Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2015, 355 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2015, 355 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 juli 2015, nr. 2015-0000164377, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;
Gelet op artikelen 1.8, eerste lid en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 juli 2015, nr. W12.15.0230/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 oktober 2015, nr. 2015-0000239851, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit kinderopvangtoeslag wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:
1. De maximum uurprijs bedraagt voor:
a. dagopvang € 6,89;
b. buitenschoolse opvang € 6,42; en
c. gastouderopvang € 5,52.
B
De artikelen 5a en 7a vervallen.
C
In artikel 6 vervalt «vanaf het berekeningsjaar 2009».
D
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «€ 88.270» vervangen door: € 95.399.
2. In het vierde lid wordt «€ 105.594» vervangen door «€ 107.115» en wordt «18 procent» vervangen door: 23,8 procent.
E
Artikel 22b komt te luiden:
F
Bijlage I, behorende bij het Besluit kinderopvangtoeslag, wordt vervangen door bijlage I behorende bij dit besluit.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 8 oktober 2015
Willem-Alexander
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes
Uitgegeven de vijftiende oktober 2015
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
(gezamenlijk) toetsingsinkomen |
tegemoetkoming Rijk als percentage van de kosten van kinderopvang |
||
---|---|---|---|
eerste kind |
tweede e.v. kind |
||
lager dan |
€ 18.176 |
93,0% |
94,0% |
€ 18.177 |
€ 19.386 |
93,0% |
94,0% |
€ 19.387 |
€ 20.595 |
93,0% |
94,0% |
€ 20.596 |
€ 21.806 |
93,0% |
94,0% |
€ 21.807 |
€ 23.017 |
92,5% |
94,0% |
€ 23.018 |
€ 24.226 |
91,8% |
94,0% |
€ 24.227 |
€ 25.437 |
90,8% |
94,0% |
€ 25.438 |
€ 26.643 |
90,0% |
94,0% |
€ 26.644 |
€ 27.946 |
89,2% |
94,0% |
€ 27.947 |
€ 29.246 |
88,4% |
94,0% |
€ 29.247 |
€ 30.548 |
87,3% |
94,0% |
€ 30.549 |
€ 31.849 |
86,7% |
94,0% |
€ 31.850 |
€ 33.152 |
85,7% |
94,0% |
€ 33.153 |
€ 34.453 |
84,8% |
94,0% |
€ 34.454 |
€ 35.786 |
84,0% |
94,0% |
€ 35.787 |
€ 37.121 |
83,1% |
94,0% |
€ 37.122 |
€ 38.455 |
82,3% |
94,0% |
€ 38.456 |
€ 39.789 |
81,4% |
94,0% |
€ 39.790 |
€ 41.125 |
80,3% |
94,0% |
€ 41.126 |
€ 42.460 |
79,8% |
94,0% |
€ 42.461 |
€ 43.794 |
78,8% |
94,0% |
€ 43.795 |
€ 45.128 |
78,1% |
94,0% |
€ 45.129 |
€ 46.586 |
77,0% |
94,0% |
€ 46.587 |
€ 49.445 |
75,2% |
94,0% |
€ 49.446 |
€ 52.304 |
74,3% |
93,5% |
€ 52.305 |
€ 55.165 |
72,9% |
92,9% |
€ 55.166 |
€ 58.026 |
70,3% |
92,4% |
€ 58.027 |
€ 60.884 |
67,6% |
92,1% |
€ 60.885 |
€ 63.745 |
64,9% |
91,3% |
€ 63.746 |
€ 66.604 |
62,1% |
90,8% |
€ 66.605 |
€ 69.464 |
59,3% |
90,2% |
€ 69.465 |
€ 72.326 |
56,7% |
89,4% |
€ 72.327 |
€ 75.184 |
54,0% |
88,9% |
€ 75.185 |
€ 78.046 |
51,3% |
88,4% |
€ 78.047 |
€ 80.906 |
48,4% |
88,1% |
€ 80.907 |
€ 83.763 |
45,7% |
87,3% |
€ 83.764 |
€ 86.623 |
43,1% |
86,9% |
€ 86.624 |
€ 89.540 |
40,3% |
86,3% |
€ 89.541 |
€ 92.470 |
37,8% |
85,5% |
€ 92.471 |
€ 95.398 |
35,4% |
85,0% |
€ 95.399 |
€ 98.326 |
32,8% |
84,6% |
€ 98.327 |
€ 101.255 |
30,2% |
84,2% |
€ 101.256 |
€ 104.184 |
27,5% |
83,4% |
€ 104.185 |
€ 107.114 |
24,8% |
82,8% |
€ 107.115 |
€ 110.042 |
23,8% |
82,3% |
€ 110.043 |
€ 112.970 |
23,8% |
81,7% |
€ 112.971 |
€ 115.899 |
23,8% |
81,3% |
€ 115.900 |
€ 118.828 |
23,8% |
80,5% |
€ 118.829 |
€ 121.756 |
23,8% |
79,9% |
€ 121.757 |
€ 124.685 |
23,8% |
78,8% |
€ 124.686 |
€ 127.613 |
23,8% |
78,4% |
€ 127.614 |
€ 130.542 |
23,8% |
77,6% |
€ 130.543 |
€ 133.473 |
23,8% |
76,5% |
€ 133.474 |
€ 136.400 |
23,8% |
75,9% |
€ 136.401 |
€ 139.329 |
23,8% |
74,9% |
€ 139.330 |
€ 142.257 |
23,8% |
74,3% |
€ 142.258 |
€ 145.187 |
23,8% |
73,5% |
€ 145.188 |
€ 148.116 |
23,8% |
72,8% |
€ 148.117 |
€ 151.044 |
23,8% |
72,0% |
€ 151.045 |
€ 153.972 |
23,8% |
70,9% |
€ 153.973 |
€ 156.900 |
23,8% |
70,3% |
€ 156.901 |
€ 159.830 |
23,8% |
69,5% |
€ 159.831 |
€ 162.758 |
23,8% |
68,7% |
€ 162.759 |
€ 165.687 |
23,8% |
67,9% |
€ 165.688 |
€ 168.617 |
23,8% |
67,2% |
€ 168.618 |
€ 171.545 |
23,8% |
66,4% |
€ 171.546 |
€ 174.474 |
23,8% |
65,6% |
€ 174.475 |
€ 177.402 |
23,8% |
65,0% |
€ 177.403 |
en hoger |
23,8% |
64,0% |
In het kader van de belastingherziening heeft het kabinet besloten om vanaf 2016 structureel circa € 290 miljoen te intensiveren in de kinderopvangtoeslag. In dit besluit wordt de vormgeving van de nieuwe toeslagtabel geregeld.
De maatregelen die in dit besluit worden genomen, zijn:
a. verhogen van de toeslagpercentages in de eerste en tweede kindtabel;
b. verhogen van de vaste voet van 18% naar 23,8% in de eerste kindtabel;
c. indexering inkomensklassen in toeslagtabel;
d. indexering van de maximaal te vergoeden uurprijzen (=maximum uurprijzen) dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang;
e. vervallen van de artikelen 5a en 7a;
f. wijziging van artikel 22b.
Met de intensivering in de kinderopvangtoeslag worden de vergoedingspercentages in de eerste en de tweede kindtabel voor iedereen verhoogd met een gelijk aantal procentpunten.
De eerste kindtabel is verhoogd met 5,8 procentpunt. De tweede kindtabel wordt eveneens met 5,8 procentpunt verhoogd. Het verhogen van de tweede kindtabel zorgt ervoor dat de kosten van ouders voor alle kinderen in de kinderopvang dalen. De allerhoogste toeslagpercentages zijn gemaximeerd op respectievelijk 93% en 94% om het uitgangspunt bij de kinderopvangtoeslag, namelijk dat ouders een ouderbijdrage betalen, voor alle huishoudens in stand te houden.
Het verhogen van kinderopvangtoeslag betekent dat ook de vaste voet in de eerste kindtabel wordt verhoogd van 18% naar 23,8%. Dat betekent dat alle inkomens in ieder geval 23,8% van de kosten van kinderopvang vergoed krijgen.
Ieder jaar wordt bij besluit bepaald vanaf welk verzamelinkomen ouders een aanspraak hebben op kinderopvangtoeslag die minder dan 33,3% bedraagt van de kosten van kinderopvang tot aan de maximum uurprijs. Dit gebeurt op basis van artikel 1.8 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko). In het derde en vierde lid van artikel 8 is daarom opgenomen vanaf welk (gezamenlijk) toetsinginkomen de kinderopvangtoeslag voor het eerste kind minder dan 33,3% van de kosten van kinderopvang bedraagt en vanaf welk (gezamenlijk) toetsinginkomen de kinderopvangtoeslag voor het eerste kind op 23,8% (het laagste toeslagpercentage in 2016) wordt gesteld.
De toetsingsinkomens van de inkomensklassen worden met ingang van 1 januari 2016 geïndexeerd. Voor inkomens vanaf € 95.399 bedraagt het toeslagpercentage minder dan 33,3% voor het eerste kind. Voor inkomens vanaf € 107.115 bedraagt de kinderopvangtoeslag 23,8% van de kosten van kinderopvang voor het eerste kind, zoals in artikel I, onderdeel D, wordt bepaald.
De inkomensklassen in de toeslagtabel worden voor 2016 geïndexeerd met 1,44%. Dit leidt tot de in de bijlage bij dit besluit opgenomen nieuwe kinderopvangtabel 2016, die onderdeel uitmaakt van het Besluit kinderopvangtoeslag (artikel I, onderdeel F). Hiermee wordt direct duidelijkheid gegeven over de inkomensklassen die gaan gelden in 2016 en kan een ministeriële regeling achterwege blijven.
De maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang worden vastgesteld op basis van een correctie op de indexering voor 2015 en de indexering voor 2016. De correctie op de indexering voor 2015 bedraagt –1,4%. Vervolgens worden de maximum uurprijzen verhoogd met het indexeringspercentage voor 2016. Het indexeringspercentage voor 2016 bedraagt 2,2%. Dit betekent dat de maximum uurprijzen netto met 0,7% worden verhoogd.
Het indexeringspercentage voor de maximum uurprijzen wordt berekend op basis van 80% van de ontwikkeling van de loonvoet bedrijven en 20% van de consumentenprijsindex zoals bekend gemaakt in het Centraal Economisch Plan (CEP). Voor de indexering in 2016 wordt uitgegaan van de cijfers in het CEP van het voorafgaande jaar (CEP 2015). Uit CEP 2015 blijkt tevens dat de geraamde ontwikkelingen qua loonvoet bedrijven en consumentenprijsindex voor 2015 aanzienlijk lager zijn dan vorig jaar in het CEP 2014 werd ingeschat. Hiermee wordt de geraamde ontwikkeling voor 2016 gecorrigeerd. Dit leidt per saldo tot een gematigde indexering van de maximum uurprijs voor 2016.
De maximum uurprijs voor de dagopvang wordt € 6,89, voor de buitenschoolse opvang € 6,42 en voor de gastouderopvang € 5,52 voor 2016 (artikel I, onderdeel A). Volgens artikel 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen worden deze bedragen jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld. Door het rechtstreeks in deze algemene maatregel van bestuur op te nemen kan nu al duidelijkheid worden gegeven over de maximum uurprijzen en kan een ministeriële regeling aan het eind van het jaar achterwege blijven.
De geëxpireerde artikelen 5a en 7a komen te vervallen. Artikel 5a betreft het niet aanpassen (indexeren) van de maximum uurprijs voor het jaar 2012. Artikel 7a betreft het niet aanpassen van de bedragen van de toetsingsinkomens in de tabel voor het jaar 2013.
In artikel 22b is de overgangsbepaling voor een berekeningsjaar voorafgaand aan 2013 gewijzigd in een algemene overgangsbepaling. De overgangsbepaling bepaalt dat het Besluit kinderopvangtoeslag, zoals dat gold op 31 december van een berekeningsjaar, van toepassing blijft op de kinderopvangtoeslagen en tegemoetkomingen in de kosten voor kinderopvang voor dat berekeningsjaar.
De verhoging van de toeslagpercentages voor het eerste kind, tweede kind en volgende kinderen leidt tot extra uitgaven aan kinderopvangtoeslag van circa € 290 miljoen structureel. Dit betreft enerzijds een hogere toeslag voor de huidige populatie. Anderzijds leidt dit naar verwachting tot extra gebruik van de huidige populatie (extra uren) en nieuwe instroom. Naar verwachting neemt het gebruik van kinderopvangtoeslag structureel met circa 19.000 kinderen toe. De extra kosten voor januari 2016 (€ 20 miljoen) worden reeds in december 2015 uitbetaald (AWIR-effect).
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
structureel |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Intensivering kinderopvangtoeslag |
20 |
220 |
269 |
293 |
293 |
293 |
291 |
Indexering van de inkomensklassen is budgettair neutraal. Toepassing van het indexeringpercentage van 0,7% op 2,2 miljard aan kinderopvangtoeslag in 2016 bedraagt circa € 16 miljoen. Omdat dit de reguliere indexering betreft, is dit bedrag al onderdeel van de Rijksbegroting.
De maatregelen voor 2016 hebben een positief inkomenseffect voor gezinnen die gebruik maken van kinderopvang. Alle huishoudens met kinderopvangtoeslag gaan erop vooruit. Het mediane inkomenseffect is 0,6%. De precieze inkomensvooruitgang hangt af van het inkomen en het gebruik van kinderopvang – aantal kinderen, aantal uren en het type kinderopvang. Figuur 1 en tabellen 2 en 3 presenteren de inkomenseffecten voor huishoudens die gebruik maken van kinderopvang, exclusief eventuele gedragseffecten.
Daarnaast is ook voor verschillende voorbeeldhuishoudens uitgerekend hoeveel zij erop vooruitgaan door de verhoging van de kinderopvangtoeslag. Bij de berekeningen is uitgegaan van twee kinderen op de dagopvang of twee kinderen op de buitenschoolse opvang. Ouders met een gezamenlijk inkomen van 1,5 keer modaal gaan er € 666 per jaar op vooruit met twee kinderen op de bso (€ 56 per maand) en € 1.298 met twee kinderen op de dagopvang (€ 108 per maand). De absolute vooruitgang is in dit voorbeeld kleiner voor de alleenstaande ouder dan voor de paren met kinderen, omdat de toeslagtabel voor de laagste inkomens is gemaximeerd.
Figuur 1. Inkomenseffecten verhoging kinderopvangtoeslag voor huishoudens met kinderopvang
0 tot 1% |
1 tot 3% |
>3% |
Totaal |
Mediaan |
Aandeel (%) |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Inkomenshoogte |
||||||
Minimum |
69% |
31% |
100% |
0,6% |
6 |
|
Minimum – modaal |
56% |
39% |
5% |
100% |
0,9% |
9 |
1x–1,5x modaal |
67% |
31% |
2% |
100% |
0,7% |
17 |
1,5x–2x modaal |
70% |
29% |
100% |
0,7% |
26 |
|
>2x modaal |
78% |
21% |
100% |
0,6% |
28 |
|
Totaal |
73% |
26% |
1% |
100% |
0,6% |
100 |
Huishouden |
Opvangsoort |
Inkomenseffect (€) |
Inkomenseffect (% totaal besteedbaar inkomen) |
---|---|---|---|
Alleenstaande ouder, 4 dagen minimumloon |
BSO |
€ 352 |
1,4% |
Dagopvang |
€ 686 |
2,7% |
|
1 x modaal + ½ x modaal met kinderen |
BSO |
€ 666 |
1,7% |
Dagopvang |
€ 1.298 |
3,5% |
|
2 x modaal + ½ x modaal met kinderen |
BSO |
€ 666 |
1,2% |
Dagopvang |
€ 1.298 |
2,6% |
In de berekeningen is uitgegaan van 4 dagen opvang per week voor de alleenstaande ouder en 3 dagen opvang per week voor de paren met kinderen.
De Belastingdienst/Toeslagen acht de inhoud van dit besluit uitvoerbaar.
Deze wijziging van het besluit kinderopvangtoeslag heeft geen gevolgen voor de regeldruk van bedrijven, burgers en uitvoerende professionals.
De voorhangprocedure heeft niet geleid tot wijzigingen.
De inwerkingtreding van dit besluit is met ingang van het berekeningsjaar 2016. Zo wordt aangesloten bij de werkwijze van de Belastingdienst/Toeslagen. In december 2015 worden al beschikkingen afgegeven voor januari 2016. Om de Belastingdienst/Toeslagen voldoende tijd te geven in de voorbereiding hiervan, geldt als uitgangspunt dat het besluit uiterlijk medio oktober 2015 wordt gepubliceerd.
In onderdeel B is van de gelegenheid gebruik gemaakt de geëxpireerde artikelen 5a en 7a te laten vervallen.
In onderdeel C is de overbodige toevoeging «vanaf het berekeningsjaar 2009» in artikel 6 geschrapt.
In onderdeel E is een algemene overgangsbepaling opgenomen die ervoor zorgt dat telkens het Besluit kinderopvangtoeslag zoals dat luidde op 31 december van enige jaar van toepassing blijft op de aanspraak van kinderopvangtoeslag in dat berekeningsjaar. Deze algemene bepaling voorkomt dat artikel 22b jaarlijks moet worden aangepast.
Deze nota van toelichting is door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ondertekend mede namens de Staatssecretaris van Financiën.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2015-355.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.