Wet van 23 september 2015 tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met de invoering van delegatiebepalingen voor de regulering van het systeem van vervoersbewijzen, betaalwijzen en betaaldienstverlening in het openbaar vervoer

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om in de Wet personenvervoer 2000 grondslagen op te nemen om in het belang van de reizigers en van een goed functionerende markt voor betaaldienstverlening in het openbaar vervoer regels te kunnen stellen met betrekking tot de concessieoverstijgende onderwerpen van het systeem van vervoerbewijzen en betaalwijzen in het openbaar vervoer;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden in de alfabetische rangorde ingevoegd:

betaaldienst:

betaaldienst in de zin van de Wet op het financieel toezicht;

betaaldienstverlening in het openbaar vervoer:

samenstel van betaaldiensten en andere diensten dat de betaalwijzen ondersteunt;

betaalwijze:

elke manier om te kunnen voldoen aan de betalingsverplichting voor het openbaar vervoer;

elektronisch vervoerbewijs:

bewijs dat toegang geeft tot en voorziet in betaling voor het gebruik van openbaar vervoer door elektronische registratie van de reis of een deel daarvan;.

B

In artikel 30 worden het tweede tot en met vierde lid vervangen door twee leden, luidende:

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de toegankelijkheid, gebruiksvriendelijkheid en interoperabiliteit van het openbaar vervoer regels worden gesteld over concessieoverstijgende onderwerpen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a. de uitgifte, de kwaliteit en de functionaliteit van vervoerbewijzen;

    • b. de tarieven, waaronder de vaststelling van maximumtarieven, en vervoervoorwaarden;

    • c. de informatievoorziening en klachtprocedures met betrekking tot de onderdelen a en b.

  • 3. De concessiehouder is verplicht reizigers te vervoeren die beschikken over een voor het concessiegebied geldig vervoerbewijs tegen het daarbij behorende tarief.

C

Na artikel 30 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 30a

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van een goed functionerende markt voor betaaldienstverlening in het openbaar vervoer regels worden gesteld met betrekking tot in elk geval:

    • a. de instellingen die elektronische vervoerbewijzen uitgeven, beheren of exploiteren;

    • b. toegang van concessiehouders en aanbieders van elektronische vervoerbewijzen of andere betaalwijzen tot de markt voor betaaldienstverlening in het openbaar vervoer alsmede tot de diensten van de in onderdeel a bedoelde instellingen;

    • c. op een kostengeoriënteerde basis vast te stellen vergoeding voor de door de in onderdeel a bedoelde instellingen te verlenen diensten;

    • d. maatstaven en procedures voor de verdeling van opbrengsten uit het gebruik van elektronische vervoerbewijzen.

  • 2. Indien uitvoering wordt gegeven aan het eerste lid, onderdelen c of d, wordt bepaald dat:

    • a. de berekeningswijzen van de vergoeding en de maatstaven en procedures, bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk onderdelen c en d, de goedkeuring behoeven van de Autoriteit Consument en Markt;

    • b. op de voorbereiding van besluiten met betrekking tot de goedkeuring van maatstaven en procedures voor de verdeling van opbrengsten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de toelating van betaalwijzen tot de markt voor betaaldienstverlening in het openbaar vervoer alsmede met betrekking tot de acceptatie van betaalwijzen door concessiehouders.

Artikel 30b

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan de concessiehouders worden opgedragen gezamenlijk een systeem van betaaldienstverlening in het openbaar vervoer in stand te houden, waarbij functionele eisen met betrekking tot het betaalsysteem kunnen worden gesteld, indien de situatie ontstaat of dreigt te ontstaan dat er een niet alle vervoersconcessies omvattend minimaal aanbod van betaaldiensten is.

Artikel 30c

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het beschikbaar stellen, door concessiehouders, aanbieders van elektronische vervoerbewijzen en de in artikel 30a, eerste lid, onderdeel a, bedoelde instellingen, van geanonimiseerde en niet tot personen herleidbare gegevens over de, uit het gebruik van vervoerbewijzen af te leiden, reizigersstromen.

Artikel 30d

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:

  • a. de samenwerking en werkwijze tussen concessieverleners en concessiehouders met betrekking tot concessieoverstijgende onderwerpen als bedoeld in artikel 30, tweede lid;

  • b. de samenwerking tussen concessiehouders en de in artikel 30a, eerste lid, onderdeel a, bedoelde instellingen.

D

In artikel 74, tweede lid, onderdeel a, wordt na «het gebruik» ingevoegd: en de geldigheid.

E

Artikel 87, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. In afwijking van het eerste en tweede lid is de Autoriteit Consument en Markt belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde:

    • a. krachtens artikel 30a, eerste en derde lid;

    • b. bij artikel 63c, vierde, zesde tot en met tiende lid en elfde lid, onderdeel b, voor zover op dat vervoer artikel 87, vierde lid, bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, tweede of vierde lid, van toepassing is verklaard.

F

Artikel 94 komt te luiden:

Artikel 94

De Autoriteit Consument en Markt kan een last onder dwangsom opleggen aan de overtreder van:

  • a. regels gesteld krachtens artikel 30a, eerste en derde lid;

  • b. artikel 63c, vierde, zesde tot en met tiende en elfde lid, onderdeel b, voor zover op dat vervoer dit artikel, bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, tweede of vierde lid, van toepassing is verklaard, en met uitzondering van openbaar vervoer per trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister het bevoegde bestuursorgaan is.

G

Artikel 96a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst alsmede wordt de zinsnede «van de netto-omzet van de overtreder» vervangen door: van de omzet van de overtreder.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In geval van overtreding van de regels gesteld krachtens artikel 30a, eerste en derde lid, kan de Autoriteit Consument en Markt een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450.000,– of, indien dat meer is, van 1% van de omzet van de overtreder.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 17 juni 2014 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en enkele andere wetten in verband de implementatie van richtlijn 2012/34/EU (PbEU 2012, L 343/32) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel E van deze wet, wordt artikel I, onderdeel E, van deze wet als volgt gewijzigd:

Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:

E

Artikel 87, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. In afwijking van het eerste en tweede lid is de Autoriteit Consument en Markt belast met het toezicht op de naleving van:

    • a. het bepaalde krachtens artikel 30a, eerste en derde lid;

    • b. artikel 63c, vierde, zesde tot en met tiende lid en elfde lid, onderdeel b, voor zover op dat vervoer artikel 87, vierde lid, bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, tweede of vierde lid, van toepassing is verklaard;

    • c. uitvoeringsverordening (EU) nr. 869/2014 van de Commissie van 11 augustus 2014 inzake nieuwe spoorvervoersdiensten voor passagiers (PbEU 2014, L 239);

    • d. de bij ministeriële regeling aangewezen bindende EU-rechtshandelingen van algemene strekking van de Europese Commissie op het gebied van internationale passagiersvervoerdiensten.

ARTIKEL III

In artikel 1, onderdeel 4º, van de Wet op de economische delicten wordt in het onderdeel «de Wet personenvervoer 2000» de zinsnede «19a, tiende lid 30, vierde lid,» vervangen door: 19a, tiende lid, 30, derde lid,.

ARTIKEL IIIA

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL IV

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 23 september 2015

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Uitgegeven de achtste oktober 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 042

Naar boven