Besluit van 7 juli 2016, houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het stellen van regels over de omzetgerelateerde boete

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 april 2016, kenmerk 954316-145243-VGP;

Gelet op artikel 32b, eerste lid, van de Warenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 juni 2016, nr. W13.16.0091/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 juli 2016, kenmerk 882319-145243-VGP;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt na «bestuurlijke boete» ingevoegd: , dan wel bepaalt de in kolom III opgenomen aanduiding «x» dat ter zake van die overtreding een omzetgerelateerde bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. De omzetgerelateerde boete bedoeld in het eerste lid is gelijk aan één procent van de jaaromzet in het boekjaar voorafgaande aan de overtreding met een maximum gelijk aan het bedrag van een geldboete van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht indien de in de overtreding genoemde gedraging opzettelijk is verricht dan wel een half procent indien de in de overtreding genoemde gedraging met grove schuld is verricht.

  • 3. De berekening van de omzet, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op voet van het bepaalde voor de netto-omzet in artikel 377, zesde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan de in kolom III opgenomen omzetgerelateerde boete worden opgelegd aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon met een omzet van ten minste tien miljoen euro in het boekjaar voorafgaande aan de overtreding.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt na «bedrag van de bestuurlijke boete» ingevoegd: , alsmede de in kolom III opgenomen omzetgerelateerde boete,.

C

De bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel met de kolommen «Omschrijving van de overtreding» en «Boetebedrag per categorie» wordt na de kolommen I en II een kolom III toegevoegd.

2. Rubriek A, «Warenwet», komt te luiden:

A

Warenwet

     

A-1.1

art. 18 sub a

€ 795,–

€ 1.590,–

x

A-1.2

art. 18 sub b

€ 795,–

€ 1.590,–

x

A-2.1

art. 19 lid 1

€ 795,–

€ 1.590,–

x

A-2.3

art. 19 lid 2

€ 795,–

€ 1.590,–

x

A-3.1

art. 20 lid 1

€ 795,–

€ 1.590,–

x

A-3.2

art. 20 lid 2

€ 795,–

€ 1.590,–

x

A-3.4

art. 20 lid 3

€ 795,–

€ 1.590,–

x

A-4.1

art. 21b, lid 1

€ 795,–

€ 1.590,–

x

A-4.2

art. 21b, lid 3

€ 795,–

€ 1.590,–

x

A-5.1

art. 24, lid 1

€ 795,–

€ 1.590,–

x

A-5.2

art. 24, lid 5

€ 795,–

€ 1.590,–

x

A-6.1

art. 32c

€ 795,–

€ 1.590,–

 

3. In rubriek B-1, «Warenwetbesluit algemene productveiligheid», wordt in de kolom III (nieuw) een «x» geplaatst bij alle omschrijvingen.

4. Rubriek D-26, «Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding», wordt als volgt gewijzigd:

a. Bij de omschrijvingen D-26.1.1 tot en met D-26.1.5, D-26.3.1 tot en met D-26.4.2, D-26.5 tot en met D-26.9.2, D-26.9.7, D-26.10.1 tot en met D-26.13.2 wordt in de kolom III (nieuw) een «x» geplaatst.

b. De omschrijvingen D-26.4.3, D-26.9.3 tot en met D-26.9.6 vervallen.

c. Bij de omschrijving D-26.9.2 wordt «art. 3 lid 3 j° art. 5a» vervangen door: art. 3 lid 3 j° art. 5.

5. In rubriek D-31, «Warenwetbesluit bijzondere voeding 2016», wordt in de kolom III (nieuw) een «x» geplaatst bij omschrijving D-31.1.

6. In rubriek D-73, «Warenwetbesluit vruchtensappen 2012», wordt in de kolom III (nieuw) een «x» geplaatst bij alle omschrijvingen.

7. In rubriek D-84, «Warenwetbesluit informatie levensmiddelen», wordt in de kolom III (nieuw) een «x» geplaatst bij de omschrijvingen D-84.1.1 tot en met D-84.1.6, D-84.2.1.2 tot en met D-84.7.

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel C, vijfde lid, in werking met ingang van 20 juli 2016. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 19 juli 2016, treedt artikel I, onderdeel C, vijfde lid, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 7 juli 2016

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Uitgegeven de achttiende juli 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

Als gevolg van de Wet van 20 mei 2015 tot wijziging van de Warenwet in verband met het verhogen van het maximum bedrag van de bestuurlijke boete en enkele andere wijzigingen waaronder regels inzake het aanprijzen van het aanbrengen van een tatoeage of piercing en wijziging van de Warenwet BES in verband met het eenduidig regelen van de bevoegdheden van de toezichthouders en de eilandbesturen (Stb. 2015, 235), is artikel 32a van de Warenwet gewijzigd. Dit artikel bepaalt voor welke overtredingen van de Warenwet een bestuurlijke boete en voor welke overtredingen een strafrechtelijke sanctie kan worden opgelegd. De maximumboete voor overtredingen van de Warenwet is door het amendement Dikkers1 gesteld op de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit bedrag bedraagt thans € 820.000,–. In het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten staan de concrete boetebedragen die bij overtreding van de verschillende regels op grond van de Warenwet kunnen worden opgelegd. De Warenwet heeft betrekking op levensmiddelen en niet-levensmiddelen. Een deel van de niet-levensmiddelen betreft technische voortbrengselen die als arbeidsmiddelen worden ingezet, die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) vallen (de Warenwetbesluiten machines, liften, drukapparatuur, drukvaten van eenvoudige vorm, persoonlijke beschermingsmiddelen, explosieveilig materieel en containers). Het verhoogde boetemaximum geldt voor het hele terrein van de Warenwet.

Omzetgerelateerde boete: overtredingen

De regering introduceert in het onderhavige besluit een omzetgerelateerde boete voor opzettelijke overtredingen of overtredingen met grove schuld begaan van warenwettelijke voorschriften, waar de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) verantwoordelijk voor is. De uitwerking van het verhoogde boetemaximum voor overtredingen van warenwettelijke voorschriften waar de Minister van SZW verantwoordelijk voor is, wordt in een apart wijzigingsbesluit geregeld. Hierbij zal gekozen worden voor een andere (wel omzetgerelateerde) boetesystematiek dan zoals hieronder beschreven, dit om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de markt voor de als arbeidsmiddelen in te zetten technische voortbrengselen.

Door middel van het onderhavige besluit wordt voor een aantal overtredingen in de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten bepaald dat daarvoor een omzetgerelateerde boete kan worden opgelegd. In het ontwerpbesluit waren aanvankelijk overtredingen op het terrein van de eerlijkheid in de handel en goede voorlichting omtrent waren opgenomen die het meest in het oog springen. Naar aanleiding van de voorhangprocedure is de omzetgerelateerde boete uitgebreid naar overtredingen op het terrein van de (voedsel- en product)veiligheid. Daarbij is de keuze gemaakt om de reikwijdte van het ontwerpbesluit voor wat betreft de geselecteerde Warenwetbesluiten niet uit te breiden.

Op termijn zal voor iedere overtreding op het gebied van de eerlijkheid in de handel, goede voorlichting omtrent waren en de voedsel- en productveiligheid een omzetgerelateerde boete worden geïntroduceerd. Deze omzetgerelateerde boete kan op grond van artikel 32a, derde lid, onderdeel a, van de Warenwet niet worden opgelegd als er sprake is een opzettelijke of roekeloze overtreding die een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft. De regering zal hiervoor de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten verder herzien, maar kiest ervoor om nu reeds dit instrumentarium beschikbaar te hebben.

Bij het opleggen van een omzetgerelateerde boete gaat het om situaties waarin sprake is van een opzettelijke overtreding, dan wel een overtreding, waarbij sprake is van grove schuld. De regering wil uitsluiten dat in gevallen van een overtreding waarbij de verwijtbaarheid gemiddeld is een hoge omzetgerelateerde boete wordt opgelegd die niet in verhouding staat tot de ernst van de overtreding. In het geval van een opzettelijke overtreding of bijvoorbeeld een ernstig gebrek aan voorzorgsmaatregelen is dit in de visie van de regering anders. Bij opzettelijke overtredingen zal een hogere omzetgerelateerde boete worden opgelegd dan wanneer sprake is van grove schuld. Dit is in lijn met artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is bepaald dat de verhouding tussen de zwaarte van de sanctie en de ernst van de overtreding evenredig dient te zijn.

Van een opzettelijke overtreding is in ieder geval sprake indien de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (verder: NVWA) een overtreding constateert en daarvoor een schriftelijke waarschuwing geeft of een bestuurlijke boete oplegt, en het bedrijf de overtreding blijft begaan. Indien een bedrijf gebrekkige voorzorgsmaatregelen treft, kan er sprake zijn van grove schuld.

Omzetgerelateerde boete: overtreders

Als gevolg van het amendement Dikkers is de bestuurlijke boete die kan worden opgelegd verhoogd tot maximaal de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht met de uitdrukkelijke bedoeling om de afschrikwekkende werking voor grote bedrijven, en daarmee de naleving van de regels op grond van de Warenwet, te vergroten. De regering geeft dit vorm door een omzetgerelateerde boete slechts op te leggen als sprake is van een gerealiseerde jaaromzet van ten minste € 10 miljoen. Deze grens van een omzet van € 10 miljoen per jaar sluit aan bij de Europese definities van kleine en grotere ondernemingen.2 Hierin wordt een kleine onderneming gedefinieerd als een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de omzet of het jaarlijkse balanstotaal niet meer dan € 10 miljoen bedraagt. Het criterium van minder dan 50 personen neemt de regering in dit geval niet over, aangezien met een geringer aantal personen het zeer wel mogelijk is om opzettelijk of met grove schuld een overtreding van warenwettelijke bepalingen te begaan en een omzet van € 10 miljoen per jaar te realiseren. De grens van € 10 miljoen jaaromzet zorgt ervoor dat kleine(re) ondernemingen niet worden geconfronteerd met hoge omzetgerelateerde boetes.

Hoogte omzetgerelateerde boete

De hoogte van een op te leggen bestuurlijke boete is bepaald op één procent van de jaaromzet van de onderneming indien sprake is van opzet. Bij grove schuld is de boetehoogte bepaald op een half procent van de jaaromzet. Bij een bedrijf met bijvoorbeeld € 9 miljoen jaaromzet, zullen de huidige vaste boetebedragen uit het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten van toepassing blijven. Bij een jaaromzet van bijvoorbeeld € 10 miljoen wordt de bestuurlijke boete omzetgerelateerd en bedraagt de boete bij opzet één procent van € 10 miljoen, te weten € 100.000,–. Bij grove schuld bedraagt de boete € 50.000,–. De regering heeft op deze wijze invulling gegeven aan de wens van de Tweede Kamer om grote(re) bedrijven hogere en afschrikwekkende boetes op te leggen. Tegelijkertijd acht de regering de percentages van één procent en een half procent van de jaaromzet proportioneel ten opzichte van de gevolgen voor de onderneming. Het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten bevat immers de mogelijkheid om bij recidive het boetebedrag te verhogen (tot maximaal de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht).

Ongevraagd advies inzake sanctiestelsels en verhouding strafrecht

Bij de onderhavige wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten is aandacht besteed aan het recent uitgebrachte advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (verder: de Afdeling) inzake sanctiestelsels3. In dit advies is de Afdeling onder meer kritisch op het feit dat ook lichte overtredingen met zeer hoge boetes worden gesanctioneerd. Daarvan is in dit geval geen sprake, het gaat in onderhavig geval niet om lichte overtredingen. De omzetgerelateerde boete wordt alleen mogelijk bij overtredingen op het terrein van de eerlijkheid in de handel, goede voorlichting omtrent waren, en voedsel- en productveiligheid die opzettelijk zijn begaan of waarbij sprake is van grove schuld. Verder is de Afdeling van oordeel dat bij de keuze van de wetgever voor het punitieve bestuursrecht onvoldoende rekening wordt gehouden met het feit dat het strafrecht en het bestuursrecht geen gelijkwaardige stelsels zijn. Hierbij doelt de Afdeling op de verschillen die tussen beide stelsels bestaan op het terrein van rechtsbescherming en in de rechtsgevolgen voor justitiabelen. De Afdeling adviseert het niveau van de rechtsbescherming bij punitieve sancties te verzwaren in gevallen «waarin het niet langer gaat om lichte, eenvoudig vaststelbare feiten, maar om zwaardere en minder eenvoudig vaststelbare overtredingen of om overtredingen die zwaar worden beboet, ook al zijn zij eenvoudig vaststelbaar en minder zwaar.» Naar aanleiding van het ongevraagde advies van de Afdeling wordt een kabinetsstandpunt voorbereid. Indien dit standpunt aanleiding geeft om het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten opnieuw te wijzigen, zal dit zorgvuldig worden overwogen.

Een strafrechtelijke sanctionering blijft in beeld bij overtredingen die een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg hebben. De regering is van mening dat in die gevallen strafrechtelijke sanctionering aan de orde is, omdat het gaat om overtredingen die de maatschappelijke orde zodanig schokken dat een bestuurlijke boete geen adequate en bevredigende sanctie is. Het strafrecht blijft tevens in beeld bij grootschalige fraude met internationale proporties waarbij de integriteit van de samenleving in het geding is. Tussen het OM en de NVWA vindt afstemming plaats over wanneer bestuursrechtelijke en wanneer strafrechtelijke handhaving aan de orde is.

In het geval van overtredingen op het terrein van de eerlijkheid in de handel en goede voorlichting gaat het om misleiding en fraude. Afdoening met een bestuurlijke boete is dan een adequate sanctie, mits deze bestuurlijke boete voldoende afschrikwekkend is. Het onderhavige besluit zal ertoe leiden dat toepassing van artikel 32a, derde lid, onderdeel b, van de Warenwet minder aan de orde zal zijn, aangezien op grond van de Wet op de economische delicten thans geen hogere boete kan worden opgelegd dan € 82.000,–.

Na drie jaar wordt beoordeeld of de omzetgerelateerde boete een effectief handhavingsinstrument is gebleken. Hierbij zal de regering expliciet aandacht besteden aan de grens van € 10 miljoen jaaromzet en de boete van één procent van die jaaromzet.

Overgangsrecht

In dit besluit is niet voorzien in overgangsrecht. Derhalve geldt ingevolge artikel 5:46, eerste en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat bij verandering van wetgeving nadat de overtreding is begaan de voor de overtreder meest gunstige bepalingen toegepast worden. Nu de omzetgerelateerde boete die met deze wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten geïntroduceerd wordt altijd hoger zal zijn dan de hoogste boete die nu ingevolge dat besluit opgelegd kan worden, geldt voor overtredingen begaan vóór de inwerkingtreding van dit besluit dat uitsluitend de boetebedragen uit de kolommen I en II opgelegd kunnen worden. Bovendien laat het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten geen ruimte om rekening te houden met gebleken gewijzigde opvattingen over de mate van kwalijkheid van overtreding van voorschriften op grond van de Warenwet door grote ondernemingen. Dit zou immers ten hoogste tot gevolg kunnen hebben dat de ten tijde van de overtreding geldende maximale bestuurlijke boete opgelegd wordt. Nu de gefixeerde boetebedragen in de kolommen I en II van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten per definitie ook beschouwd moeten worden als maximale boetes, geldt voor overtredingen die zijn begaan vóór de inwerkingtreding van dit besluit dat de ter zake van die overtreding opgelegde bestuurlijke boete niet de bedragen, genoemd in de kolommen I en II van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, kunnen overstijgen.

Handhavingaspecten

De NVWA acht de wijzigingen als gevolg van het onderhavige besluit uitvoerbaar.

Het opleggen van een omzetgerelateerde boete vergt extra handelingen van de NVWA. Van de omzetgerelateerde boete gaat echter tevens een afschrikwekkende werking uit, waardoor naar de verwachting van de regering het opleggen van een omzetgerelateerde boete door de NVWA minder vaak nodig zal zijn, omdat de desbetreffende overtredingen minder vaak zullen worden gepleegd. Het is dan ook niet de verwachting dat de NVWA extra capaciteit nodig heeft als gevolg van het introduceren van de omzetgerelateerde bestuurlijke boete. Bij de beoordeling van de effectiviteit van de omzetgerelateerde boete zal de regering aandacht besteden aan de benodigde capaciteit van de NVWA.

Consultatie

Het ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet (ROW)4. De Consumentenbond (verder: CB) heeft gereageerd op het ontwerpbesluit. De CB is van mening dat ook bij opzettelijke overtredingen met een gevaar voor de volksgezondheid een omzetgerelateerde boete opgelegd moet worden. Naar aanleiding van de voorhangprocedure heeft de regering ook overtredingen van de voedsel- en productveiligheid, die met opzet dan wel grove schuld zijn begaan, met een omzetgerelateerde boete bedreigd, zodat aan deze wens van de CB tegemoet is gekomen.

Voorts is de CB van mening dat de vaste boetebedragen in het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten verhoogd moeten worden en is zij geen voorstander van de grens van € 10 miljoen jaaromzet. Deze laatste opmerkingen van de CB hebben niet geleid tot aanpassing van het ontwerpbesluit. De huidige, relatief lage, vaste boetebedragen staan in redelijke verhouding tot de aard en de ernst van de overtreding en hoeven dan ook niet verhoogd te worden. Met de grens van € 10 miljoen jaaromzet sluit de regering aan bij de Europese definitie van grote(re) bedrijven.

Voorhang Staten-Generaal

In overeenstemming met artikel 32b, tweede lid, van de Warenwet, is een ontwerp van deze algemene maatregel van bestuur op 10 december 2015 aan beide kamers der Staten-Generaal gezonden (Kamerstukken 2015/16, 33 775, nr. 20). Naar aanleiding van de voorhangprocedure is het ontwerpbesluit aangepast. Overtredingen van de voedsel- en productveiligheid, die met opzet dan wel grove schuld zijn begaan, kunnen eveneens met een omzetgerelateerde boete worden gesanctioneerd.

Gevolgen voor regeldruk en overige bedrijfseffecten

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de regeldruk voor het bedrijfsleven en de burger en heeft ook geen overige bedrijfseffecten.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Met dit onderdeel wordt aan het eerste lid (nieuw) van artikel 2 een zinsnede toegevoegd die verband houdt met het opnemen van een derde kolom in de bijlage bij het besluit. Indien de aanduiding «x» in deze derde kolom is opgenomen, kan wegens het overtreden van het voorschrift genoemd in de kolom «Omschrijving van de overtreding» een bestuurlijke boete opgelegd worden waarvan de hoogte gerelateerd is aan de omzet van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de overtreding heeft begaan.

Er wordt een tweede lid toegevoegd. Hierin wordt de hoogte van de omzetgerelateerde boete bepaald afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid. Bij opzet is deze gelijk aan één procent van de jaaromzet van de onderneming in het boekjaar voorafgaande aan de overtreding, met dien verstande dat de omzetgerelateerde boete nooit hoger kan zijn dan het bedrag van een geldboete van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Bij grove schuld is dit een half procent van de jaaromzet.

De mogelijkheid tot het opleggen van een omzetgerelateerde boete ontstaat dus alleen indien de in de overtreding genoemde gedraging opzettelijk of met grove schuld is verricht. Als de overtreden bepaling ook de gevolgen noemt van de gedraging (zoals bijvoorbeeld in artikel 19, eerste en tweede lid, van de Warenwet), is het niet noodzakelijk dat de opzet of de grove schuld ook daarop gericht waren. Stelt de overtreden bepaling dat de overtreder wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat bepaalde gevolgen konden intreden (zoals bijvoorbeeld artikel 18 van de Warenwet), dan is dat de invulling van opzet respectievelijk grove schuld. De regering heeft bij de omzetgerelateerde boete gekozen voor een discretionaire bevoegdheid om de mogelijkheid te houden om af te zien van deze boete indien dit tot zeer ongewenste effecten leidt. Er kan dan nog wel een lagere boete uit kolom I of II worden opgelegd.

De jaaromzet van de onderneming wordt ingevolge het toegevoegde derde lid berekend op voet van het bepaalde in artikel 377, zesde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Onderdeel B

Het nieuwe derde lid van artikel 3 regelt dat als uit de tabel in de bijlage de mogelijkheid volgt tot het opleggen van een omzetgerelateerde boete, deze boete kan worden opgelegd aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het boekjaar voorafgaand aan de door hem begane overtreding een omzet had van ten minste tien miljoen euro. Voor natuurlijke personen of rechtspersonen met een dergelijke omzet wordt niet meer gekeken naar het aantal werknemers op de dag waarop de overtreding is begaan.

Door in het tweede wijzigingsonderdeel aan het vierde lid een verwijzing naar de nieuwe kolom III op te nemen, wordt bewerkstelligd dat ook de omzetgerelateerde boete onder omstandigheden kan worden verhoogd als sprake is van een herhaalde overtreding binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van de eerder opgelegde bestuurlijke boete. Ook in dat geval geldt dat de op te leggen boete nooit hoger kan zijn dan het bedrag van een geldboete van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Onderdeel C

Met het eerste wijzigingsonderdeel wordt aan de tabel in de bijlage bij het besluit na de kolommen I en II een kolom III toegevoegd voor de omzetgerelateerde bestuurlijke boete.

De wijzigingsonderdelen 2 tot en met 7 regelen voor welke overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Warenwet een omzetgerelateerde bestuurlijke boete opgelegd kan worden, door het opnemen van de aanduiding «x» in de met het eerste wijzigingsonderdeel toegevoegde kolom III.

Voor de omschrijvingen A-6.1, D-26.2.1 en D-84.2.1.1 wordt geen omzetgerelateerde boete geïntroduceerd, aangezien het hier niet gaat om overtredingen op het terrein van de eerlijkheid in de handel, goede voorlichting omtrent waren, of voedsel- en productveiligheid.

Daarnaast worden er enkele kleine (technische) aanpassingen verricht: met wijzigingsonderdeel 2 wordt door het laten vervallen van omschrijving A-5.1 overtreding van artikel 27, derde lid, van de Warenwet uit de tabel met bestuurlijke boeten gehaald omdat dit reeds een misdrijf is.

In wijzigingsonderdeel 4, onder b, vervalt de omschrijving D-26.4.3 omdat deze gelijk is aan de omschrijving D-26.4.2. In onderdeel 4, onder a, b en c, worden de omschrijvingen D-26.9.2 tot en met D-26.9.6 vervangen door één omschrijving D-26.9.2 waarmee de niet meer bestaande artikelen 5a tot en met 5e uit de tabel worden gehaald en vervangen worden door het wel bestaande artikel 5 van de Warenwetregeling Babyvoeding.

Met ingang van 20 juli 2016 wordt een nieuwe rubriek D-31 in het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten ingevoegd als gevolg van de inwerkingtreding van het Warenwetbesluit bijzondere voeding 2016. In wijzigingsonderdeel 5 wordt voor overtredingen die vallen onder deze nieuwe rubriek een omzetgerelateerde boete geïntroduceerd.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het besluit. Het grootste gedeelte treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Hierbij wordt afgeweken van de vaste verandermomenten, vanwege het grote publieke belang om spoedig gebruik te kunnen maken van een omzetgerelateerde boete.

Artikel I, onderdeel C, vijfde lid, van het besluit treedt in werking met ingang van 20 juli 2016. Hierbij wordt aangesloten bij de inwerkingtreding van het Warenwetbesluit bijzondere voeding 2016 (Stb. 2016, 161). Hierbij wordt afgeweken van de vaste verandermomenten, omdat het implementatie van bindende EU-rechtshandelingen betreft.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Kamerstukken II, 2014/15, 33 775, nr. 17.

X Noot
2

Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU 2003, L 124).

X Noot
3

Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State aan de Minister van Veiligheid en Justitie inzake sanctiestelsels, Advies W03.15.0138/II, 13 juli 2015, Stcrt. 2015, 30280.

X Noot
4

Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en van Economische Zaken), en van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant

Naar boven