Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 11 november
2015, nr. IenM/BSK-2015/219970, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken; Gelet
op artikel 28, eerste lid, van het Besluit bijzondere spoorwegen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Wassenaar, 13 november 2015
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma
Uitgegeven de vijfentwintigste november 2015
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur
NOTA VAN TOELICHTING
Het onderhavige besluit voorziet in de vrijwel volledige inwerkingtreding van het
Besluit bijzondere spoorwegen (Stb. 2015, 267). Artikel I, onderdelen GG, HH, KK, LL en MM, van de Wet van 19 november 2014 tot
wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met een tweede
tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging»,
waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen en vereenvoudiging van het vergunningenregime
hoofdspoorwegen, en in verband met de invoering van een verblijfsverbod voor voorzieningen
openbaar vervoer (Stb. 2015, 9)(hierna: de Wet) en het Besluit bijzondere spoorwegen vormen samen de gemoderniseerde
regelgeving voor bijzondere spoorwegen. De genoemde onderdelen van de Wet treden ook
in werking op 1 december 2015.
De artikelen 21 en 23 tot en met 25 van het Besluit bijzondere spoorwegen zijn reeds
op 4 juli 2015 in werking getreden. Die artikelen bevatten wijzigingen van het Besluit
geluidhinder, het Besluit spoorverkeer, het Besluit spoorwegpersoneel 2011 en het
Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet. Zie voor een toelichting op de inwerkingtreding van de wijzigingen van die besluiten
paragraaf 8 van de nota van toelichting bij het Besluit bijzondere spoorwegen.
De artikelen 20 en 22 van het Besluit bijzondere spoorwegen treden op een later bij
koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking.
Artikel 20 van het Besluit bijzondere spoorwegen wijzigt het Besluit bedrijfsvergunning
en veiligheidscertificaat hoofdspoorwegen. Die wijziging heeft betrekking op de mogelijkheid
om vrijstelling te verlenen van de verplichting om een bedrijfsvergunning, dan wel
een veiligheidscertificaat als genoemd in het tweede lid van artikel 27 van de Spoorwegwet
(artikel I, onderdelen Oa en Ob, van de Wet) te hebben. Aan deze vrijstelling kunnen
voorwaarden en beperkingen worden verbonden. Dergelijke voorwaarden en beperkingen
kunnen bijvoorbeeld inhouden dat een spoorwegonderneming die vrijgesteld is van de
verplichting om over een veiligheidscertificaat te beschikken, wel moet beschikken
over een bij die organisatie passend veiligheidbeheerssysteem. Aan dat veiligheidsbeheersysteem
kunnen bij ministeriële regeling eisen worden gesteld. Die ministeriële regeling is
in voorbereiding. De verwachting is dat de hierboven beschreven regels over een vrijstelling
van de verplichting om een bedrijfsvergunning, dan wel een veiligheidscertificaat
te hebben, op 1 april 2016 in werking kunnen treden.
Artikel 22 van het Besluit bijzondere spoorwegen wijzigt het Besluit spoorweginfrastructuur.
Artikel 22 gaat over het publiekrechtelijke vergunningenstelsel inzake het omgevingsregime
omtrent de hoofdspoorwegen. Ter uitwerking van dat stelsel worden bij ministeriële
regeling nadere regels gesteld. Die regels worden op dit moment voorbereid. Artikel
I, onderdeel K, van de Wet en artikel 22 van het Besluit bijzondere spoorwegen zullen
daarom op een later tijdstip in werking treden. De verwachting is dat de in de vorige
zin genoemde artikelen en de in voorbereiding zijnde regeling op 1 april 2016 in werking
kunnen treden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma