat de natura-uitvaartverzekeraars in 2016 de risicomarge volgens de oude methodiek berekenen en over boekjaar 2017 de gewijzigde methodiek gaan toepassen, zullen deze verzekeraars in 2018 wanneer zij hun jaarstaten over boekjaar 2017 bij DNB indienen, DNB voor het eerst informeren over hun SKV volgens deze nieuwe methodiek. Mede daarom zijn de SKV overgangsmaatregelen met ingang van 1 januari 2018 verlengd voor verzekeraars met beperkte risico-omvang die ultimo 2017 niet aan de SKV voldoen of daaraan dreigen niet te voldoen in 2018. Voor verzekeraars die wel aan die eis voldoen, zullen de overgangsmaatregelen niet gelden.
In artikel 117, derde lid, van het Bpr is bepaald dat natura-uitvaartverzekeraars en hiermee vergelijkbare levensverzekeraars met beperkte risico-omvang voor de berekening van de risicomarge een kapitaalkostenpercentage van 4% in plaats van 6% mogen hanteren.
In 2016 mogen de natura-uitvaartverzekeraars de risicomarge nog volgens de vóór de richtlijn solvabiliteit II geldende berekeningsmethodiek uitrekenen. Hierdoor is er gelegenheid om de berekeningsmethodiek van de richtlijn aan te passen aan de specifieke kenmerken van natura-uitvaartverzekeraars. Deze aangepaste methodiek kan met ingang van 1 januari 2017 in werking treden.
Voorts loopt op 31 december 2016 de overgangsmaatregel voor het minimumkapitaalvereiste voor verzekeraars af. Deze maatregel is voor verzekeraars met beperkte risico omvang verlengd tot en met 31 december 2017. Inwerkingtreding van het onderhavige besluit met ingang van 1 januari 2017 is noodzakelijk voor een goede aansluiting van die termijnen.
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2016-430.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.