Besluit van 12 maart 2016, houdende wijziging van het Besluit modellen artikel 9, tweede lid, Wet op de lijkbezorging, in verband met de aanpassing van het model voor een beredeneerd verslag van de behandelend arts

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 25 januari 2016, kenmerk 888483-145562-WJZ; gedaan mede namens Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

Gelet op artikel 9, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 februari 2016, nummer W13.16.0010/III;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 8 maart 2016, kenmerk 918812-145562-WJZ, uitgebracht mede namens Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De bijlage van het Besluit modellen artikel 9, tweede lid, Wet op de lijkbezorging wordt als volgt gewijzigd:

1. «verpleeghuisarts» wordt telkens vervangen door: specialist ouderengeneeskunde.

2. In de tekst die betrekking heeft op de gegevens behandelend arts wordt onder «Telefoonnummer:» ingevoegd: Emailadres: ....................

3. De tekst die betrekking heeft op de uitvoering van de levensbeëindiging op verzoek komt te luiden:

UITVOERING VAN DE LEVENSBEËINDIGING OP VERZOEK

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2016.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 12 maart 2016

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Uitgegeven de vijfentwintigste maart 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit voorziet in de wijziging van de bijlage van het Besluit modellen artikel 9, tweede lid, Wet op de lijkbezorging. Die bijlage bevat een model voor het verslag dat moet worden ingevuld door de arts die levensbeëindiging op verzoek heeft uitgevoerd of hulp bij zelfdoding heeft verleend. Ingevolge artikel 7, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging, moet de betreffende arts aan de gemeentelijke lijkschouwer mededeling doen van zijn handelen. In het zogenaamde «beredeneerde verslag», dat vergezeld gaat van de mededeling aan de lijkschouwer, geeft de arts aan op welke wijze hij invulling heeft gegeven aan de zorgvuldigheidseisen die zijn beschreven in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

De vragen die in het verslagmodel aan de meldend arts worden gesteld over de uitvoering van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding sluiten niet meer aan op de Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding. Deze Richtlijn is in augustus 2012 door KNMG en KNMP vastgesteld en bevat handvatten voor artsen en apothekers over een effectieve en veilige uitvoering van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. De regionale toetsingscommissies euthanasie (RTE’s) toetsen aan de hand van deze Richtlijn of de arts gehandeld heeft in lijn met de zorgvuldigheidscriteria in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Nu het verslagmodel niet langer in lijn is met de herziene Richtlijn leidt dit ertoe dat RTE’s regelmatig uitgebreid navraag moeten doen bij artsen over de uitvoering van de euthanasie. Dit maakt het lastig om op consistente wijze de uitvoering van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding te toetsen. Deze herziene versie van het verslagmodel vraagt de arts om meer specifieke toelichting met betrekking tot de praktische uitvoering van de euthanasie. Hiermee kan een van de zorgvuldigheidscriteria uit de wet – namelijk dat de levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig is uitgevoerd – beter worden getoetst door de RTE’s.

Met dit besluit wordt tevens gevolg gegeven aan de bevinding naar aanleiding van de wetsevaluatie dat «aanpassing van het verslagmodel [...] voor de meldende arts meer duidelijkheid [zou] geven» (ZonMW, Tweede evaluatie van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, Den Haag 2012, blz. 238–239).

Daarnaast is in dit besluit tevens voorzien in de vervanging van het begrip «verpleeghuisarts» door «specialist ouderengeneeskunde» omdat laatstgenoemde term tegenwoordig gangbaar is. Voorts wordt, met het oog op de communicatie met de betrokkene, in het verslagmodel ook vereist dat de behandelend arts zijn e-mailadres opgeeft; voorheen was de betreffende arts verplicht om onder meer zijn werkadres, postcode en plaats, alsmede zijn telefoonnummer te vermelden.

Dit besluit heeft geen regeldrukgevolgen voor bedrijven, instellingen en burgers.

Ten aanzien van de inwerkingtreding van dit besluit met ingang van 1 juli 2016 wordt aangesloten bij het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten. Er wordt beoogd op hetzelfde tijdstip tevens een ministeriële regeling in werking te laten treden waarmee de in dit besluit bedoelde formulieren worden vastgesteld voor toepassing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het betreft een wijziging van de Regeling modelformulieren levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding BE

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven