Besluit van 18 maart 2016 tot inwerkingtreding van artikel 13, vijfde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van artikel 16, zevende lid, eerste volzin, onderdeel b, en tweede volzin, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 15 maart 2016, nr.DB/2016/84;

Gelet op artikel VI, derde lid, van de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Het in artikel I, onderdeel A, van de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit opgenomen artikel 13, vijfde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het in artikel III, onderdeel B, van de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit opgenomen artikel 16, zevende lid, eerste volzin, onderdeel b, en tweede volzin, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen treden in werking op 1 april 2016.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 18 maart 2016

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

Uitgegeven de dertigste maart 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt de inwerkingtreding met ingang van 1 april 2016 van het in artikel I, onderdeel A, van de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit opgenomen artikel 13, vijfde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van het in artikel III, onderdeel B, van de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit opgenomen artikel 16, zevende lid, eerste volzin, onderdeel b, en tweede volzin, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.

Artikel 13, vijfde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen biedt de inspecteur de bevoegdheid om af te zien van het opleggen van een voorlopige aanslag of een voorlopige aanslag op te leggen tot een ander bedrag indien de belastingplichtige een vergrijp heeft begaan waarvoor hem een bestuurlijke boete is opgelegd. Artikel 16, zevende lid, eerste volzin, onderdeel b, en tweede volzin, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen biedt de Belastingdienst/Toeslagen de bevoegdheid om af te zien van het verlenen van een voorschot of een voorschot te verlenen tot een ander bedrag indien de belanghebbende niet of niet tijdig aangifte voor de inkomstenbelasting heeft gedaan en de inspecteur om die reden geen voorlopige aanslag heeft opgelegd of deze tot een ander bedrag heeft opgelegd.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

Naar boven