Besluit van 22 december 2015, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Erfgoedwet

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 december 2015, nr. WJZ/827661 (6645), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 11.2 van de Erfgoedwet;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Erfgoedwet treedt in werking met ingang van 1 juli 2016, met uitzondering van artikel 1.1, paragraaf 2.2, artikel 7.2 en paragraaf 7.2, die in werking treden met ingang van 8 februari 2016.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 22 december 2015

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Uitgegeven de twaalfde januari 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

De Erfgoedwet treedt voor het merendeel in werking met ingang van 1 juli 2016, het eerstvolgende vaste verandermoment. De wet voorziet in de mogelijkheid van gedifferentieerde inwerkingtreding en daarvan wordt gebruik gemaakt om artikel 1.1, paragraaf 2.2, artikel 7.2 en paragraaf 7.2 in werking te laten treden met ingang van 8 februari 2016.

De voornoemde bepalingen treden aldus in werking op een moment dat afwijkt van de vaste verandermomenten die voortvloeien uit het kabinetsbeleid. Deze afwijking vindt zijn rechtvaardiging in het belang dat musea hebben bij de spoedige inwerkingtreding van die bepalingen. De bepalingen vormen namelijk een belangrijk deel van een nieuw subsidiestelsel dat vanaf 1 januari 2017 voor musea van kracht is.

In het nieuwe subsidiestelsel bestaat er een onderscheid tussen een vierjarige subsidie voor museale publieksactiviteiten (op grond van de Wet op het specifiek cultuurbeleid), en een doorlopende subsidie voor het beheer van de collectie (op grond van de Erfgoedwet). De doorlopende subsidie wordt alleen verstrekt aan de musea die op grond van artikel 2.8 van de Erfgoedwet zijn belast met een taak tot het beheer van de rijkscollectie of een collectie waarvoor de staat in het verleden door subsidiëring verantwoordelijkheid heeft genomen.

Voor musea is het van belang dat zij tijdig zekerheid krijgen over de vraag of zij worden belast met de voornoemde wettelijke taak tot beheer op grond van artikel 2.8 van de Erfgoedwet. De wettelijke taak geeft namelijk tegelijkertijd de zekerheid van financiering voor het uitvoeren van het beheer van de collectie. Daarbij moeten de betreffende musea in staat worden gesteld tijdig de in dit kader vereiste aanvragen in te dienen. Inwerkingtreding per 1 juli 2016 zou te krap zijn om tijdig voor 1 januari 2017 alle benodigde besluiten te nemen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven