Besluit van 23 augustus 2016 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een deel van de artikelen van de Wet tegemoetkomingen loondomein

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 augustus 2016, nr. 2016-0000158504;

Gelet op artikel 6.4 van de Wet tegemoetkomingen loondomein;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De artikelen van de Wet tegemoetkomingen loondomein, met uitzondering van de artikelen 2.1 tot en met 2.17, 4.7, eerste, derde lid, vierde en vijfde lid, tweede zin, 5.1, 5.2, 6.1, 6.2 en 6.3, treden in werking met ingang van 1 januari 2017.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 23 augustus 2016

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Uitgegeven de tweede september 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel 6.4 van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) voorziet in de mogelijkheid om de artikelen van die wet of onderdelen daarvan op een verschillend tijdstip bij koninklijk besluit in werking te laten treden. In de artikelsgewijze toelichting bij dat inwerkingtredingsartikel is toegelicht dat voor deze wijze van inwerkingtreding is gekozen omdat het voornemen is dat de bepalingen inzake het lage-inkomensvoordeel in werking zullen treden met ingang van 1 januari 2017 en de bepalingen inzake loonkostenvoordelen met ingang van 1 januari 2018.1 Het onderhavige inwerkingtredingsbesluit voorziet er daarom in dat de bepalingen in de hoofdstukken I, III en IV (met uitzondering van artikel 4.7, eerste, derde, vierde en vijfde lid, tweede volzin), en de artikelen 6.4 en 6.5 in werking treden met ingang van 1 januari 2017. Hoewel de artikelen 6.1 en 6.3 niet alleen betrekking hebben op loonkostenvoordelen, maar ook op het lage-inkomensvoordeel is inwerkingtreding van die artikelen per 1 januari 2017 nog niet noodzakelijk. In de inwerkingtreding van die artikelen en van de overige artikelen zal op een later moment worden voorzien door middel van een separaat koninklijk besluit.

De beleidsverantwoordelijkheid voor de door de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ondertekende Wtl berust in hoofdzaak bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Om die reden geschiedt de voordracht van dit koninklijk besluit door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstukken II 2015/16, 34 304, nr. 3, blz. 36.

Naar boven