Besluit van 14 december 2015, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van 15 oktober 2015 tot wijziging van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 en het Waterbesluit (Stb. 2015, 394)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 10 december 2015, nr. IENM/BSK-2015/244741, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel III van het Besluit van 15 oktober 2015 tot wijziging van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 en het Waterbesluit (Stb. 2015, 394);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig Artikel

Het Besluit van 15 oktober 2015 tot wijziging van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 en het Waterbesluit (Stb. 2015, 394) treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 14 december 2015

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de eenentwintigste december 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit voorziet in de inwerkingtreding van het Besluit van 15 oktober 2015 tot wijziging van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 en het Waterbesluit (Stb. 2015, 394) (hierna: het wijzigingsbesluit) met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 21.6, vijfde lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de inwerkingtreding van een besluit dat is vastgesteld op grond van artikel 5.1 van de Wet milieubeheer, zoals het wijzigingsbesluit, wordt geregeld bij koninklijk besluit. Daarbij dient in het kader van de zogenaamde nahangprocedure waarin artikel 21.6, vijfde lid, van de Wet milieubeheer voorziet, een termijn van een maand na de bekendmaking van het besluit in het Staatsblad (op 4 november 2015) te worden aangehouden.

Er wordt afgeweken van de gebruikelijke inwerkingtredingstermijn van drie maanden (Aanwijzingen (voor de regelgeving), nr. 174, derde lid). Deze mogelijkheid van afwijking wordt geboden met het oog op de tijdige implementatie van bindende EU-rechtshandelingen, verdragen of andere besluiten van volkenrechtelijke organisaties (Aanwijzingen, nr. 174, vierde lid, onder d) en het voorkomen van aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen voor de doelgroep (Aanwijzingen, nr. 174, vierde lid, onder a). De afwijking wordt in dit geval op beide gronden gerechtvaardigd. De implementatietermijn voor de wijzigingsrichtlijn prioritaire stoffen1 is al op 14 september 2015 verstreken (afwijkingsgrond d). Aansluiting op de inwerkingtreding van de waterplannen is voor alle betrokkenen zeer wenselijk omdat de in het Bkmw 2009 opgenomen verplichtingen zich richten op de waterplannen op grond van de Waterwet die overeenkomstig de Kaderrichtlijn water op 22 december 2015 van kracht worden (afwijkingsgrond a). Bij de opstelling en terinzagelegging van de waterplannen is al rekening gehouden met het ontwerp van het wijzigingsbesluit, dat wat betreft de normstelling sindsdien niet meer is gewijzigd.

In de aanhef van het wijzigingsbesluit zijn ook de wijzigingsrichtlijn monitoring2 en de wijzigingsrichtlijn grondwaterrichtlijn3 genoemd. De beide richtlijnen treden ingevolge artikel 18 van het Bkmw 2009 in werking op de datum waarop hieraan uitvoering moet zijn gegeven, te weten 20 mei 2016, onderscheidenlijk 11 juni 2016.

Dit is toegelicht in de toelichting bij artikel III van het wijzigingsbesluit en in het nader rapport naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (gepubliceerd in Stcrt. 2015, nr. 39547).

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Richtlijn 2013/39/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG en Richtlijn 2008/105/EG wat betreft prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid (PbEU 2013, L 226).

X Noot
2

Richtlijn 2014/101/EU van de Commissie van 30 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEU 2014, L 311).

X Noot
3

Richtlijn nr. 2014/80/EU van de Europese Commissie van 20 juni 2014 tot wijziging van bijlage II bij Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (PbEU L 182).

Naar boven