Besluit van 3 februari 2015 tot wijziging van het Besluit strategische goederen in verband met de uitvoering van het op 2 april 2013 te New York tot stand gekomen Wapenhandelsverdrag (Trb. 2013, 143)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 16 december 2014, nr. MinBuza-2014.711548;

Gelet op de artikelen 1:4 en 3:1 van de Algemene douanewet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 januari 2015, nr. W02.14.0474/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 22 januari 2015, nr. MinBuza-2015.13866;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit strategische goederen wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 4. Een vergunning wordt in ieder geval niet verleend voor zover dit voortvloeit uit internationale verplichtingen.

B

Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 3. Een vergunning wordt in ieder geval niet verleend voor zover dit voortvloeit uit internationale verplichtingen.

C

Aan artikel 18 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 4. Een vergunning wordt in ieder geval niet verleend voor zover dit voortvloeit uit internationale verplichtingen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 3 februari 2015

Willem-Alexander

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Uitgegeven de vijfentwintigste februari 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

Deze wijziging van het Besluit strategische goederen strekt tot uitvoering van het Wapenhandelsverdrag.

Het Verdrag

Het Wapenhandelsverdrag (Arms Trade Treaty, hierna: het Verdrag) reguleert de legitieme handel in militaire goederen. Regulering van de wapenhandel draagt bij aan het voorkomen van onverantwoorde wapentransacties en van doorvoer van wapens naar de illegale markt. Hiermee levert het verdrag een belangrijke bijdrage aan de internationale veiligheid en stabiliteit. Essentieel is dat het Verdrag de verdragspartijen verplicht een wapenexportsysteem op te tuigen. Deze exportcontrole op conventionele wapens zal moeten leiden tot verantwoorde nationale beslissingen omtrent uitvoer van militaire goederen die onder de reikwijdte van het verdrag vallen. Op 3 juni 2013 werd het verdrag in New York opengesteld voor ondertekening. Nederland behoorde op die dag tot de eerste ondertekenaars.

Het Verdrag bevordert de internationale veiligheid en stabiliteit, onder meer door de verdragspartijen te verplichten gepaste maatregelen te nemen om de uitvoer, invoer, doorvoer en tussenhandel van militaire goederen te reguleren. Het Verdrag noemt daarnaast in de artikelen 6 en 7 verschillende weigeringsgronden en overwegingen die moeten worden meegenomen bij de beoordeling van transacties inzake militaire goederen.

Artikel 6 bepaalt wanneer de overdracht van conventionele wapens onder het Verdrag verboden is. Staten mogen overdracht niet toestaan indien dit de verplichtingen van het land zou schenden onder resoluties van de VN-Veiligheidsraad. Het gaat hier met name om VN-wapenembargo’s (eerste lid). Ingevolge het tweede lid van artikel 6 mogen ook die overdrachten niet toegestaan worden die relevante internationale verplichtingen zouden schenden. Hier kunnen onder meer wapenembargo’s van de EU en de OVSE onder worden geschaard. Tenslotte bepaalt het artikel dat overdracht van conventionele wapens onder het Verdrag niet toegestaan mag worden indien op het moment van autorisatie bekend is dat de wapens zouden worden gebruikt voor het plegen van genocide, misdaden tegen de menselijkheid, ernstige inbreuken op de Geneefse Conventie uit 1949, aanvallen op burgerdoelen of burgers, of andere oorlogsmisdaden. In artikel 7, eerste lid, worden de criteria genoemd die bij de toetsing voor het verlenen van toestemming voor uitvoer van conventionele wapens dienen te worden gewogen, indien de uitvoer niet reeds is verboden op basis van artikel 6: bijdrage of ondermijning van vrede en veiligheid, mogelijk gebruik bij schendingen van internationaal humanitair recht of internationaal recht van de rechten van de mens, gebruik bij schendingen van internationale verdragen aangaande terrorisme of grensoverschrijdende georganiseerde misdaad.

Indien na de risicotoetsing en eventuele mitigerende maatregelen de exporterende staat bepaalt dat er een doorslaggevend risico bestaat op negatieve consequenties onder de genoemde criteria, mag de exporterende staat geen toestemming geven voor uitvoer (derde lid). Het vierde lid van artikel 7 verplicht verdragspartijen om het risico op inzet van de goederen voor genderspecifiek geweld of geweld tegen vrouwen en kinderen mee te wegen.

Implementatie

Voor zowel Europees als Caribisch Nederland betekent het Verdrag geen grote wijziging ten opzichte van de bestaande regelgeving en praktijk. De bestaande regelgeving omvat reeds regulering van invoer-, uitvoer en doorvoer van, onder meer, de conventionele wapens waarop het Verdrag ziet. Ook de in de artikelen 6 en 7 van het Verdrag opgenomen criteria en overwegingen zijn reeds in meer of mindere mate expliciet, opgenomen in het EU Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (Pb EU L 335/99). Militaire transacties worden in de praktijk steeds getoetst aan de criteria van dit Gemeenschappelijk Standpunt. Toetsing aan deze criteria is niet uitdrukkelijk vastgelegd in nationale wet- of regelgeving, maar blijkt wel uit de jurisprudentie.

Ter verhoging van de transparantie en om buiten twijfel te stellen dat genoemde verdragsbepalingen te allen tijde kunnen worden uitgevoerd, wordt nu uitdrukkelijk in dit besluit opgenomen, dat de diverse vergunningen op grond van het Besluit strategische goederen, geregeld in de paragrafen 3 tot en met 5 van het besluit, niet worden verleend indien anders in strijd wordt gekomen met internationale verplichtingen. Hiermee zijn de criteria van het Verdrag alsmede (mogelijk toekomstige) andere internationale verplichtingen op dit gebied toetsingscriteria in het kader van het besluit geworden.

Omdat het Verdrag mede ziet op tussenhandeldiensten met betrekking tot en immateriële overdracht van militaire goederen (voor Europees en Caribisch Nederland) en op fysieke overdracht uit en door Caribisch Nederland, zijn vergelijkbare wijzigingen opgenomen in de Wet strategische diensten (Stb. 2015, 1) en het Uitvoeringsbesluit douane- en Accijnswet BES.

Administratieve lasten en IAK

De voorliggende wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten. Zij omvatten uitsluitend het uitdrukkelijk vastleggen van een grond voor het niet verlenen van vergunningen, maar hebben, zoals hierboven toegelicht, geen gevolgen voor de bestaande praktijk.

Met de in het voorafgaande opgenomen toelichting op aanleiding, inhoud en gevolg van dit besluit is voldaan aan het Integraal Afwegingskader beleid en regelgeving.

II Artikelsgewijs

Vergunningen inzake de in-, uit- en doorvoer alsmede de overdracht van militaire goederen zijn om systematische redenen per categorie geregeld in de paragrafen 3 tot en met 5 van het Besluit strategische goederen. Het Wapenhandelsverdrag ziet op al deze vergunningen. Om deze reden wordt in alle drie paragrafen een wijziging aangebracht ter uitvoering van het Verdrag.

Artikel I

A

Paragraaf 3 van het besluit regelt de twee typen vergunningen ter zake van doorvoer van militaire goederen, de individuele en de algemene doorvoervergunning. De individuele vergunningen worden op aanvraag, in een individueel geval, verstrekt. De algemene vergunningen worden vastgesteld bij ministeriële regeling en gelden meer in het algemeen voor bepaalde typen goederen of bestemmingen. Omdat artikel 5 betrekking heeft op beide typen vergunningen, wordt in dit artikel bepaald dat de vergunning niet verleend zal worden indien dit in strijd zou zijn met internationale verplichtingen. Bij beide typen vergunningen werd en wordt voor de beslissing op de aanvraag of voor de vaststelling getoetst aan het EU Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (Pb EU L 335/99) en zal toetsing in de toekomst mede plaatsvinden aan de criteria van het Verdrag.

B

Paragraaf 4 van het besluit regelt de uitvoer van militaire goederen. Hiervoor bestaan drie typen vergunningen: de individuele, de globale en de algemene uitvoervergunning. De individuele en globale vergunningen worden verstrekt op aanvraag en zien op uitvoer in een individueel geval respectievelijk op uitvoer door dezelfde aanvrager aan bepaalde ontvangers of categorieën van ontvangers in een of meer derde landen. De algemene vergunning wordt bij ministeriële regeling vastgesteld voor bepaalde typen goederen of bepaalde bestemmingen. Omdat artikel 11 betrekking heeft op alle drie typen vergunningen, wordt in dit artikel bepaald dat de vergunning niet verleend zal worden indien dit in strijd zou zijn met internationale verplichtingen. Bij alle typen vergunningen werd en wordt voor de beslissing op de aanvraag of voor de vaststelling getoetst aan het EU Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (Pb EU L 335/99) en zal toetsing in de toekomst mede plaatsvinden aan de criteria van het Verdrag.

C

Paragraaf 5 regelt de overdracht van militaire goederen. Hiervoor bestaan twee typen vergunningen: de individuele de algemene overdrachtsvergunning. Omdat artikel 18 betrekking heeft op beide typen vergunningen, wordt in dit artikel bepaald dat de vergunning niet verleend zal worden indien dit in strijd zou zijn met internationale verplichtingen. Zie voor het verschil tussen beide typen vergunningen en voor het moment van toetsing aan de criteria van het Verdrag de toelichting op onderdeel A.

Artikel II

Dit besluit strekt tot implementatie van het Wapenhandelsverdrag. Dit verdrag treedt voor Nederland niet in werking op een van de vaste verandermomenten. Omdat dit besluit in werking dient te treden op het moment van inwerkingtreding van het Verdrag of op een moment dat zo dicht mogelijk daarna ligt, wordt met het moment van inwerkingtreding van dit besluit afgeweken van het beleid inzake de vaste verandermomenten.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven