32 500 Nota over de toestand van ’s Rijks financiën

W BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2011

In mijn brieven van 6 december 2010 en 27 januari 20111 heb ik uw Kamer een notitie toegezegd met de hoofdlijnen van de hervorming van de WWB/WIJ, Wsw en Wajong tot een regeling werken naar vermogen. Deze hervorming is in het regeerakkoord aangekondigd. Het kabinet wil zo komen tot een regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt die gemeenten decentraal uitvoeren. De nieuwe regeling stelt gemeenten in staat meer mensen te laten participeren, budgetten gerichter en effectiever in te zetten en kosten te besparen.

Wet werken naar vermogen stelt solidariteit, draagvlak en betaalbaarheid veilig

Met deze brief bied ik u de notitie aan met de uitwerking op hoofdlijnen van de nieuwe Wet werken naar vermogen (WWNV)2. Het kabinet wil met deze wet bijdragen aan het behoud van de solidariteit, het draagvlak en de betaalbaarheid van de sociale zekerheid voor de toekomst. De notitie schetst, binnen de kaders van het regeer- en gedoogakkoord, op hoofdlijnen de contouren van deze nieuwe wet.

Tevens schetst het kabinet hoe het ervoor wil zorgen dat zoveel mogelijk mensen naar vermogen gaan meedoen. Te veel mensen staan onnodig aan de kant. Iedereen verdient een kans het beste uit zichzelf te halen. Daartoe schrijven we niemand af, maar spreken we iedereen aan. Het kabinet doet dit vanuit het besef dat een baan de beste sociale zekerheid biedt. Daarbij geldt uiteraard dat een goed sociaal vangnet beschikbaar blijft voor diegenen die echt niet mee kunnen doen. De kernpunten van de nieuwe wet zijn daarom:

  • Mensen werken naar vermogen, bij voorkeur bij een reguliere werkgever;

  • Mensen zijn daar in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor, maar krijgen ondersteuning of begeleiding waar dat nodig is;

  • Zoveel mogelijk harmoniseren van polisvoorwaarden;

  • Ontschotting van re-integratiebudgetten;

  • Gemeenten voeren de nieuwe wettelijke regeling uit;

  • Invoering van het instrument van loondispensatie maakt het mogelijk dat werkgevers mensen naar de geleverde productiviteit betalen;

  • Voor jonggehandicapten die echt niet kunnen werken blijft de Wajong bestaan. Voor mensen die alleen in een beschutte omgeving kunnen werken, blijft beschut werken beschikbaar.

Het kabinet streeft naar een arbeidsmarkt in Nederland waarin iedereen naar vermogen deelneemt en waarin uitvoerders de beschikbare re-integratiemiddelen effectiever inzetten.

Zorgvuldig en uitvoerig overlegd met alle betrokken partijen

Ik heb uw Kamer in de eerdergenoemde brieven laten weten dat voor een effectieve en uitvoerbare regeling nauw overleg met de uitvoerders en andere betrokkenen cruciaal is om te bezien op welke wijze zo’n regeling het beste kan worden gerealiseerd. De afgelopen periode heb ik dan ook benut voor overleg met vele betrokken deskundigen op allerlei terreinen. Werkgevers, wetenschappers, cliënten en cliëntenorganisaties, belangenorganisaties, uitvoerders en vele andere partijen bleken zeer bereid om mee te denken.

Het kabinet heeft met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) afspraken gemaakt over de uitwerking van de Wet werken naar vermogen. Deze afspraken staan in het onderhandelaarsakkoord, onderdeel «Werken naar vermogen». Een belangrijke uitkomst van dit overleg is dat het kabinet uit oogpunt van zorgvuldigheid heeft besloten gemeenten meer tijd te geven voor de invoering van de Wet werken naar vermogen. Het streven is de WWNV per 1 januari 2013 in te voeren. Het deelakkoord «Werken naar vermogen» is onderdeel van het bredere Bestuursakkoord dat het kabinet met medeoverheden beoogt te sluiten en waarin alle decentralisaties van het kabinet zijn uitgewerkt. Het onderhandelaarsakkoord wordt aan de leden van de VNG voorgelegd.

Over de uitgangspunten van de nieuwe regeling bestaat mijns inziens brede consensus: mensen moeten kansen krijgen en gestimuleerd worden om naar vermogen deel te nemen aan het arbeidsproces. Een activerend stelsel van sociale zekerheid moet dit ondersteunen. Op basis van alle gesprekken en suggesties heb ik afwegingen gemaakt voor de uitwerking van de plannen zoals die zijn neergelegd in het regeer- en gedoogakkoord.

Motie-Kox c.s. over het beperken van de negatieve gevolgen van aantal Wsw’ers

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer op 7 december 2010 is de motie Kox c.s.3 aangenomen over het beperken van de negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid in de sociale werkvoorzieningen. Van de zijde van het kabinet is toegezegd deze motie te betrekken bij de uitwerking van de hoofdlijnennotitie «Werken naar vermogen. Met de WWNV zorgt het kabinet voor één regime voor iedereen met arbeidsvermogen. Gemeenten kunnen mensen die niet in staat zijn om bij een reguliere werkgever aan de slag te komen, ook in de WWNV gebruik laten maken van het instrument «beschut werk» in de Wsw. Voor mensen die wel bij een reguliere werkgever aan de slag kunnen, maar die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, kunnen gemeenten in de WWNV het instrument loondispensatie inzetten.

Om de toegang tot «beschut werk» in de Wsw te borgen is van belang dat de veranderkracht en het innovatief vermogen van gemeenten en hun sw-bedrijven worden aangesproken. De omslag in denken en doen is al ingezet vanaf 1998 en heeft een extra stimulans gekregen met de ontwikkeling van vernieuwende aanpakken en methoden in de pilots in desociale werkvoorziening «werken naar vermogen» die vanaf eind 2009 lopen.

Het kabinet wil gemeenten en hun bestuurders ondersteunen bij de herstructurering van de sociale werkvoorziening. Om de transitieperiode te overbruggen zal, tegemoetkomend aan de wens van gemeenten tot ondersteuning,een herstructureringsfaciliteit sw-sector worden gecreëerd.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom


X Noot
1

Kamerstukken I 2010/11, 32 500, U.

X Noot
2

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 147876.01.

X Noot
3

Kamerstukken I, 2010/11, 32 500, J.

Naar boven