Besluit van 26 oktober 2016, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enige onderdelen van de Wet van 16 maart 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (Stb. 2016, 114) en van de Wet van 26 oktober 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst (Stb. 2016, 388)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 oktober 2016, nr. WJZ/1041321(7249), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel III van de Wet van 16 maart 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (Stb. 2016, 114) en artikel III van de Wet van 26 oktober 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst (Stb. 2016, 388);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

  • 1. Artikel I, onderdelen B en C, E tot en met N, P tot en met T, FF, KK, en OO tot en met QQ, van de Wet van 16 maart 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (Stb. 2016, 114) treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdelen Y en EE, en artikel II van de Wet van 16 maart 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (Stb. 2016, 114) treden in werking met ingang van 1 januari 2017.

  • 3. De Wet van 26 oktober 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst (Stb. 2016, 388) treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

  • 4. Artikel 12 van de Wet raadgevend referendum is van toepassing.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 26 oktober 2016

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Uitgegeven de eerste november 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

De Wet van 16 maart 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (Stb. 2016, 114) voorziet in de mogelijkheid van gefaseerde inwerkingtreding. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt.

De artikelen die betrekking hebben op de inrichting en taken van de Stichting Regionale Publieke Omroep (RPO) zijn reeds in werking getreden.1 Voor de onderdelen die betrekking hebben op de landelijke publieke mediadienst geldt dat de inwerkingtreding zou worden geregeld nadat een wetsvoorstel met noodzakelijke aanvullingen door de Staten-Generaal zou zijn aanvaard en gelijktijdig met bovenstaande onderdelen in werking zou treden.2

Een wetsvoorstel met noodzakelijke aanvullingen is inmiddels door de Staten-Generaal aanvaard. Dit inwerkingtredingsbesluit regelt daarom dat de artikelen van de wet van 16 maart 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (Stb. 2016, 114) die betrekking hebben op de landelijke publieke omroep (artikel I, onderdelen B en C, E tot en met N, P tot en met T, FF, KK, en OO tot en met QQ) in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt gepubliceerd.

Artikel I, onderdelen Y en EE, en artikel II treden in werking met ingang van 1 januari 2017. Deze artikelen hebben betrekking op het Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse culturele mediaproducties (Mediafonds). In het regeerakkoord-Rutte II is bepaald dat de bekostigingsrelatie met het Mediafonds met ingang van 1 januari 2017 wordt beëindigd.

Ook de artikelen uit de zogenoemde Aanvullende wet treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt gepubliceerd.

Bij de inwerkingtreding wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimale invoeringstermijn van twee maanden. Ook wordt een beroep gedaan op artikel 12 van de Wet raadgevend referendum. Door een beroep te doen op artikel 12 van de Wet raadgevend referendum wordt bewerkstelligd dat de algemeen geldende regeling voor inwerkingtreding van referendabele wetten tijdelijk buiten werking wordt gesteld. Dit doet niet af aan de referendabiliteit van deze wet.

Bovenstaande afwijkingen kunnen worden gerechtvaardigd omdat de inwerkingtreding van deze wet zodanig spoedeisend is dat niet kan worden gewacht op een vast verandermoment, het tijdstip waarop de minimale invoeringstermijn van twee maanden is verstreken of het tijdstip waarop vast komt te staan dat er al dan niet een referendum zal worden gehouden.

De publieke omroep heeft een snelle inwerkingtreding van de bepalingen uit de wet van 16 maart nodig om bepaalde onderdelen uit het Concessiebeleidsplan 2016–2020 uit te kunnen voeren. Dit geldt bijvoorbeeld voor de grotere toegang van externe partijen tot het bestel of grotere flexibiliteit in het programmeren door het schrappen van zendtijd- en plaatsingsgaranties. Deze veranderingen zijn nodig om beter in te kunnen spelen op de veranderingen in het medialandschap. Ook de prestatieovereenkomst kan pas worden afgesloten als de beide wetten in werking zijn getreden. Snelle inwerkingtreding levert geen onevenredige nadelige gevolgen op voor de partijen die geraakt worden door dit wetsvoorstel, zoals de NPO en de omroeporganisaties. Zij zijn al lange tijd op de hoogte van de wijzigingen en hebben hier in hun beleid rekening mee gehouden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Stb. 2016, 115.

X Noot
2

Kamerstukken I 2015/16, 34 264, nr. O.

Naar boven