Besluit van 23 juni 2016, houdende regels met betrekking tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen ter implementatie van verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 3 juni 2016, nr. 2016000958, directie Financiële markten;

Gelet op de artikelen 1:25, derde lid, 1:79, eerste lid, onderdeel b, 1:80, eerste lid, onderdeel b, en 1:81 van de Wet op het financieel toezicht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 juni 2016, nr. W06.16.0133/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 23 juni 2016, nr. 20160000085255, directie Financiële Markten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na de definitie van verordening (EU) nr. 575/2013 (kapitaalvereisten) een definitie ingevoegde, luidende:

verordening (EU) nr. 596/2014 (marktmisbruik):

verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie;.

B

In artikel 2, eerste lid, wordt na onderdeel l, onder verlettering van de onderdelen m tot en met o tot n tot en met p, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • m. voor verordening (EU) nr. 596/2014 (marktmisbruik): de Autoriteit Financiële Markten;.

C

In bijlage 1 wordt na «verordening (EU) nr. 575/2013 (kapitaalvereisten)» en de daarbij behorende artikelen ingevoegd:

Verordening (EU) nr. 596/2014 (marktmisbruik)

Artikelen 4, eerste en vijfde lid, 14, 15, 16, eerste, tweede en vijfde lid, 17, eerste, tweede, zesde tot en met achtste en tiende lid, 18, eerste tot en met vierde lid en negende lid, 19, eerste derde, vijfde, zesde, tiende, elfde, veertiende en vijftiende lid, 20, eerste tot en met derde lid.

D

In bijlage 2 wordt na «verordening (EU) nr. 575/2013 (kapitaalvereisten)» en de daarbij behorende artikelen ingevoegd:

Verordening (EU) nr. 596/2014 (marktmisbruik)

Artikel

Boetecategorie

4, eerste lid

2

14

3

15

3

16, eerste lid, eerste alinea

3

16, eerste lid, tweede alinea

2

16, tweede lid

2

17, eerste en tweede lid

3

17, vierde lid, laatste alinea

2

17, achtste lid

3

18, eerste

3

18, tweede lid

3

18, derde lid

1

18, vierde lid

1

18, vijfde lid

1

19, eerste lid

2

19, vijfde lid

1

19, zesde lid

2

19, tiende lid

2

19, elfde lid

2

20, eerste lid

2

20, tweede lid

2

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 3 juli 2016. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 2 juli 2016 treedt het in werking met ingang van de dag na uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. histnoot

Wassenaar, 23 juni 2016

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Uitgegeven de eerste juli 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit houdt verband met de implementatie van verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (hierna: de verordening). Marktmisbruik omvat handel met voorwetenschap en marktmanipulatie met betrekking tot diverse financiële instrumenten. De verordening bevat een verbod op marktmanipulatie en handel met voorwetenschap en bepaalt nader wanneer deze verboden worden overtreden. Daarnaast bevat de verordening diverse bepalingen die erop gericht zijn te voorkomen dat marktmisbruik kan worden gepleegd, zoals een verplichting voor uitgevende instellingen om voorwetenschap die op hen betrekking heeft openbaar te maken en transacties van leidinggevenden te melden. De verordening bepaalt voorts dat lidstaten een bevoegde autoriteit aanwijzen die ervoor zorgt dat de bepalingen van de verordening worden toegepast.

De verordening moet vanaf 3 juli 2016 toepassing kunnen vinden. Dit kan geschieden doordat op basis van het reeds bestaande artikel 1:25, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) artikel I, onderdeel B, van dit besluit de Autoriteit Financiële Markten (AFM) als bevoegde autoriteit wordt aangewezen en op basis van deze aanwijzing het sanctie-instrumentarium en andere bevoegdheden kan toepassen, zoals die zijn opgenomen in hoofdstuk 1.4 van de Wft. Voor het volledig kunnen toepassen van de verordening is ook een wijziging van hoofdstuk 1.4 van de Wft vereist omdat het sanctie-instrumentarium en de andere daarin opgenomen bevoegdheden thans niet geheel aansluiten bij hetgeen dat door de verordening is voorgeschreven. Op basis van deze wetswijziging dienen ook de bepalingen van deel 5 van de Wft te vervallen die betrekking hebben op marktmisbruik en van welk de materie rechtstreeks op basis van de verordening wordt geregeld. Aangezien deze wetswijziging niet voor 3 juli 2016 is voltooid, zal het toezicht op en de handhaving van de verordening door de AFM een korte periode, tot de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, zonder de genoemde wijzigingen van de delen 1 en 5 van de Wft worden uitgevoerd. Dit betekent dat de AFM in deze periode bij het toezicht en de handhaving van het ongewijzigde deel 1 van de Wft moet uitgaan. De AFM zal diverse bepalingen uit deel 5 van de Wft en het Besluit marktmisbruik, waarop de verordening voorrang heeft en die door de wetswijziging zullen worden ingetrokken, negeren. Deze bepalingen hebben vanaf 3 juli 2016 immers geen rechtskracht meer. Voor de in dit besluit geregelde onderwerpen is geen wetswijziging nodig, omdat het is gebaseerd op het reeds bestaande artikel 1:25, derde lid, van de Wft en, voor het kunnen opleggen van sancties bij overtreding van de verordening, op de reeds bestaande artikelen, 1:79, eerste lid, onderdeel b, en 1:80, eerste lid, onderdeel b, van de Wft.

Bij de totstandkoming van dit besluit is geen openbare internetconsultatie uitgevoerd. De redenen om hiervan af te zien, hangen samen met het proces en de inhoud van dit besluit. Bij de voorbereiding van voornoemd wetsvoorstel is geleidelijk duidelijk geworden dat inwerkingtreding van het wetsvoorstel per 3 juli 2016 niet mogelijk zou zijn en dit besluit als tussenstap nodig is om vanaf 3 juli 2016 toezicht op de verordening mogelijk te maken. Gelet op het krappe tijdspad daarvoor zou het uitvoeren van een internetconsultatie het risico op het niet halen van de implementatiedatum onaanvaardbaar vergroten. Daarnaast worden er door dit besluit in beginsel geen materiële wijzigingen doorgevoerd. Er wordt nog uitgegaan van de bestaande bevoegdheden en boetecategorieën. De toepasselijke boetecategorieën voor overtredingen van de verordening sluiten bovendien aan op de boetecategorieën voor soortgelijke overtredingen van de Wft of het Besluit marktmisbruik (zie ook toelichting bij artikel II). Bij een nader implementatiebesluit, dat naar aanleiding van de bovengenoemde wetswijziging zal moeten worden gemaakt, zal overigens een ruime mogelijkheid worden geboden om op alle elementen die samenhangen met de implementatie van de verordening marktmisbruik te reageren, ook als dit betekent dat opnieuw naar bepalingen uit dit besluit zal moeten worden gekeken.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Onderdeel A voegt de verordening toe aan de opsomming in artikel 1 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten van verordeningen op het terrein van de financiële markten, waarop op basis van de Wft door de AFM of de Nederlandsche Bank toezicht wordt gehouden.

Artikel I, onderdeel B

Onderdeel B voegt een nieuw onderdeel m toe aan artikel 2 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten. Hierdoor wordt de AFM aangewezen als bevoegde autoriteit die belast is net de krachtens de verordening gestelde regels. Door de aanwijzing is de AFM verantwoordelijk voor de samenwerking met andere autoriteiten en ESMA, zoals geregeld in de artikelen 25 en 26 van de verordening. Ook zal de AFM op basis van artikel 32 van de verordening een doeltreffende mechanisme dienen op te zetten voor het melden van inbreuken. Dit zal worden uitgewerkt in de Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichtouders Wft.

Voor zover het gaat om de uitoefening van bevoegdheden, zoals genoemd in de artikelen 23, 30 en 31 van de verordening, kan AFM die alleen uitoefenen als ze in de Wft zijn opgenomen. Dit betreft met name toezichts- en handhavingsbevoegdheden die ten behoeve van de naleving van de bepalingen over marktmisbruik kunnen worden ingezet. Zoals hierboven vermeld wordt de aansluiting van de Wft-bevoegdheden op die van de verordening in een wetsvoorstel geregeld dat op een later tijdstip in werking zal treden.

Artikel I, onderdeel C

Onderdeel C voegt diverse bepalingen van de verordening toe aan bijlage 1 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten. Hierdoor kan de AFM bij overtreding van die bepalingen een last onder dwangsom opleggen. Bij alle door individuen of ondernemingen overtreedbare bepalingen kan een last onder dwangsom worden opgelegd, behalve bij overtreding van artikel 18, vijfde lid, van de verordening. Het betreft hier een verplichting van uitgevende instellingen om de lijst van insiders tenminste 5 jaar te bewaren. Aangezien overtreding van deze bepaling niet meer onder dreiging van een last onder dwangsom kan worden beëindigd, heeft het enkel nog zin om in dat geval een boete op te leggen.

Andere bepalingen lijken bij een eerste lezing overtreedbaar, maar zijn desalniettemin niet in onderdeel C opgenomen, omdat overtreding ervan uiteindelijk een overtreding van een andere (hoofd)bepaling is. Zo betekent het niet naleven van artikel 11, derde, vijfde, zesde, achtste en negende lid, van de verordening uiteindelijk dat er geen sprake is van «normale uitoefening van werk, beroep of functie» in de zin van artikel 10 van de verordening en dus dat er sprake is van wederrechtelijke mededeling van voorwetenschap. Hetzelfde geldt voor overtreding van de artikelen 17, vierde, vijfde en zevende lid, en 21 van de verordening, waarvan de niet-naleving uiteindelijk een overtreding is van de artikelen 17, eerste lid, respectievelijk 20 van de verordening.

Artikel I, onderdeel D

Onderdeel D voegt diverse bepalingen van de verordening toe aan bijlage 2 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten. Hierdoor kan de AFM bij overtreding van die bepalingen een boete opleggen. Hiervoor gelden de boetecategorieën zoals die worden genoemd in artikel 1:81 van de Wft. Bij alle door individuen of ondernemingen overtreedbare bepalingen kan een boete worden opgelegd. Bij het vaststellen van de boetecategorie voor een overtreding van een bepaling van de verordening is in eerste instantie gekeken naar de boetecategorie die voor een vergelijkbare overtreding van een bepaling in de Wft of het Besluit marktmisbruik gold. Voor zover een dergelijke vergelijkbare overtreding er niet is, is de boetecategorie bepaald aan de hand van de categorie die geldt voor overtredingen van een vergelijkbare ernst of orde. Voor zover de verordening juist hogere boetes voorschrijft dan op grond van het huidige wettelijke sanctie-instrumentarium kunnen worden opgelegd, zal eerst het in het algemeen deel van deze toelichting genoemde wetsvoorstel in werking moeten zijn getreden, voordat hieraan toepassing kan worden gegeven.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 3 juli 2016, de dag waarop de verordening toepassing moet vinden. De tweede volzin is opgenomen om te bewerkstelligen dat, als door onvoorziene omstandigheden het besluit niet vóór 3 juli 2016 in het Staatsblad verschijnt, inwerkingtreding in elk geval zo spoedig mogelijk kan geschieden.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven