Wet van 2 december 2015, houdende bepalingen verband houdende met de instelling van de rechtsopvolgers van in Nederland gevestigde internationale of geïnternationaliseerde straftribunalen (Uitvoeringswet restmechanismen straftribunalen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is enige wettelijke voorzieningen te treffen in verband met de oprichting van rechtsopvolgers van in Nederland gevestigde internationale of geïnternationaliseerde straftribunalen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. Restmechanisme:

    de rechtsopvolger van een in Nederland gevestigd straftribunaal met een tijdelijk karakter, met inbegrip van de aanklager bij die rechtsopvolger;

    b. Statuut:

    het Statuut van het Restmechanisme;

    c. overlevering:

    de terbeschikkingstelling van een persoon door Nederland aan het Restmechanisme ten behoeve van een bij het Restmechanisme tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek of de tenuitvoerlegging van een hem door het Restmechanisme opgelegde gevangenisstraf;

    d. doorvoer:

    het begeleid vervoer over Nederlands grondgebied van een persoon afkomstig van een vreemde staat en met als bestemming het Restmechanisme, dan wel afkomstig van het Restmechanisme en met als bestemming een vreemde staat;

    e. Onze Minister:

    Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

  • 2. In deze wet wordt mede verstaan onder:

    a. in Nederland:

    in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    b. Nederlandse ambtenaren:

    ambtenaren van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    c. Nederlands grondgebied:

    het grondgebied van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    d. Nederlandse wet:

    een wet die van kracht is in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 3. Onder officier van justitie en hulpofficier van justitie wordt uitsluitend voor de toepassing van artikel 5, tweede lid, mede verstaan de officier van justitie van het openbaar ministerie bij het gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, onderscheidenlijk de hulpofficier van justitie, bedoeld in artikel 191 van het Wetboek van Strafvordering BES.

Artikel 2

Bij algemene maatregel van bestuur worden de Restmechanismen aangewezen waarop deze wet van toepassing is.

Artikel 3

De Nederlandse wet is niet van toepassing op vrijheidsbeneming ondergaan op last van het Restmechanisme binnen aan het Restmechanisme in Nederland ter beschikking staande ruimten.

HOOFDSTUK 2. OVERLEVERING VAN PERSONEN AAN HET RESTMECHANISME

Artikel 4

Op verzoek van het Restmechanisme kunnen personen aan het Restmechanisme worden overgeleverd ter zake van strafbare feiten waarvan het Restmechanisme ingevolge zijn Statuut bevoegd is kennis te nemen.

Artikel 5

  • 1. Op verzoek van het Restmechanisme kunnen personen wier aanhouding door het Restmechanisme is gelast en die in Nederland worden aangetroffen, voorlopig worden aangehouden.

  • 2. Iedere officier van justitie en hulpofficier is bevoegd de voorlopige aanhouding te bevelen.

  • 3. De artikelen 14, tweede tot en met het vijfde lid, 15, 16, eerste lid, onder a, 16a en 17 van de Uitleveringswet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de aangehouden persoon zo spoedig mogelijk voor de officier van justitie bij het arrondissementsparket Den Haag wordt geleid. Voor de toepassing van artikel 16a van de Uitleveringswet wordt in plaats van officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam telkens gelezen: de officier van justitie bij het arrondissementsparket Den Haag.

Artikel 6

  • 1. Tot het in behandeling nemen van verzoeken van het Restmechanisme tot overlevering is de rechtbank Den Haag bij uitsluiting bevoegd.

  • 2. De artikelen 21 tot en met 27 – met uitzondering van artikel 26, derde lid – en 28, eerste lid, van de Uitleveringswet zijn van overeenkomstige toepassing. Voor de toepassing van artikel 22a van de Uitleveringswet wordt in plaats van «officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam» gelezen: de officier van justitie bij het arrondissementsparket Den Haag.

  • 3. Bevindt de rechtbank die over de vatbaarheid voor inwilliging van het verzoek van het Restmechanisme moet oordelen hetzij dat ten aanzien van de aan haar voorgeleide persoon niet kan worden vastgesteld dat deze degene is wiens overlevering is gevraagd, hetzij dat de overlevering is gevraagd ter zake van strafbare feiten waarvan het Restmechanisme ingevolge zijn Statuut kennelijk niet bevoegd is kennis te nemen, dan verklaart zij bij haar uitspraak de overlevering ontoelaatbaar.

  • 4. In andere dan de in het derde lid voorziene gevallen verklaart de rechtbank bij haar uitspraak de overlevering toelaatbaar. De uitspraak is dadelijk uitvoerbaar.

  • 5. De artikelen 29, 30, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, 32, 33, eerste en tweede lid, 36, 41 tot en met 47 – met uitzondering van de verwijzing in artikel 47, derde lid, naar artikel 552d, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering – en 52 tot en met 60 van de Uitleveringswet zijn van overeenkomstige toepassing. Voor de toepassing van artikel 41, vijfde lid, van de Uitleveringswet wordt in plaats van «officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam» gelezen: de officier van justitie bij het arrondissementsparket Den Haag.

Artikel 7

Na inwilliging van het verzoek om overlevering wordt de over te leveren persoon terstond ter beschikking van het Restmechanisme gesteld. Een overeenkomstig artikel 27 van de Uitleveringswet bevolen vrijheidsbeneming kan tot dan toe worden voortgezet.

HOOFDSTUK 3. BIJSTAND EN RECHTSHULP VAN HET GASTLAND

Artikel 8

  • 1. De doorvoer van personen geschiedt in opdracht van het Restmechanisme door en onder de bewaking van door Onze Minister aangewezen Nederlandse ambtenaren.

  • 2. Het transport in Nederland buiten de onder het gezag van het Restmechanisme staande ruimten van de verdachte of van andere personen aan wie op last van het Restmechanisme hun vrijheid is ontnomen, geschiedt in opdracht van het Restmechanisme door en onder de bewaking van door Onze Minister aangewezen Nederlandse ambtenaren.

  • 3. De in dit artikel bedoelde ambtenaren zijn bevoegd alle dienstige maatregelen te nemen ter beveiliging van de betrokken personen en ter voorkoming van hun ontvluchting.

Artikel 9

Politiegegevens als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet politiegegevens kunnen ook zonder daartoe strekkend verzoek worden verstrekt aan het Restmechanisme indien dit voor de goede uitvoering van zijn taak noodzakelijk is. De verstrekking vindt plaats door tussenkomst van de landelijke eenheid van de politie, bedoeld in artikel 25 van de Politiewet 2012.

Artikel 10

  • 1. Aan verzoeken van het Restmechanisme om enigerlei vorm van rechtshulp, gericht tot een al dan niet met name aangeduid orgaan van de justitie of politie in Nederland, wordt zoveel mogelijk het verlangde gevolg gegeven.

  • 2. De artikelen 552i, 552j, 552n, 552o tot en met 552q – met uitzondering van de verwijzing in artikel 552p, vierde lid, naar artikel 552d, tweede lid – van het Wetboek van Strafvordering en artikel 51, eerste en vierde lid, van de Uitleveringswet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Vertegenwoordigers van het Restmechanisme wordt desverzocht toegestaan bij de uitvoering van de verzoeken, bedoeld in het eerste lid, tegenwoordig te zijn en de nodige vragen te doen stellen aan bij die uitvoering betrokken personen.

  • 4. De met de uitvoering van verzoeken om rechtshulp belaste Nederlandse autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van daarbij betrokken personen en zijn te dien einde bevoegd voorwaarden te stellen aan de wijze waarop aan verzoeken om rechtshulp uitvoering wordt gegeven.

Artikel 11

Personen die zich in Nederland bevinden en wier medebrenging als getuige of deskundige door het Restmechanisme is gelast, kunnen op last van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Den Haag worden aangehouden en ter beschikking van het Restmechanisme gesteld.

Artikel 12

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 8 kunnen getuigen of deskundigen, van welke nationaliteit ook, die, gehoor gevende aan een dagvaarding of oproeping van het Restmechanisme of als gevolg van een bevel tot medebrenging van het Restmechanisme, naar Nederland komen, in Nederland niet worden vervolgd, aangehouden of aan enige andere vrijheidsbeperkende maatregelen onderworpen voor feiten of veroordelingen die voorafgingen aan hun aankomst in Nederland.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde immuniteit vervalt indien de getuige of deskundige, hoewel hij gedurende vijftien achtereenvolgende dagen na het tijdstip waarop zijn aanwezigheid niet meer door het Restmechanisme werd vereist, de mogelijkheid had Nederland te verlaten, maar hier te lande is gebleven of in Nederland is teruggekeerd na het te hebben verlaten.

Artikel 13

Personen die ingevolge het Statuut geen aanspraak kunnen maken op immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht van het Restmechanisme, kunnen voor de toepassing van deze wet een dergelijke aanspraak evenmin maken ten aanzien van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en de uitvoerbaarheid van zijn beslissingen.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

De wet van 21 april 1994, houdende bepalingen verband houdende met de instelling van het Internationaal Tribunaal voor de vervolging van personen aansprakelijk voor ernstige schendingen van het internationale humanitaire recht, begaan op het grondgebied van het voormalige Joegoslavië sedert 1991, wordt ingetrokken.

Artikel 15

De wet van 18 december 1997, houdende bepalingen verband houdende met de instelling van het Internationaal Tribunaal voor de vervolging van personen aansprakelijk voor genocide en andere ernstige schendingen van het internationale humanitaire recht, begaan op het grondgebied van Rwanda en van Rwandese burgers aansprakelijk voor genocide en andere van dergelijke schendingen, begaan op het grondgebied van buurlanden, tussen 1 januari 1994 en 31 december 1994, wordt ingetrokken.

Artikel 16

De wet Speciaal Hof voor Sierra Leone wordt ingetrokken.

Artikel 17

Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet restmechanismen straftribunalen.

Artikel 18

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 2 december 2015

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Uitgegeven de elfde december 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 205

Naar boven