Besluit van 19 september 2016, houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige andere besluiten in verband met het aanbrengen van enige technische en juridische verbeteringen en enige andere kleine wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 juni 2016, nr. 2016-0000137661;

Gelet op de artikelen 16, eerste, tweede, derde, zevende en tiende lid, 20, eerste en vierde lid, en 33, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet en de artikelen 4, eerste lid, 5, tweede lid, en 7 van de Warenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 juli 2016, nr. W12.16.0146/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 september 2016, nr. 2016-0000189187;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I ARBEIDSOMSTANDIGHEDENBESLUIT

Het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.10, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Behoudens ten aanzien van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 2.6a, tweede lid, is op elk van de in artikel 2.7, eerste lid, genoemde vakgebieden ten minste een deskundige werkzaam.

B

Artikel 3.5h, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Artikel 3.5g is niet van toepassing op bij ministeriële regeling aangewezen categorieën tankschepen voor wat betreft de volgende werkzaamheden:

    • a. het schoonmaken;

    • b. het onderhouden, herstellen of verbouwen; of

    • c. het geheel of gedeeltelijk slopen, waarbij gevaar bestaat voor brand, explosie, vergiftiging, verstikking of bedwelming.

C

Aan artikel 4.54a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. De werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, worden verricht door of onder toezicht van een persoon die daartoe aantoonbare specifieke deskundigheid bezit.

D

In artikel 6.6, onderdelen b en c, wordt «ISO 1999:1990, punt 3.6» vervangen door: ISO 1999:2016, punt 3.1.

E

In artikel 6.12d, vijfde lid, wordt «deskundige» vervangen door «zorgvuldige» en vervalt: ingrijpend.

F

Aan artikel 6.12e, tweede lid, onderdeel c, wordt toegevoegd: en veiligheid.

G

Aan artikel 6.13 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Op deelnemers aan een training voor het veilig ontsnappen uit een object onder water, waarbij gebruik wordt gemaakt van ademgas onder overdruk, zijn de artikelen 6.14a en 6.16, vijfde en zesde lid, niet van toepassing indien:

    • a. zij vooraf een longfunctieonderzoek hebben ondergaan waarmee vastgesteld kan worden dat er geen verhoogd gezondheidsrisico is bij het volgen van de training, en

    • b. de training wordt gegeven in aanwezigheid van een duiker, een reserveduiker, een duikmedisch begeleider en een duikploegleider als bedoeld in artikel 6.16.

H

In artikel 6.12o, eerste lid, wordt «mist» vervangen door: mits.

I

De leden elf, twaalf, dertien onderscheidenlijk veertien van artikel 7.4a worden vernummerd tot de leden tien, elf, twaalf onderscheidenlijk dertien.

J

Artikel 7.20, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Hijs- en hefgereedschap wordt afgestemd op de kenmerken van de te hanteren lasten, de aanslagpunten, de haakvoorziening en de weersomstandigheden, daarbij rekening houdend met de wijze van aanslaan van de last en het te gebruiken hijs- of hefwerktuig en is geschikt voor de uit te voeren hijs- en hefhandeling.

K

Artikel 7.23a komt te luiden:

Artikel 7.23a Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van ladders en trappen

  • 1. Ladders en trappen worden zodanig geplaatst dat bij gebruik hun stabiliteit altijd is gewaarborgd. In ieder geval worden hiertoe de volgende, zo nodig gecombineerde, maatregelen genomen:

    • a. de steunpunten van draagbare ladders en trappen rusten op een stabiele, stevige en onbeweeglijke ondergrond van voldoende omvang, zodat de sporten horizontaal blijven, door een van de volgende, zo nodig gecombineerde, maatregelen:

      • 1°. het vastzetten van boven- of onderkant van de ladderbomen;

      • 2°. een adequate antislipinrichting; of

      • 3°. een andere, even doeltreffende maatregel;

    • b. toegangsladders steken tenminste 1 meter uit boven het toegangsniveau, tenzij andere voorzieningen een veilig houvast mogelijk maken;

    • c. verrolbare ladders en trappen worden vastgezet voordat zij worden betreden; of

    • d. hangladders worden stevig vastgemaakt en, met uitzondering van touwladders, zodanig dat zij niet kunnen verschuiven en dat heen en weer zwaaien wordt vermeden.

  • 2. Bij gebruik van ladders en trappen hebben werknemers altijd veilige steun en houvast. In ieder geval worden hiertoe de volgende, zo nodig gecombineerde, maatregelen genomen:

    • a. het met de hand dragen van lasten op een ladder of een trap mag in geen geval een veilig houvast belemmeren;

    • b. hangladders worden stevig vastgemaakt en, met uitzondering van touwladders, zodanig dat zij niet kunnen verschuiven en dat heen en weer zwaaien wordt vermeden; of

    • c. de verschillende delen van meerdelige ladders en schuifladders verschuiven niet ten opzichte van elkaar tijdens gebruik.

L

In artikel 9.1 vervalt: , 2.6.

M

Artikel 9.5 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «4.48a, tweede lid, onderdelen b en c, en vierde lid» vervangen door: 4.48a, eerste en tweede lid, onderdelen a, b en c, en vierde lid, 4.50.

b. In het eerste lid, onderdeel e, wordt na «7.3,» ingevoegd: tweede lid, en.

c. In het vijfde lid, onderdeel c, onder 5°, wordt «7.3, tweede, derde lid» vervangen door: 7.3, derde lid.

d. In het vijfde lid, onderdeel c, onder 4°, wordt voor «6.14» ingevoegd: 6.13, derde en vierde lid,.

N

Artikel 9.9b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «1.46, tweede tot en met dertiende lid» vervangen door: 1.46.

b. In onderdeel d wordt «4.10c, vierde en vijfde lid» vervangen door «4.10c, tweede, vierde en vijfde lid» en wordt 4.91, eerste tot en met derde, vijfde, zesde en tiende lid» vervangen door: 4.91, eerste tot en met derde lid, vijfde, zesde, achtste en tiende lid.

c. In onderdeel f wordt «6.9 tot en met, 6.11» vervangen door: 6.9 tot en met 6.11.

d. In onderdeel g wordt «7.23 tot en met 7.23c» vervangen door: 7.23 tot en met 7.23d.

O

In artikel 9.22, derde lid, onderdeel b, wordt «, 4.109 en 4.110» vervangen door: en 4.109.

ARTIKEL II WARENWETBESLUIT DRUKAPPARATUUR 2016

Het Warenwetbesluit drukapparatuur 2016 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 28, eerste lid, onderdeel a, wordt «25» vervangen door: 24.

B

In artikel 31, eerste lid, onderdeel a, wordt «26» vervangen door: 25.

ARTIKEL III WARENWETBESLUIT MACHINES

Aan artikel 6fa van het Warenwetbesluit machines wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Het eerste lid is niet van toepassing op hijs- en hefwerktuigen die al dan niet tijdelijk zijn verbonden met een machine en die uitsluitend bestemd zijn voor toegang tot de werkplek inclusief onderhoud en inspectie van die machine.

ARTIKEL IV BESLUIT VAN 17 DECEMBER 2002 (STB. 2002, 652)

Artikel I, onderdeel AZ, van het Besluit van 17 december 2002 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (veiligheid en gezondheid van werknemers in de mijnbouwsector; werken onder overdruk en enige andere wijzigingen) (Stb. 2002, 652) vervalt.

ARTIKEL V INWERKINGTREDING

  • 1. De artikelen I en IV van dit besluit treden in werking met ingang van 1 januari 2017.

  • 2. De artikelen II en III van dit besluit treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 19 september 2016

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Uitgegeven de negenentwintigste september 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

A. Algemeen

De onderhavige wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit) bevat een aantal wijzigingen die voornamelijk technisch en juridisch van aard zijn. De wijzigingen hebben betrekking op deskundigen bij arbodiensten, de risicio-inventarisatie en -evaluatie rond optische straling, geluid, duikarbeid, hijs- en hefgereedschap, ladders en trappen, verplichtingen van zelfstandigen en meewerkende werkgevers, beboetbaarstelling en de keuring van machinistenliften in torenkranen. In de artikelsgewijze toelichting worden deze wijzigingen die deels tot doel hebben onduidelijkheden weg te nemen uitgebreid toegelicht.

B. Uitvoering en handhaving

De wijziging van de aard van het dienstverband van de deskundigen zoals genoemd in artikel 2.10, tweede lid, van het Arbobesluit heeft geen effecten op het toezicht door de Inspectie SZW op aangewezen instellingen die het certificaat arbodienst afgeven. De verlening van certificaten aan arbodiensten vindt plaats door de certificerende instellingen die daartoe zijn aangewezen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De aanpassingen in de voorschriften voor trappen en ladders leiden tot verbeterde handhavingsmogelijkheden. Toevoeging van enkele voorschiften tot de categorie beboetbare overtredingen leidt tot effectievere handhaving en naleving.

De uitzondering voor machinistenliften in torenkranen leidt niet tot afzwakking van de handhavingsmogelijkheden. De overige wijzigingen halen onduidelijkheden in de voorschriften weg en versterken daarmee de handhavingsmogelijkheden.

C. Gevolgen

Administratieve lasten en bedrijfseffecten

Doordat de contractuele relatie van de deskundigen die voor een gecertificeerde arbodienst werkzaam zijn wordt vrijgelaten, ontstaat er meer ruimte waardoor wordt het ook voor kleinere arbodiensten makkelijker om aan de certificatie eisen voor een arbodienst te voldoen. De kans dat het loon doorbetaald moet worden terwijl er geen werkzaamheden te verrichten zijn, neemt hierdoor af en draagt bij aan een gezonde bedrijfsvoering.

De aanpassing van de keuringsverplichtingen voor machinistenliften van torenkranen leveren een theoretische besparing voor de sector van € 105.000,– per jaar op.

De toevoeging van enkele voorschriften voor zelfstandigen en meewerkende werkgevers die ook gelden voor gewone werknemers en werkgevers zijn bedoeld om een ongewenste ongelijkheid in bescherming weg te nemen. Verwacht wordt dat deze voorschriften al vrijwillig worden nagekomen. De aanpassing heeft vooral tot gevolg dat het niet naleven beboetbaar gesteld kan worden.

Artikelsgewijs

Artikel I Arbeidsomstandighedenbesluit

A

De eis in artikel 2.10, tweede lid, dat de deskundige werkzaam moet zijn krachtens een arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling voor onbepaalde tijd is niet langer opgenomen. Dat betekent dat bijvoorbeeld ook een overeenkomst van opdracht, in de praktijk wel aangeduid, als een dienstverleningsovereenkomst, gesloten kan worden om de verhouding tussen de deskundige en de arbodienst te regelen. Gebleken is dat het met name voor kleine arbodiensten bezwaarlijk is om arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd aan te gaan met deze deskundigen, ook al waren het overeenkomsten voor een beperkt aantal uren per jaar. In de praktijk is bovendien gebleken dat de continuïteit en daarmee de kwaliteit van de dienstverlening door arbodiensten niet afhankelijk is van de vorm van de overeenkomst met de deskundigen. De kwaliteit van de dienstverlening blijft verzekerd door de certificatie eisen voor arbodiensten die in bijlage IIb van de Arbeidsomstandighedenregeling (hierna: Arboregeling) zijn opgenomen. Hierin is in hoofdstuk 6 bepaald dat de arbodienst de professionele onafhankelijkheid moet garanderen. De aanpassing van artikel 2.10, tweede lid, gebeurt op verzoek van en in overleg met de Beheerstichting Certificatie Arbodiensten. In de beheerstichting zijn zowel de arbodiensten als werkgevers- en werknemersverenigingen vertegenwoordigd.

B

De redactie van artikel 3.5h, eerste lid, (oud) van het Arbobesluit wekte onbedoeld de indruk dat artikel 3.5g als regel niet van toepassing is op tankschepen. Dit speelt echter alleen voor bij ministeriële regeling aangewezen categorieën tankschepen. Momenteel is er geen ministeriële regeling ter zake. Artikel 3.5g van het Arbobesluit is thans dus altijd van toepassing.

De nieuwe redactie brengt dit duidelijker tot uitdrukking.

C

Artikel 14 van de Europese richtlijn 2009/148/EG van 30 november 2009 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk (PbEU 2009, L 330), verplicht wat betreft asbestwerkzaamheden tot voldoende deskundigheid via specifieke opleidingen. Ook verplicht de richtlijn in de artikelen 12 en 13 tot deugdelijk onderzoek voordat asbest wordt verwijderd. Zonder certificaat mag een bedrijf in Nederland geen asbest inventariseren en meestal ook niet saneren.

Anders dan voor werknemers die asbest saneren, bestond er voor werknemers die asbest inventariseren in artikel 4.54a van het Arbobesluit nog geen deskundigheidsverplichting. Aan het nieuwe voorschrift dat bepaalt dat werknemers die asbestinventarisatiewerkzaamheden uitvoeren deskundig moeten zijn, wordt in elk geval voldaan indien zij beschikken over een certificaat Deskundig Inventariseerder Asbest (DIA) van stichting Certificatie Asbest (Ascert). In deze stichting zijn werkgevers, werknemers en deskundigen in de branche vertegenwoordigd. Het betreffende certificatieschema is op de website www.ascert.nl te vinden.

De gekozen formulering laat de ruimte voor de werknemer (en zijn werkgever) om overtuigend aan te tonen dat hij over een op andere wijze verkregen deskundigheid beschikt op minstens hetzelfde niveau als met het certificaat DIA wordt aangetoond.

D

Ter bepaling van de dagelijkse en wekelijkse blootstelling aan lawaai zijn in artikel 6.6, onderdelen b en c definities gegeven die verwijzen naar formuleringen in de internationale norm ISO 1999;1990. Deze norm is ingetrokken sinds 11 maart 2016 en vervangen door ISO 1999:2016, zodat in artikel 6.6 de verwijzing aangepast moet worden. In de nieuwe versie van de norm is de tekst onder punt 3.6 van de oude versie, opgenomen in punt 3.1. Inhoudelijk is de tekst niet gewijzigd.

E

De beoordeling, meting en berekening in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie van de niveaus van optische straling waaraan de werknemers waarschijnlijk zullen worden blootgesteld, dienen adequaat gepland te worden. De in artikel 6.12d, vijfde lid, van het Arbobesluit gebruikte term «deskundige» is niet op zijn plaats. Wel dient het met de nodige zorgvuldigheid gedaan te worden.

De beoordeling, meting en berekening dienen bij iedere meer dan marginale wijziging in de omstandigheden opnieuw uitgevoerd te worden. De eveneens in het vijfde lid gebezigde term «ingrijpend» is te beperkend. In dit artikel is daarom het woord «ingrijpend» verwijderd.

F

Bij de in artikel 6.12e, tweede lid, onderdeel c, van het Arbobesluit genoemde technische maatregelen om de risico’s van blootstelling aan kunstmatige optische straling te beperken ter bescherming van de gezondheid dient men behalve de gezondheid ook de veiligheid van de werknemer in ogenschouw te nemen. Zowel de gezondheid als de veiligheid van de werknemer moeten in lijn met de uitgangspunten van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet) door middel van (technische) maatregelen beschermd worden. Daarom is hier het begrip veiligheid toegevoegd.

G

Afdeling 5 van hoofdstuk 6 van het besluit bevat de verplichting dat men bij arbeid onder overdruk een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 6.14a heeft ondergaan en beschikt over een duikcertificaat. Degenen die opleidingen voor zelfredzaamheid volgen die gericht zijn op het veilig ontsnappen vanuit een object onder water zouden dan ook aan beide verplichtingen moeten voldoen. Dit zijn onnodig zware verplichtingen om de veiligheid van de cursisten te verzekeren.

De betreffende opleidingen worden bijvoorbeeld gegeven aan personeel van (olie)productieplatforms op het continentaal plat die per helikopter worden vervoerd, of aan piloten, voor het geval deze onverwacht onder water geraken aan boord van deze luchtvaartuigen. Het is van belang dat in de trainingen de apparatuur kan worden toegepast waarmee deze luchtvaartuigen in de praktijk zijn uitgerust. De opleidingen worden gegeven in de geconditioneerde omgeving van een zwembad. Het nieuwe vierde lid voorziet erin dat de cursist geen volledig arbeidsgezondheidskundig onderzoek door een gecertificeerd duikerarts hoeft te ondergaan, maar volstaan kan worden met een longfunctieonderzoek waarmee vastgesteld kan worden dat er geen verhoogd gezondheidsrisico is bij het volgen van de training. Dit onderzoek hoeft niet door een gecertificeerd duikerarts te worden verricht. Een longfunctieonderzoek is bedoeld om aandoeningen op te sporen die ertoe kunnen leiden dat de uitzettende lucht bij de opstijging tot schade aan de longen kan leiden. Artsen die deze longfunctieonderzoeken uitvoeren kunnen voor dit onderzoek gebruik maken van het protocol spirometrie dat op de website van het Nederlands Huisartsen Genootschap, of de COPD & Astma Huisartsen Advies Groep is te vinden (www.nhg.nl of cahag.nhg.org).

De grootste risico’s bij de training doen zich voor bij de ontsnapping naar de wateroppervlakte. Om die reden moet een gecertificeerd duiker in het water aanwezig zijn om de cursist in het zicht te kunnen houden en in te kunnen grijpen als de cursist in gevaar komt doordat hij bijvoorbeeld niet voldoende uitademt. De reserveduiker dient aanwezig te zijn voor het verlenen van hulp aan en het redden van de duiker indien deze in moeilijkheden raakt. De duikmedische begeleider moet direct symptomen van gezondheidsproblemen herkennen en indien nodig zo spoedig mogelijk contact opnemen met een gecertificeerd duikerarts. Uiteraard dient er ook een risico-inventarisatie en -evaluatie uitgevoerd te zijn, zodat de training is afgestemd op de belastbaarheid van de deelnemers en de specifieke omstandigheden. Het voorgaande geldt voor werkgevers, maar ook voor zzp-ers en alleenwerkende werkgevers. Daarom behoeft artikel 9.5, vijfde lid, onderdeel c, eveneens aanpassing.

I en artikel IV Besluit van 17 december 2002 (Stb. 2002, 652)

Met het besluit van 17 december 2002 (Stb. 2002, 652) tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (veiligheid en gezondheid van werknemers in de mijnbouwsector; werken onder overdruk en enige andere wijzigingen) is in artikel I, onderdeel AZ, een wijziging opgenomen van artikel 7.4a die nooit in werking is getreden. De wijziging hield verband met de toentertijd voorgenomen certificering van duik- en caissonsystemen opgenomen in artikel 6.15a. Artikel 6.15a is ingetrokken met het besluit van 5 juni 2014 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de herziening van de grenswaarden voor asbest alsmede enkele technische wijzigingen (Stb. 2014, 217). Om die reden heeft de voorgenomen wijziging van artikel 7.4a geen functie meer en kan om die reden vervallen. Dit brengt in artikel I, onderdeel O, een vernummering van artikelleden in artikel 7.4a met zich.

J

Dit betreft een aanpassing van de aanhef van artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit waarbij verduidelijkt wordt dat het type hijs- en hefgereedschap objectief wordt bepaald op grond van de in dat artikel opgenomen elementen en dat het niet gaat om een subjectieve keuze van de werkgever voor bepaalde typen hijs- en hefgereedschap. Uit oogpunt van adequate handhaving is gekozen voor deze neutralere formulering. In dit lid wordt verder niet gesproken over keuze op basis van de arbeidshygiënische strategie (bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Arbowet), maar gaat het over het gekozen hijs- en hefgereedschap dat afgestemd moet zijn op de kenmerken van de te hanteren lasten, de aanvatpunten, de haakvoorziening en de weersomstandigheden en voorts geschikt dient te zijn voor de uit te voeren hijs- en hefhandelingen. Het gaat hierbij om de meest praktische aanpak en niet om de (theoretische) bronaanpak.

K

Aan het gebruik van ladders en trappen worden in artikel 7.23a van het Arbobesluit de nodige eisen gesteld. Volgens de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS) (ECLI:NL:RVS:2013:1236) volgt uit artikel 7.23a, tweede lid, aanhef en onder a, van het Arbobesluit (oud) dat in ieder geval de daarin vermelde maatregelen moeten worden genomen om het gevaar van het wegglijden van de voet van draagbare ladders en trappen tegen te gaan. Daarbij is de RvS van mening dat uit die bepaling volgt dat de maatregelen alternatief, los van elkaar, kunnen worden genomen, nu in die bepaling het woord «of» wordt gebruikt. Andere maatregelen dan de in de betreffende bepaling genoemd, dienen even effectief te zijn als de genoemde maatregelen. Daaruit begrijpt de RvS dat het gebruik van de genoemde maatregelen ieder op zich als effectief wordt beschouwd.

Volgens de RvS suggereren de woorden «in ieder geval» in de aanhef van het tweede lid wel dat in voorkomende gevallen toch nog andere maatregelen kunnen zijn vereist, naast die welke in onderdeel a als effectief zijn geduid, echter zonder dat wordt omschreven welke die maatregelen zijn. De RvS achtte deze bepaling in zoverre onduidelijk en daardoor in strijd met de rechtszekerheid die in het kader van het beboetbaar zijn van een handeling of het nalaten ervan vereist is, dat werkgevers niet tegengeworpen kan worden niet zulke aanvullende maatregelen te hebben genomen, zodat hen deswege geen boete opgelegd mag worden.

Met deze wijziging worden het eerste en het tweede lid geherschikt en daarmee wordt bovengenoemde onduidelijkheid weggenomen. De eerste zin van artikel 7.23a, eerste en tweede lid, van het Arbobesluit is daarom omgevormd tot een doelvoorschrift (de norm) en het daarop volgende deel bevat vervolgens de meest voorkomende voorbeelden. In de aanhef van het eerste en tweede lid wordt aangegeven dat de werkgever niet zonder meer kan volstaan met een maatregel, maar dat hij ook moet kijken of tot gecombineerde maatregelen moet worden gekomen. Bijvoorbeeld bij het gebruik van (draagbare) ladders en trappen dient het gevaar van wegglijden (van de voet) met een doeltreffende maatregel tegengegaan te worden. Daarbij dient adequaat gehandeld te worden. Bij het begrip «adequaat» kan aan het volgende worden gedacht: de werkgever dient op basis van een inventarisatie van de feitelijke situatie ter plaatse en rekening houdend met eventuele bijzondere omstandigheden tot een beslissing omtrent het al dan niet adequaat zijn van de voorziening, te komen. In een denkbare situatie (bijvoorbeeld in het geval van een gladde (tegel)vloer is het enkel treffen van één van de in dit artikel genoemde maatregelen niet voldoende, maar dient er een combinatie van maatregelen gekozen te worden om het wegglijdgevaar te voorkomen.

L

Bij het schrappen van artikel 2.6 bij Besluit van 5 december 2006 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit ter vergroting van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid en ter beperking en vereenvoudiging van de regelgeving en van enige andere besluiten in verband hiermee (Stb.674) is abusievelijk de verwijzing naar artikel 2.6 in artikel 9.1 van het Arbobesluit niet aangepast. In dit onderdeel wordt deze omissie hersteld.

M

Artikel 9.5 van het Arbobesluit gaat over nalevingverplichtingen voor zelfstandigen en meewerkende werkgevers. Deze verplichtingen zijn mede bedoeld om hen te beschermen tegen eigen ongezond en onveilig werken. Na heroverweging van de diverse artikelen van het Arbobesluit is om deze reden besloten nog een aantal bepalingen waarbij het gaat om het opstellen van een werkplan en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen bij het verwijderen van asbest (artikel 4.48 en 4.50), alsmede de keuze van arbeidsmiddelen (artikel 7.3) ook op hen van toepassing te verklaren en bij overtreding beboetbaar te stellen.

Hetgeen geregeld is in onderdeel F (met betrekking tot wijziging van artikel 6.13 van het Arbobesluit in verband met duikarbeid in het kader van opleidingen voor zelfredzaamheid onder water) geldt voor werkgevers, maar ook voor zzp-ers en alleenwerkende werkgevers. Daarom behoeft artikel 9.5, vijfde lid, onderdeel c, onder 4°, van het Arbobesluit aanpassing.

N

Deze wijziging van artikel 9.9b van het Arbobesluit is het resultaat van een inventarisatie en de actualisering van de verplichtingen uit het Arbobesluit die sanctiewaardig worden geoordeeld. Artikel 1.44 betreft de toepasselijkheid van de bepalingen uit het Arbobesluit bij plaatsonafhankelijk werken. Artikel 7.23d van het Arbobesluit ziet op de bij het gebruik van werkbakken te treffen specifieke maatregelen (naast de algemene maatregelen genoemd in artikel 7.23c van het Arbobesluit). Verder is nu consequent het niet verlenen van medewerking bij inzage door werknemers in medische dossiers beboetbaar gesteld.

O

Bij het schrappen van Hoofdstuk 4, Afdeling 10, paragraaf 4, waaronder artikel 4.110 valt, bij Besluit van 13 juni 2012, houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met verdere bescherming van zelfstandigen, het plaatsonafhankelijk werken, de invoering van de algemene verplichting voor werkgevers tot het digitaal melden van gegevens bij de Inspectie SZW en van het Warenwetbesluit drukapparatuur in verband met een redactionele aanpassing (Stb. 270) is abusievelijk de verwijzing naar artikel 4.110 in artikel 9.22 niet aangepast. In dit onderdeel wordt deze omissie hersteld.

Artikel II Warenwetbesluit drukapparatuur 2016

In de artikelen 28 en 31 wordt verwezen naar bepalingen van richtlijn 2014/68/EU (PbEU 2014, L 168). Bij een vernummering van de artikelen van het besluit in de ontwerpfase zijn de bepalingen van de richtlijn per abuis mee vernummerd. De onderhavige wijzigingen corrigeren dit.

Artikel III Warenwetbesluit machines

In artikel 6fa zijn de keuringsverplichtingen voor hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenverkeer opgenomen. Hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer die deel zijn van een machine (verder te noemen: machinistenliften) worden in het zesde lid (nieuw) uitgezonderd van het eerste lid van artikel 6fa van het Warenwetbesluit machines.

Machinistenliften komen in de praktijk voor in torenkranen. Het gebruik van machinistenliften in torenkranen is vergelijkbaar met het gebruik van deze machinistenliften in bijvoorbeeld havenkranen. Door deze uitzondering wordt de keuring van machinistenliften in torenkranen in lijn gebracht met de gangbare praktijk bij andere machinistenliften. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, die door de minister van SZW is aangewezen, blijft betrokken bij de keuring voor de ingebruikneming na elke herstelling of wijziging op de arbeidsplaats. Deze wijziging levert de sector een financieel voordeel op. De Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport (verder te noemen: TCVT) heeft aangegeven dat het gaat om ongeveer 150 machinistenliften die in een torenkraan worden toegepast. Een keuring van dergelijke machinistenlift kost volgens TCVT ongeveer € 350,– per keuring. De wijziging leidt tot een theoretische besparing voor de sector per jaar van € 105.000,–, namelijk het vervallen van twee keuringen voor 150 werktuigen à € 350,– per keuring. De woorden «van die machine» beogen te voorkomen dat een (losstaande) bouwlift die mede wordt gebruikt voor onderhoud, ook onder de uitzondering valt.

Artikel V Inwerkingtreding

De in de artikelen II en III opgenomen wijzigingen van de Warenwetbesluiten drukapparatuur 2016 en machines houden verband met de implementatie van EU-richtlijnen en treden daarom direct in werking. Dit in afwijking van de vaste verandermomenten (aanwijzing voor de regelgeving 174, onderdeel 4, letter d). De overige onderdelen treden met ingang van 1 januari 2017 in werking.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven