Wet van 26 oktober 2016, houdende uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (Pb EU L 292)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is enige wettelijke voorzieningen te treffen teneinde uitvoering te kunnen geven aan de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (Pb EU L 292);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Overlevering tussen Nederland, enerzijds, en Noorwegen of IJsland, anderzijds vindt plaats met in achtneming van het bepaalde in:

de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen;

  • a. de door Nederland afgelegde verklaringen bij de in onderdeel a genoemde overeenkomst;

  • b. de Overleveringswet, zoals nader aangegeven in artikel 3, en

  • c. deze wet.

Artikel 2

  • 1. Overlevering wordt niet toegestaan indien het aanhoudingsbevel een strafbaar feit betreft dat:

    • a. naar Nederlands recht geacht wordt geheel of ten dele op Nederlands grondgebied of buiten Nederland aan boord van een Nederlands vaartuig of luchtvaartuig te zijn gepleegd; of

    • b. buiten het grondgebied van de uitvaardigende staat is gepleegd, terwijl naar Nederlands recht geen vervolging zou kunnen worden ingesteld indien het feit buiten Nederland zou zijn gepleegd.

  • 2. Op vordering van de officier van justitie wordt afgezien van een weigering van de overlevering uitsluitend krachtens het eerste lid, onder a of b, tenzij naar het oordeel van de rechtbank de officier niet in redelijkheid tot zijn vordering heeft kunnen komen.

Artikel 3

  • 1. Artikel 1 en afdeling 2 van hoofdstuk II, alsmede de hoofdstukken III tot en met V van de Overleveringswet zijn van overeenkomstige toepassing op de behandeling van aanhoudingsbevelen als bedoeld in de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen.

  • 2. Uitsluitend met het oog op de in het eerste lid bedoelde toepassing van artikel 1 van de Overleveringswet wordt tevens verstaan onder:

    a. overleveringsovereenkomst:

    de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (Pb EU L 292);

    b. Europees aanhoudingsbevel:

    een aanhoudingsbevel als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de overleveringsovereenkomst;

    c. overlevering:

    de wederzijdse terbeschikkingstelling op grond van de overleveringsovereenkomst van een persoon door de justitiële autoriteiten van respectievelijk Nederland, Noorwegen of IJsland ten behoeve van hetzij een in respectievelijk Nederland, Noorwegen of IJsland tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek, hetzij de tenuitvoerlegging van een hem in respectievelijk Nederland, Noorwegen of IJsland opgelegde vrijheidsbenemende straf of maatregel;

    d. opgeëiste persoon:

    de persoon op wie een aanhoudingsbevel, een signalering in het Schengen-informatiesysteem of via Interpol strekkende tot aanhouding en overlevering op grond van de overleveringsovereenkomst betrekking heeft;

    e. uitvaardigende justitiële autoriteit:

    de justitiële autoriteit van respectievelijk Nederland, Noorwegen of IJsland, krachtens het nationale recht bevoegd tot het afgeven van een aanhoudingsbevel als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de overleveringsovereenkomst;

    f. uitvaardigende staat:

    de staat waar de Nederlands, Noorse of IJslandse uitvaardigende justitiële autoriteit werkzaam is;

    g. uitvoerende justitiële autoriteit:

    de justitiële autoriteit van respectievelijk Nederland, Noorwegen of IJsland, krachtens het nationale recht bevoegd tot het nemen van de beslissing tot overlevering op basis van een aanhoudingsbevel, als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de overleveringsovereenkomst;

    h. uitvoerende staat:

    de staat waar de uitvoerende Nederlandse, Noorse of IJslandse justitiële autoriteit werkzaam is.

Artikel 4

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 26 oktober 2016

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Uitgegeven de vierde november 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 365

Naar boven