Het besluit van 15 december 2014, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet
ter uitvoering van het vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn en in verband met herwonnen
fosfaten en strorijke mest (Stb. 2014, 543) is gedeeltelijk per 1 januari 2015 in werking getreden (zie artikel II, eerste lid,
van het voornoemde besluit). Dit gedeelte heeft betrekking op enkele redactionele
aanpassingen ter uitvoering van de Wet verantwoorde groei melkveehouderij en enkele
overige aanpassingen.
Een deel van het besluit moest genotificeerd worden in het kader van richtlijn nr. 98/34/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure
op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten
van de informatiemaatschappij (PbEG 1998, L 204). De daarbij behorende stand still
termijn van drie maanden is thans verstreken.
Tijdens deze termijn heeft de Europese Commissie opmerkingen gemaakt naar aanleiding
van het genotificeerde ontwerpbesluit.
De eerste opmerking ziet op de fosfaatgebruiksnormen voor grond met een hoge dan wel
een neutrale fosfaattoestand. Deze gebruiksnormen geven echter uitvoering aan het
vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn, waarmee de Europese Commissie heeft ingestemd
en dat de basis vormde voor onder andere de Nederlandse derogatie 2014–2017. Er is
op basis van wetenschappelijke studies thans geen reden om af te wijken van de normen
gedurende de looptijd van het vijfde Actieprogramma. Bij het opstellen van het zesde
Actieprogramma zal worden bezien of aanpassing van de bemestingsniveaus aan de orde
is.
De Europese Commissie stelt daarnaast een vraag over de herwonnen fosfaten en of deze
ook afkomstig kunnen zijn uit mestverwerkingsinstallaties. Herwonnen fosfaten ontstaan
met name uit de verwerking van reststoffen van de voedingsindustrie en rioolzuiveringsinstallaties.
Herwonnen fosfaten uit dierlijke mest blijven gelden als dierlijke mest. Voor deze
stoffen geldt dus de gebruiksnorm voor stikstof uit dierlijke mest.
Tot slot vraagt de Europese Commissie of er maatregelen voorzien zijn in ruil voor
vrijstelling van de verwerkingsplicht die geldt voor bedrijven met strorijke mest.
Het mestverwerkingspercentage wordt echter berekend aan de hand van het totale nationale
fosfaatoverschot gedeeld door het aantal bedrijven waarvoor een verwerkingsplicht
geldt. Het is dus niet zo dat er in totaal in Nederland minder mest zal moeten worden
verwerkt.
De opmerkingen van de Europese Commissie nopen niet tot een aanpassing van het besluit,
zodat na ommekomst van de stand still periode het resterende deel van het besluit
in werking kan treden. Daartoe strekt het onderhavige besluit.