Besluit van 13 oktober 2016 tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met toeslagendepots

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 februari, nr. 2016-0000015632;

Gelet op artikel 137, derde lid, onderdeel c, van de Pensioenwet en artikel 132, derde lid, onderdeel b, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 mei 2016, No.W12.16.0017/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 oktober 2016, nr. 2016-0000222188,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen worden in paragraaf 6 na artikel 15 de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 15a. Toeslagendepots

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel en artikel 15b wordt onder een toeslagendepot verstaan: een bestemmingsreserve die geen onderdeel uitmaakt van de dekkingsgraad van het fonds en als enige doel heeft het gedurende een bepaalde tijd financieren van toeslagverlening.

  • 2. Artikel 137, tweede lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 132, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling is gedurende een periode van maximaal tien jaar niet van toepassing ten aanzien van een toeslagendepot dat vanaf 1 januari 2015 is ingesteld om een deel van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden van een fonds door toeslagverlening te compenseren vanwege:

    • a. een fusie van fondsen met een verschillende dekkingsgraad of een collectieve waardeoverdracht bij liquidatie van een fonds als bedoeld in artikel 84 van de Pensioenwet dan wel artikel 92 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling waarbij het overdragende fonds en het ontvangende fonds een verschillende dekkingsgraad hebben;

    • b. een collectieve wijziging van de pensioenovereenkomsten of een wijziging van de beroepspensioenregeling die inhoudt dat onvoorwaardelijke toeslagverlening is gewijzigd in voorwaardelijke toeslagverlening; of

    • c. een collectieve wijziging van de pensioenovereenkomsten die inhoudt dat:

      • 1°. bij een uitkeringsovereenkomst wordt overgegaan op een premie die voor meerdere jaren wordt vastgesteld; of

      • 2°. wordt overgegaan op een premieovereenkomst, waarbij de premie onmiddellijk na het beschikbaar stellen wordt aangewend voor een aanspraak op uitkering.

  • 3. Artikel 137, tweede lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 132, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling is tot uiterlijk 1 januari 2025 niet van toepassing ten aanzien van een toeslagendepot dat voor 1 januari 2015 is ingesteld.

  • 4. Indien een nieuw fonds is opgericht vanwege een omstandigheid als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b of c, en uitsluitend het deel van de belanghebbenden van het oude fonds waarvoor het perspectief op toeslagverlening is verslechterd door deze omstandigheid, belanghebbende wordt bij het nieuwe fonds kan, in afwijking van het tweede lid, het toeslagendepot zijn ingesteld om alle belanghebbenden bij het nieuwe fonds te compenseren. Artikel 15b, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Er wordt geen toeslag verleend uit een toeslagendepot als bedoeld in het tweede en derde lid, indien het fonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet dan wel artikel 126 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen.

Artikel 15b. Verdere voorwaarden toeslagendepots

  • 1. Uit een toeslagendepot als bedoeld in artikel 15a, tweede lid, kan toeslag worden verleend aan het deel van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden van het fonds waarvoor wordt aangetoond dat de omstandigheden, bedoeld in artikel 15a, tweede lid, hebben geleid tot een verslechtering van het perspectief op toeslagverlening. Bij de omstandigheden, bedoeld in artikel 15a, tweede lid, onderdeel c, toont het fonds dit aan door middel van een scenarioanalyse.

  • 2. De periode van maximaal tien jaar, bedoeld in artikel 15a, tweede lid, wordt berekend vanaf het moment dat de fusie van de fondsen of de collectieve waardeoverdracht, bedoeld in artikel 15a, tweede lid, onderdeel a, heeft plaatsgevonden of de collectieve wijziging van de pensioenovereenkomsten dan wel de wijziging van de beroepspensioenregeling, bedoeld in artikel 15a, tweede lid, onderdeel b of c, is ingegaan.

  • 3. Een toeslagendepot wordt als volgt gefinancierd:

    • a. een toeslagendepot als bedoeld in artikel 15a, tweede lid, onderdeel a, rechtstreeks uit de middelen van het bij de fusie of collectieve waardeoverdracht betrokken fonds met de hoogste dekkingsgraad, waarbij de omvang van een dergelijk toeslagendepot niet groter is dan het vermogen dat correspondeert met het verschil in dekkingsgraad van de bij de fusie of collectieve waardeoverdracht betrokken fondsen direct voorafgaand aan de fusie of collectieve waardeoverdracht;

    • b. een toeslagendepot als bedoeld in artikel 15a, tweede lid, onderdeel b, door een daarvoor bestemde premie of door een eenmalige storting van de werkgever;

    • c. een toeslagendepot als bedoeld in artikel 15a, tweede lid, onderdeel c, door een eenmalige storting van de werkgever; of

    • d. een toeslagendepot als bedoeld in artikel 15a, derde lid, door een daarvoor bestemde premie mits de afspraken daartoe voor 1 januari 2015 zijn vastgelegd.

  • 4. De regeling met betrekking tot een toeslagendepot als bedoeld in artikel 15a, tweede lid, wordt vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst of het uitvoeringsreglement. Daarbij wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a. de reden voor de instelling van het toeslagendepot;

    • b. de financiering van het toeslagendepot;

    • c. een omschrijving van de groep deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden die toeslag krijgen uit het toeslagendepot; en

    • d. onder welke voorwaarden toeslag wordt verleend uit het toeslagendepot.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 13 oktober 2016

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Uitgegeven de eerste november 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Een belangrijk nieuw onderdeel van het per 1 januari 2015 aangepaste financieel toetsingskader voor pensioenfondsen (ftk) zijn de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening. Op grond van deze regels geldt dat er genoeg vermogen in een pensioenfonds beschikbaar moet zijn om de op dit moment te verlenen voorwaardelijke toeslagen naar verwachting ook in de toekomst te kunnen realiseren. De mate van toegestane voorwaardelijke toeslagverlening hangt af van de beleidsdekkingsgraad van een fonds, waarbij de drempel voor het mogen toekennen van voorwaardelijke toeslagen bij een beleidsdekkingsgraad van 110% ligt.

De invoering van de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening verbieden het gebruik van toeslagendepots niet. Daar is met de invoering van het aangepaste ftk op zich niets aan veranderd. Wel zijn sinds 1 januari 2015 op depots en bestemmingsreserves bij pensioenfondsen de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening van toepassing geworden. Zou dat niet het geval zijn, dan zouden bestemmingsreserves of depots gevormd kunnen worden met als doel om de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening te omzeilen. Dat is onwenselijk, omdat in dat geval het generatie-evenwicht binnen het ftk zou worden verstoord. De regels voor toekomstbestendige toeslagverlening zorgen ervoor dat pensioenfondsen hun voor toeslagverlening beschikbare vermogen meer gespreid in de tijd moeten uitkeren. Deze regels compenseren daarmee voor het feit dat ook eventuele nominale kortingen op pensioenen onder het aangepaste ftk meer in de tijd mogen worden gespreid. Op deze wijze is het aangepaste ftk in totaliteit generatie-evenwichtig.

Als gevolg van de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening is het dus moeilijker geworden om via toeslagendepots – bestemmingsreserves die als enige doel hebben om gedurende een bepaalde tijd toeslag te verlenen aan een groep van (gewezen) deelnemers en/of pensioengerechtigden – tijdelijk extra toeslagen toe te kennen. In algemene zin is dat ook zo beoogd, zoals hierboven is toegelicht. Er zijn echter een aantal bijzondere omstandigheden aanwijsbaar, waarin de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening te belemmerend zijn. Met dit besluit wordt daarom in een aantal bijzondere omstandigheden toegestaan dat bij het gebruik van toeslagendepots de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening tijdelijk buiten toepassing gelaten mogen worden. Daarbij wordt ook voor toeslagendepots die reeds vóór 1 januari 2015 waren ingesteld, een dergelijke tijdelijke uitzondering toegestaan.

Toekomstbestendige toeslagverlening blijft de hoofdregel

De hoofdregel blijft dat voorwaardelijke toeslagen uitsluitend onder de regels van toekomstbestendige toeslagverlening mogen worden toegekend, ook bij het gebruik van toeslagendepots. In dit besluit zijn een aantal randvoorwaarden opgenomen, waarbij deze regels bij het gebruik van toeslagendepots echter tijdelijk buiten toepassing kunnen blijven. Deze randvoorwaarden garanderen dat de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening uitsluitend buiten toepassing gelaten kunnen worden in een aantal bijzondere omstandigheden, voor een begrensde periode in de tijd en voor een helder afgebakende groep binnen het totale deelnemersbestand van een pensioenfonds.

Bijzondere omstandigheden, waarin de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening bij het gebruik van toeslagendepots buiten toepassing gelaten mogen worden

De eerste randvoorwaarde heeft betrekking op de omstandigheden waarin de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening bij de inzet van een toeslagendepot tijdelijk buiten toepassing gelaten mogen worden. Deze tijdelijke uitzondering wordt beperkt tot een aantal specifieke omstandigheden:

1. Een fusie van pensioenfondsen of een collectieve waardeoverdracht bij liquidatie van een fonds

Deze omstandigheid betreft een fusie van pensioenfondsen met een verschillende dekkingsgraad of een collectieve waardoverdracht bij liquidatie van een fonds, waarbij het overdragende fonds en het ontvangende fonds een verschillende dekkingsgraad hebben. In deze situaties moeten de betreffende fondsen een nieuwe, gezamenlijke dekkingsgraad voor het gefuseerde of het onvangende fonds berekenen. Hierdoor daalt de dekkingsgraad van het fonds dat voorafgaande aan de fusie of de collectieve waardeoverdracht de hoogste dekkingsgraad had. Voor de populatie van het fonds met de hoogste dekkingsgraad – waarvoor het toeslagenperspectief door de fusie verslechtert – mag een toeslagendepot worden gevormd. De omvang van dat depot mag niet groter zijn dan het vermogen dat correspondeert met het verschil in dekkingsgraad tussen de fuserende fondsen of – in geval van collectieve waardeoverdracht bij liquidatie van een fonds – tussen het overdragende en ontvangende fonds.

2. Omzetting van onvoorwaardelijke in voorwaardelijke toeslagverlening

De tweede omstandigheid betreft een collectieve wijziging van de pensioenregeling, waarbij een onvoorwaardelijke toezegging tot toeslagverlening wordt gewijzigd in een voorwaardelijke toezegging tot toeslagverlening en als gevolg daarvan het toeslagenperspectief voor een deelgroep van het totale fondsbestand verslechtert.

3. Overgang naar een CDC-regeling of een premieovereenkomst, waarbij de premie direct wordt omgezet in een pensioenaanspraak

De derde omstandigheid betreft eveneens een collectieve wijziging van de pensioenregeling. Die wijziging betreft in dit geval de situatie dat wordt overgestapt naar het, binnen een uitkeringsovereenkomst, afspreken van een premievaste periode voor meerdere jaren (CDC-regeling) of dat wordt overgestapt naar een premieovereenkomst, waarbij de premie onmiddellijk na het beschikbaar stellen wordt omgezet in een aanspraak op een uitkering. Als gevolg van de overstap naar een CDC-regeling of naar het genoemde type premieovereenkomst moet het toeslagenperspectief voor een afgebakende groep binnen het totale fondsbestand aantoonbaar verslechteren.

Een gemaximeerde periode van tien jaar

Deze randvoorwaarde betreft een maximale periode waarover de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening in de hierboven genoemde specifieke omstandigheden buiten toepassing mogen blijven. Die periode is maximaal 10 jaar, gerekend vanaf het moment van het van kracht worden van een fusie tussen pensioenfondsen of de collectieve waardeoverdracht bij liquidatie van een fonds, vanaf het moment waarop de toeslagambitie in de pensioenovereenkomst is gewijzigd van onvoorwaardelijk in voorwaardelijk, dan wel vanaf het moment van de overstap naar het gebruik van een premievaste periode bij een uitkeringsovereenkomst of het moment van de overstap naar een premieovereenkomst, waarbij de premie onmiddellijk na het beschikbaar stellen wordt omgezet in een aanspraak op een uitkering.

In deze bijzondere omstandigheden mogen de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening bij gebruik van een toeslagendepot vanaf 1 januari 2015 buiten toepassing worden gelaten. Dit betekent dat ook in geval van toeslagendepots die in de periode tussen 1 januari 2015 en de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn ingesteld, de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening buiten werking kunnen blijven voor maximaal tien jaar vanaf het moment waarop één van de bovengenoemde bijzondere omstandigheden intrad.

In dit verband zij ook nog opgemerkt dat ten aanzien van nieuwe toetreders die voldoen aan de kenmerken van de deelpopulatie – bijvoorbeeld nieuwe toetreders in een CDC-regeling die daarmee actieve deelnemer worden – de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening eveneens gedurende maximaal tien jaar buiten toepassing gelaten mogen worden bij gebruik van een toeslagendepot.

Een afgebakende groep (gewezen) deelnemers en/of pensioengerechtigden

Deze randvoorwaarde heeft betrekking op de groep personen aan wie via een toeslagendepot tijdelijk hogere toeslagen mogen worden toegekend dan op grond van de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening toegestaan zou zijn. Dit moet een helder afgebakende deelgroep binnen het totale fondsbestand zijn, waarvan objectief is vast te stellen dat het toeslagenperspectief van deze groep is verslechterd als gevolg van één van de drie specifieke omstandigheden die hierboven is beschreven.

In geval van een fusie van pensioenfondsen of een collectieve waardeoverdracht bij liquidatie van een fonds zal de deelgroep die tijdelijk een hogere toeslag mag worden toegekend via een toeslagendepot meestal helder zijn af te bakenen. Dat betreft immers de groep (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden die direct voorafgaande aan de fusie of de collectieve waardeoverdracht het totale fondsbestand vormde van het fonds met de hogere dekkingsgraad. Binnen deze afgebakende groep krijgen zowel (gewezen) deelnemers als pensioengerechtigden extra toeslagen vanuit het toeslagendepot toegekend. Voor de (gewezen) deelnemers leidt deze toekenning van extra toeslagen tot een verhoging van hun pensioenaanspraken, die in de toekomst tot een verhoogde pensioenuitkering leiden, onafhankelijk van de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening. Fondsen zullen bij de toekenning van extra toeslagen aan een deelgroep moeten onderbouwen dat zij voldoen aan de wettelijke eis van evenwichtige belangenafweging.

Bij een wijziging van een onvoorwaardelijke in een voorwaardelijke toeslagambitie mag een deelgroep binnen het totale fondsbestand hiervoor tijdelijk worden gecompenseerd met middelen uit een toeslagendepot. Veelal zal het perspectief op de toekenning van toeslagen als gevolg van de omzetting van een onvoorwaardelijke in een voorwaardelijke toeslag ook alleen voor een deelgroep verslechterd zijn. Dit zullen in de praktijk veelal de actieve deelnemers zijn. Als echter voor het totale fondsbestand aan (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden de toeslagambitie is gewijzigd van een onvoorwaardelijke in een voorwaardelijke toeslagverlening is het niet toegestaan om dat totale fondsbestand tijdelijk uit te zonderen van de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening. In dat geval is immers geen sprake meer van een deelgroep binnen het totale fondsbestand die via een toeslagendepot wordt gecompenseerd, maar zou het volledige fondsbestand tijdelijk een hogere toeslag toegekend krijgen. Daarmee wordt niet voldaan aan de hier gestelde randvoorwaarde.

In geval van een wijziging van de pensioenregeling die leidt tot de introductie van een CDC-regeling of een premieovereenkomst, waarbij de premie onmiddellijk na het beschikbaar stellen wordt omgezet in een aanspraak op een uitkering, wordt een deelgroep binnen het totale fondsbestand hiervoor een tijdelijke compensatie geboden met middelen uit een toeslagendepot. Daarbij moet middels een scenarioanalyse worden aangetoond dat het perspectief op toeslagverlening voor de betreffende deelgroep ook daadwerkelijk is verslechterd als gevolg van de introductie van de CDC-regeling of de betreffende premieovereenkomst.

Op het moment dat de bijzondere omstandigheid zich voordoet, moet worden beoordeeld dat sprake is van een helder afgebakende groep. Dat laat echter onverlet dat in sommige gevallen de betreffende groep – en daarmee het betreffende toeslagendepot – vervolgens in een separaat fonds wordt ondergebracht. De deelpopulatie vormt in dat geval dus de gehele populatie van dat nieuwe fonds. Ook dan kunnen – mits aan de overige voorwaarden wordt voldaan – de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening tijdelijk buiten werking blijven. Die situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen bij de overgang naar een CDC-regeling, zoals hierboven bedoeld, waarbij de nieuwe opbouw voor de actieve deelnemers in een nieuw fonds wordt ondergebracht.

Financiering van nieuwe toeslagendepots

In geval van een fusie van pensioenfondsen of een collectieve waardeoverdracht bij liquidatie van een fonds moeten de middelen in het toeslagendepot rechtstreeks voortvloeien uit het verschil in dekkingsgraad tussen de fuserende fondsen of tussen het overdragende en ontvangende fonds. In het geval van een wijziging van een onvoorwaardelijke in een voorwaardelijke toeslagambitie moet het toeslagendepot worden gefinancierd door middel van een speciaal daartoe bestemde en te onderscheiden tijdelijke premie of door middel van een storting van de werkgever. In geval van een wijziging van de pensioenregeling in een CDC-regeling of een premieovereenkomst, waarbij de premie onmiddellijk na het beschikbaar stellen wordt omgezet in een aanspraak op een uitkering, is alleen een afzonderlijke storting van de werkgever ter vorming van een toeslagendepot toegestaan. Een belangrijk oogmerk van een CDC-regeling of een premieovereenkomst is premiestabilisatie. Daar past niet bij dat nog gedurende een aantal jaren extra premies worden geheven ten behoeve van een toeslagendepot waarop de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening tijdelijk niet van toepassing zijn, terwijl die premies zonder de betreffende wijziging van de pensioenregeling ten goede waren blijven komen aan de dekkingsgraad van het fonds. Het blijft bij CDC-regelingen mogelijk om door middel van premie-egalisatiedepots eventuele tekorten in de feitelijke premie aan te vullen en zo de feitelijke premie te stabiliseren. Dergelijke depots voldoen niet aan de definitie van een toeslagendepot en vallen dus niet onder de uitzonderingen, zoals die in dit besluit opgenomen.

4. Toeslagendepots ingesteld voor 1 januari 2015

Naast de hierboven beschreven structurele regeling is in dit besluit opgenomen dat op toeslagendepots die vóór 1 januari 2015 – de datum van inwerkingtreding van het aangepaste ftk – waren ingesteld, de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening tot uiterlijk 1 januari 2025 niet toegepast hoeven te worden. Dit geldt ongeacht de achtergrond voor instelling van de betreffende toeslagendepots. Wel moet sprake zijn van een depot dat uitsluitend tot doel heeft om tijdelijk extra toeslagen te verlenen. Voor de invoering van het aangepaste ftk golden ten aanzien deze depots geen beperkende voorwaarden op het terrein van toeslagverlening. Er zijn 15 pensioenfondsen die dergelijke toeslagendepots vóór 1 januari 2015 hebben ingesteld met een gezamenlijk vermogen in deze depots van in totaal circa 600 miljoen euro. Het totale vermogen van alle pensioenfondsen bedraagt op dit moment ongeveer 1.200 miljard euro. Het vermogen in de betreffende toeslagendepots bevat dus ca. 0,05 procent van het totale pensioenfondsvermogen. In een toeslagendepot dat vóór 1 januari 2015 was ingesteld, mogen nog tot uiterlijk 1 januari 2025, specifiek daartoe bestemde premies worden gestort. In geval van afspraken die hierover na 31 december 2014 zijn gemaakt, blijven ook premiestortingen in bestaande toeslagendepots mogelijk, maar dan gelden ten aanzien van het volledige depot de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening.

Geen toeslagverlening onder het minimaal vereist eigen vermogen

In dit besluit is voor de omstandigheden waarin bij het gebruik van toeslagendepots de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening tijdelijk buiten toepassing gelaten mogen worden, vastgelegd dat geen toeslagen vanuit een toeslagendepot kunnen worden verleend als de beleidsdekkingsgraad onder het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen ligt. Het is niet wenselijk dat er toeslagen aan bepaalde groepen binnen een pensioenfonds worden verleend, terwijl dat fonds op dat moment in moeilijke financiële omstandigheden verkeert.

Verdere procedurele voorwaarden ten aanzien van toeslagendepots

Naast de hierboven beschreven inhoudelijke randvoorwaarden, stelt dit besluit nog een aantal procedurele eisen aan toeslagendepots. Het besluit tot instelling van een toeslagendepot moet zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst of het uitvoeringsreglement. Een dergelijk besluit valt onder de eis van evenwichtige belangenafweging, zoals opgenomen in artikel 105 van de Pensioenwet dan wel artikel 110b van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Zodra het buiten toepassing laten van de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening het hoofddoel zou worden, wordt niet voldaan aan een evenwichtige belangenafweging.

In de uitvoeringsovereenkomst of het uitvoeringsreglement moet zijn vastgelegd welke deelgroep van (gewezen) deelnemers en/of pensioengerechtigden een voorwaardelijk recht heeft op toeslagen vanuit het depot en onder welke omstandigheden die toeslagen kunnen worden verleend. Deze voorwaarden gelden voor nieuwe toeslagendepots waarvoor de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening tijdelijk buiten werking gelaten mogen worden.

Administratieve lasten

De mogelijkheid om een bestaand toeslagendepot aan te houden of een nieuw toeslagendepot in te stellen, verandert niet als gevolg van dit besluit. Dit besluit heeft alleen gevolgen voor de toegestane mate van toeslagverlening in enig jaar vanuit een nieuw in te stellen toeslagendepot in een aantal bijzondere omstandigheden of in de situatie dat reeds vóór 1 januari 2015 een toeslagendepot was ingesteld. Fondsen die aan de randvoorwaarden – zoals opgenomen in dit besluit – voldoen, kunnen zelf afwegen of ze van de mogelijkheden gebruik maken die met dit besluit worden geboden. Als ze dat doen, kunnen deze fondsen tijdelijk hogere toeslagen vanuit een toeslagendepot verlenen dan op grond van de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening zou zijn toegestaan. De handelingen die pensioenfondsen moeten verrichten ter verstrekking van toeslagverlening aan hun (gewezen) deelnemers en/of pensioengerechtigden veranderen niet door de hoogte van de toeslagverlening in enig jaar. De administratieve lasten die gepaard gaan met het verlenen van toeslagen door pensioenfondsen worden dus niet beïnvloed door dit Besluit. Op grond van artikel 25, eerste lid, onderdeel f, van de Pensioenwet dan wel artikel 35, eerste lid, onderdeel f, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling moeten pensioenfondsen een regeling opnemen in hun uitvoeringsovereenkomst met betrekking tot de maatstaven voor en voorwaarden waaronder toeslagverlening plaatsvindt. Dit besluit brengt daar geen verandering in.

Artikelsgewijs

Artikel I

Op grond van artikel 137, derde lid, onderdeel c, van de Pensioenwet dan wel artikel 132, derde lid, onderdeel b, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur geregeld worden dat de regels voor de toekomstbestendige toeslagverlening in artikel 137, tweede lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 132, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling niet van toepassing zijn in bijzondere omstandigheden. In de artikelen 15a en 15b is hiertoe een regeling opgenomen voor bepaalde toeslagendepots.

In artikel 15a is in het eerste lid aangegeven wat onder een toeslagendepot wordt verstaan. Een toeslagendepot maakt geen onderdeel uit van de dekkingsgraad van een pensioenfonds. Dit omdat het om verplichtingen gaat die geen onderdeel zijn van de technische voorzieningen van het fonds, zoals bedoeld in de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Ook de overeenkomstige bezittingen vallen buiten de dekkingsgraad, omdat deze niet vrij beschikbaar zijn ter dekking van de technische voorzieningen. Indien het pensioenfonds, vanwege de financiële positie, een korting moet doorvoeren als bedoeld in artikel 134 Pensioenwet dan wel artikel 129 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, volgt uit artikel 123 Pensioenwet dan wel artikel 119 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling dat eerst het bestaande depot moet worden aangewend om de korting te verlagen of te voorkomen.

Vervolgens worden in het tweede en derde lid toeslagendepots beschreven waarvoor de regels voor de toekomstbestendige toeslagverlening tijdelijk niet van toepassing zijn. In het vierde lid is een regeling opgenomen voor de situatie dat voor de overgang naar een gewijzigde pensioenovereenkomst een nieuw pensioenfonds wordt opgericht en alleen degenen die nadeel ondervinden van de wijziging meegaan naar het nieuwe fonds. In die situatie geldt de regel dat een toeslagendepot alleen een deel van het bestand mag compenseren voor dit nieuwe fonds.

In het vijfde lid is bepaald dat uit deze toeslagendepots geen toeslag wordt verleend indien het fonds een beleidsdekkingsgraad heeft die ligt onder het minimaal vereist eigen vermogen.

In artikel 15b zijn verdere voorwaarden opgenomen voor deze toeslagendepots die in het algemeen deel van de toelichting worden toegelicht.

Artikel II

Bij dit besluit wordt afgeweken van de vaste verandermomenten, omdat het spoedregelgeving betreft. De regels voor toekomstbestendige toeslagverlening zijn met de Wet financieel toetsingskader pensioenfondsen 1 januari 2015 in werking getreden.

Het is wenselijk dat dit besluit, dat regelt dat de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening niet van toepassing zijn op bepaalde toeslagendepots, snel in werking treedt.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven