Wet van 5 oktober 2016, houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de samenstelling van het College van procureurs-generaal

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren te wijzigen in verband met de samenstelling van het College van procureurs-generaal, teneinde de mogelijkheden te verruimen tot het benoemen van een lid van het College met specialistische kennis en ervaring op het gebied van financiën en bedrijfsvoering;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan het slot van artikel 1, onderdeel b, onder 5°, wordt voor de puntkomma toegevoegd: , met uitzondering van de procureur-generaal, bedoeld in artikel 130, vierde lid.

B

In artikel 130 worden, onder vernummering van het vierde lid tot zesde lid, de volgende leden ingevoegd:

  • 4. Ten hoogste één van de procureurs-generaal, bedoeld in het derde lid, wordt niet aangesteld als rechterlijk ambtenaar. Deze procureur-generaal wordt niet benoemd tot voorzitter van het College.

  • 5. De in het vierde lid bedoelde procureur-generaal wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister benoemd, geschorst en ontslagen. Ten aanzien van deze procureur-generaal worden de overige bij of krachtens de Ambtenarenwet aan het bevoegd gezag toegekende bevoegdheden uitgeoefend door Onze Minister.

C

In artikel 135, zesde lid, wordt na «De procureurs-generaal» de volgende zinsnede ingevoegd: , met uitzondering van de in artikel 130, vierde lid, bedoelde procureur-generaal,

ARTIKEL II

Na artikel 1 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Het in deze wet bepaalde ten aanzien van de leden van het College van procureurs-generaal is niet van toepassing op de procureur-generaal, bedoeld in artikel 130, vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 5 oktober 2016

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Uitgegeven de veertiende oktober 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 404

Naar boven