Besluit van 23 mei 2016, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel III van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, derde tranche (Stb. 2012, 350)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 17 mei 2016, nr. IENM/BSK-2016/93325, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel IV, tweede lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, derde tranche;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig Artikel

Artikel III van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, derde tranche (Stb. 2012, 350) treedt in werking met ingang van 1 juli 2016.

Onze Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 23 mei 2016

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Uitgegeven de derde juni 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit voorziet in de inwerkingtreding van artikel III van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, derde tranche (Stb. 2012, 350). Het besluit is gebaseerd op artikel IV, tweede lid, van dat besluit.

Artikel III wijzigt het Stortbesluit bodembescherming. Daarin is in het Stortbesluit bodembescherming een hoofdstuk IIIA opgenomen teneinde een experiment mogelijk te maken, waarbij in afwijking van het Stortbesluit bodembescherming na beëindiging van de exploitatie op een stortplaats geen bovenafdichting meer hoeft te worden aangebracht (experiment duurzaam stortbeheer). Tevens bepaalt hoofdstuk IIIA dat bij ministeriële regeling stortplaatsen kunnen worden aangewezen die uitstel krijgen van de verplichting om een bovenafdichting aan te brengen gedurende de looptijd van het experiment en de periode die nodig is om in het Stortbesluit bodembescherming een definitieve regeling inzake duurzaam stortbeheer te treffen. Het gaat om een periode van in totaal ten hoogste 13 jaar na de inwerkingtreding van hoofdstuk IIIA.

Het heeft na de bekendmaking van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, derde tranche geruime tijd geduurd voordat een besluit kon worden genomen om artikel III in werking te laten treden. De reden hiervan was dat er nog veel moest gebeuren in de operationele sfeer om het experiment mogelijk te maken en de stortplaatsen te selecteren die voor de aanwijzing in aanmerking kwamen. Ook moest door het bevoegd gezag worden nagegaan in hoeverre de noodzaak bestond ten opzichte van de omgevingsvergunning die voor de desbetreffende stortplaatsen is verleend, in verband met het experiment aanvullende voorschriften vast te stellen in het belang van de bescherming van het milieu. Met het oog op de operationalisering is tussen de betrokken partijen onder meer de Green Deal Duurzaam Stortbeheer (6 oktober 2015)1 gesloten. Daarnaast zijn onderzoeken uitgevoerd en hebben tal van andere activiteiten plaatsgevonden om het experiment uitvoerbaar te maken. Tot besluit is ter uitvoering van hoofdstuk IIIA van het Stortbesluit bodembescherming het ontwerp van een wijziging van de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming opgesteld, die tegelijkertijd met de inwerkingtreding van artikel III van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, derde tranche in werking zal treden, zoals in de wijzigingsregeling zelf is bepaald.

De datum 1 juli 2016 komt overeen met het eerstvolgende vaste verandermoment (Aanwijzingen voor de regelgeving, nr. 174, eerste lid). Er wordt echter niet de gebruikelijke inwerkingtredingstermijn van drie maanden (Aanwijzingen voor de regelgeving, nr. 174, derde lid) aangehouden. De reden hiervan is dat afwijking van de inwerkingtredingstermijn, gelet op de doelgroep of de jaarindeling, aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen voorkomt (Aanwijzingen voor de regelgeving, nr. 174, vierde lid, onder a). Nu alle voorbereidingen zijn getroffen om het experiment te gaan uitvoeren, willen alle betrokken partijen daarmee zo snel mogelijk beginnen. Er zijn geen andere belangen in het geding.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Naar boven