nr. 28
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 september 2009
Op 29 september heeft uw vaste Kamercommissie LNV bij monde van de
heer Van der Staaij gevraagd om een kwalificatie van berichtgeving over de
staat van instandhouding van de estuaria in de Westerschelde. Daarbij is ook
gevraagd om in te gaan op de juridische status en de verandering daaraan,
alsmede op de betekenis van de in de berichtgeving genoemde documenten uit
1998 en 2003.
Voor de beantwoording van de vraag volg ik de in de tenuitvoerlegging
van de Habitatrichtlijn te onderscheiden stappen: aanmelden van gebieden op
de communautaire lijst, beoordelen staat van instandhouding habitattypen en
soorten, aanwijzen van gebieden.
Aanmelding communautaire lijst
Artikel 4 van de Habitatrichtlijn verplicht landen gebieden aan te melden
voor plaatsing op de communautaire lijst. Het gaat om gebieden die van communautair
belang zijn voor de beschermingsopgave van de richtlijn. Nederland heeft dit
in 1998 en in 2003/2004 gedaan. Elk gebied is, voor de voorkomende habitattypen,
beoordeeld voor een aantal criteria. Eén van die criteria is de «conservation
status» c.q. de beschermingsstatus.
In de toelichting bij het aanmeldingsformulier omschrijft de Europese
Commissie de beschermingsstatus in termen van mate van instandhouding van
structuur en functies en herstelmogelijkheid. Nederland heeft het begrip destijds
geïnterpreteerd als de juridische beschermingsstatus van een gebied,
mede gelet op het feit dat er in die fase nog geen sprake was van deugdelijk
onderbouwde ecologische gegevens over de door de Europese Commissie gevraagde
aspecten. Omdat meeste Habitatrichtlijngebieden binnen de EHS vallen en daarmee
planologisch beschermd zijn, is de juridische beschermingsstatus van die gebieden
eerst in 1998 en daarna in 2003/2004 als «goed» gekwalificeerd.
De Commissie heeft met de plaatsing op de communautaire lijst
deze wijze van aanmelden geaccepteerd.
Beoordelen staat van instandhouding
De aanmelding van gebieden voor de communautaire lijst bevat géén
beoordeling van de staat van instandhouding van de voorkomende habitattypen.
Dat kwam pas aan de orde in het Doelendocument, dat is vastgesteld in november
2006 na bespreking met uw Kamer. De systematiek voor het beoordelen van de
landelijke staat van instandhouding van habitattypen en soorten is in 2005
vastgesteld door het «Habitats Committee» waarin de lidstaten
vertegenwoordigd zijn. Die systematiek is integraal overgenomen in het Natura
2000-Doelendocument. Volgens deze beoordelingssystematiek is op basis van
wetenschappelijk onderzoek de kwalificatie «zeer ongunstig» aan
de ecologische staat van instandhouding van het habitattype 1130 (estuaria)
gegeven.
Aanwijzing van gebieden
In het concept-aanwijzingsbesluit van januari 2007 voor Westerschelde
en het Verdronken Land Saeftinghe is vervolgens voor habitattype 1130 Estuaria
opgenomen dat de staat van instandhouding van het habitattype estuaria zeer
ongunstig is. Als gevolg van menselijke ingrepen in het verleden is in de
Westerschelde een toename opgetreden van hoogdynamische en diepe delen, waarbij
de overgangen naar laagdynamischer en ondiepere delen zeer steil zijn geworden.
Oppervlaktevergroting is noodzakelijk ten behoeve van laag-dynamische natuur
ten behoeve van herstel van biodiversiteit, daarnaast is behoud van de zoet-zout
gradiënt binnen een min of meer stabiel traject van belang voor verbetering
van de waterkwaliteit.
Conclusie
De Engelse term «conservation status» komt conform de Habitatrichtlijn
zowel terug in de procedure voor aanmelding van gebieden op de communautaire
lijst als in de vaststelling van de ecologische staat van instandhouding van
habitats en soorten.
Pas de notitie van het «Habitats Committee» uit 2005 heeft
de lidstaten in staat gesteld de staat van instandhouding van habitattypen
te kwalificeren. Op basis van wetenschappelijk onderzoek is die status voor
de estuaria in de Westerschelde niet anders dan als zeer ongunstig te kwalificeren.
Dat blijft voor het kabinet derhalve het uitgangspunt bij de kabinetsbesluitvorming
rond de Westerschelde.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg