Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2015, 300 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2015, 300 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 mei 2015, nr. 2015-0000124857;
Gelet op Richtlijn 2014/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot wijziging van de Richtlijnen 92/58/EEG, 92/85/EEG, 94/33/EG en 98/24/EG van de Raad en Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad, teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (PbEU 2014, L 65), Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PbEG 2008, L 353), en de artikelen 16 en 33, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 juni 2015, No. W12.15.0158/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 juli 2015, nr. 2015-0000166066;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vernummering van artikel 1.1, vijfde en zesde lid, tot zesde en zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PbEG 2008, L 353);
stoffen of mengsels waaraan werknemers bij de arbeid worden of kunnen worden blootgesteld die vanwege de eigenschappen van of de omstandigheden waaronder die stoffen of mengsels voorkomen gevaar voor de veiligheid of gezondheid kunnen opleveren;
een mengsel of oplossing bestaande uit twee of meer stoffen.
B
Artikel 1.46 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste tot en met vierde lid komen te luiden:
1. Het verrichten van plaatsonafhankelijke arbeid met gevaarlijke stoffen is alleen toegestaan met:
a. stoffen die aan geen criteria voldoen voor een of meer gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;
b. stoffen die een bijzondere aanduiding bevatten zoals vermeld in Bijlage II, deel 1 en 2, van de onder a genoemde verordening met uitzondering van de bijzondere aanduidingen: EUH001, EUH006, EUH014, EUH018, EUH019, EUH029, EUH031, EUH032, EUH044, EUH070, EUH071, EUH202 of EUH207; en
c. stoffen die uitsluitend voldoen aan de criteria voor een of meer van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in de onder a genoemde verordening: H-zinnen 223, 226, 227, 228, 302, 312, 315, 318, 319, 332, 335, 336, 400, 410, 411, 412, 413 of 420.
2. Met betrekking tot de in het eerste lid, onder c, genoemde stoffen, met uitzondering van stoffen die uitsluitend voldoen aan de criteria voor een of meer van de volgende H-zinnen: 400, 410, 411, 412, 413 of 420, wordt in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in ieder geval vastgesteld aan welke stoffen de werknemers worden of kunnen worden blootgesteld en welke de gevaren zijn die aan die stoffen zijn verbonden.
3. Bij de verpakking en sluiting van gevaarlijke stoffen worden de volgende voorschriften in acht genomen:
a. de verpakking is zodanig ontworpen en uitgevoerd dat verlies van de inhoud wordt voorkomen, behalve als andere meer specifieke veiligheidsvoorzieningen zijn voorgeschreven;
b. het materiaal van de verpakking en sluiting mag niet door de inhoud kunnen worden beschadigd of daarmee een gevaarlijke verbinding kunnen vormen;
c. de verpakking en sluiting zijn in alle onderdelen zo stevig en sterk dat zij niet losraken en afdoende bestand zijn tegen elke normale behandeling; en
d. verpakking die voorzien is van een herbruikbare sluiting is zodanig ontworpen dat de verpakking herhaalde malen opnieuw kan worden gesloten zonder verlies van inhoud.
De verpakking en sluiting van gevaarlijke stoffen wordt vermoed te voldoen aan de hiervoor genoemde voorschriften indien ze voldoen aan de betreffende, bij of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of de Wet luchtvaart gestelde, eisen voor vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht, over zee, over de weg, per spoor of over de binnenwateren.
4. Op de verpakking, bedoeld in het derde lid, van een gevaarlijke stof wordt opvallend en goed leesbaar vermeld:
a. de officiële naam van de gevaarlijke stof en de relevante gevaarlijke bestanddelen; en
b. de gevarenpictogrammen, signaalwoorden en gevaarsaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels.
2. Het zesde lid komt te luiden:
6. Huidcontact is voorkomen of geminimaliseerd door het dragen van doelmatige persoonlijke beschermingsmiddelen bij mogelijke blootstelling aan een gevaarlijke stof:
a. die voldoet aan criteria voor een of meer van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zinnen 312 of 315;
b. als bedoeld in artikel 4.3, eerste of tweede lid en waarbij is aangegeven dat die gevaarlijke stof door de huid kan worden opgenomen; of
c. indien dit voortvloeit uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5, van de wet.
3. Onder vernummering van het zevende tot en met elfde lid tot achtste tot en met twaalfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
7. Oogcontact is voorkomen of geminimaliseerd door het dragen van doelmatige persoonlijke beschermingsmiddelen bij mogelijke blootstelling aan een gevaarlijke stof:
a. die voldoet aan criteria voor een of meer van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zinnen: 318, 319, of de bijzondere aanduiding: EUH070; of
b. indien dit voortvloeit uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet.
4. Het achtste lid (nieuw) lid komt te luiden:
8. Indien met stoffen wordt gewerkt die voldoen aan criteria voor een of meer van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zinnen 223, 226 of 228, dan zijn aan de werknemer deugdelijke en doelmatige middelen voor het blussen of doven van een brand ter beschikking gesteld.
5. In het tiende lid (nieuw) wordt «achtste lid» vervangen door: negende lid.
6. In het elfde lid (nieuw) wordt «achtste of negende lid» vervangen door: negende of tiende lid.
7. In het twaalfde lid, onder c (nieuw), wordt «zevende, achtste, negende of tiende lid» vervangen door: achtste, negende, tiende of elfde lid.
8. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
13. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van het vierde lid.
C
In artikel 4.1 vervalt onderdeel a, onder verlettering van onderdeel b en c tot onderdeel a en b.
D
In artikel 4.1a, eerste lid, wordt »4.1.c, eerste lid, onderdeel h» vervangen door: 4.1c, eerste lid, onder i.
E
Artikel 4.1c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel f komt te luiden:
f. huidcontact is voorkomen of geminimaliseerd door het dragen van doelmatige persoonlijke beschermingsmiddelen bij mogelijke blootstelling aan een gevaarlijke stof:
1°. die voldoet aan criteria voor een of meer van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zinnen 310, 311, 312, 314, 315 of 317;
2°. als bedoeld in artikel 4.3, eerste of tweede lid, of artikel 4.16, eerste of tweede lid, en waarbij is aangegeven dat die gevaarlijke stof door de huid kan worden opgenomen; of
3°. indien dit voortvloeit uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet;.
2. Onder verlettering van de onderdelen g tot en met k tot h tot en met l wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
g. oogcontact is voorkomen of geminimaliseerd door het dragen van doelmatige persoonlijke beschermingsmiddelen bij mogelijke blootstelling aan een gevaarlijke stof:
1°. die voldoet aan criteria voor een of meer van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zinnen: 314, 318, 319, of de bijzondere aanduiding: EUH070; of
2°. indien dit voortvloeit uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet.
F
Artikel 4.1d wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onder b, komt te luiden:
b. de gevarenpictogrammen, signaalwoorden en gevaarsaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid hoeven op laboratoriumhulpmiddelen die worden gebruikt voor kortdurende handelingen of met steeds wisselende chemicaliën niet steeds alle verplichte aanduidingen te zijn aangebracht, indien er toereikende alternatieve maatregelen zijn genomen, met name op het gebied van voorlichting of opleiding, die hetzelfde beschermingsniveau als bedoeld in het eerste lid garanderen.
3. Het derde tot en met zesde lid worden vernummerd tot vierde tot en met zevende lid.
4. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Bij de verpakking en sluiting van gevaarlijke stoffen worden de volgende voorschriften in acht genomen:
a. de verpakking is zodanig ontworpen en uitgevoerd dat verlies van de inhoud wordt voorkomen, behalve als andere meer specifieke veiligheidsvoorzieningen zijn voorgeschreven;
b. het materiaal van de verpakking en sluiting mag niet door de inhoud kunnen worden beschadigd of daarmee een gevaarlijke verbinding kunnen vormen;
c. de verpakking en sluiting zijn in alle onderdelen zo stevig en sterk dat zij niet losraken en afdoende bestand zijn tegen elke normale behandeling; en
d. verpakking die voorzien is van een herbruikbare sluiting is zodanig ontworpen dat de verpakking herhaalde malen opnieuw kan worden gesloten zonder verlies van inhoud.
De verpakking en sluiting van gevaarlijke stoffen wordt vermoed te voldoen aan de hiervoor genoemde voorschriften indien ze voldoen aan de betreffende, bij of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of de Wet luchtvaart gestelde, eisen voor vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht, over zee, over de weg, per spoor of over de binnenwateren.
5. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het bij of krachtens de Wet milieubeheer bepaalde» vervangen door: het eerste lid.
6. In het zesde lid (nieuw) wordt «de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden» vervangen door: de Wet luchtvaart.
7. In het zevende lid wordt «eerste, tweede of derde lid» vervangen door: eerste, tweede of vierde lid.
G
De aanhef van artikel 4.2a komt te luiden:
Indien op de arbeidsplaats in verband met de aard van de werkzaamheden die daar worden uitgevoerd, gevaarlijke stoffen plegen voor te komen die voldoen aan criteria voor een of meer van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zinnen 360, 360F, 360D, 360FD, 360Fd, 360Df, 361, 361f, 361d, 361fd, 362, worden met betrekking tot die stoffen in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in aanvulling op artikel 4.2, de volgende gegevens vermeld:.
H
Artikel 4.5, vierde lid, onder c, komt te luiden:
c. een stof die voldoet aan de volgende gevarenaanduiding als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zin 334.
I
Artikel 4.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a vervalt «(gecodificeerde versie)».
2. Onderdeel b komt te luiden:
1°. gevaarlijke stof die voldoet aan de criteria om als kankerverwekkend te worden ingedeeld in categorie 1A of 1B als bedoeld in bijlage I bij EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels; of
2°. gevaarlijke stof of procedé als bedoeld in bijlage I bij de richtlijn, alsmede een gevaarlijke stof die vrijkomt bij een in die bijlage bedoeld procedé;.
3. Onderdeel d komt te luiden:
gevaarlijke stof die voldoet aan de criteria om als mutageen in geslachtscellen te worden ingedeeld in categorie 1A of 1B als bedoeld in bijlage I bij EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;.
J
In artikel 4.50, vierde lid, onder a, wordt «4.1c, eerste lid, aanhef en onderdelen d en g» vervangen door: 4.1c, eerste lid, aanhef en onderdelen d en h.
K
Artikel 4.105, eerste lid, komt te luiden:
1. Jeugdige werknemers verrichten geen arbeid met of worden niet blootgesteld aan een gevaarlijke stof die voldoet aan criteria voor een of meer van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zinnen 300, 301, 310, 311, 317, 330, 331, 334, 340, 341, 350, 350i, 351, 360, 360F, 360D, 360FD, 360Fd, 360Df, 361, 361f, 361d, 361fd, 362, 370, 371, 372 of 373.
L
Artikel 4.106, onder a, komt te luiden:
a. arbeid verrichten met een gevaarlijke stof die voldoet aan een van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zinnen 200, 201, 202, 203, 204, 205, 220, 221, 222, 224, 225, 240, 241, 242, 314, 315, 318, 319 of 335, of de bijzondere aanduidingen: EUH070 of EUH071;.
M
In artikel 9.3, tweede lid, onder d, wordt «4.1c, eerste lid, onder g, j en k» vervangen door: 4.1c, eerste lid, onder h, k en l.
N
In artikel 9.9b, eerste lid, onder a, wordt «1.46, tweede tot en met elfde lid» vervangen door: 1.46, tweede tot en met dertiende lid.
O
In artikel 9.22, derde lid, onder b, wordt «4.1c, eerste lid, onderdeel k» vervangen door: 4.1c, eerste lid, onder l.
P
Artikel 9.34 komt te luiden:
Mengsels die vóór 1 juni 2015 op de arbeidsplaats aanwezig zijn of op of na die datum met inachtneming van artikel 61, vierde lid, tweede zin, van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels aan de werkgever of de werkgever die werknemers plaatsonafhankelijke arbeid laat verrichten worden geleverd voor gebruik op de arbeidsplaats mogen in afwijking van de artikelen 1.46, vierde lid, of 4.1d, eerste lid, tot en met 31 mei 2017 zijn voorzien van de gevarencategorieën, bedoeld in richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG 1999, L 200).
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 9 juli 2015
Willem-Alexander
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Uitgegeven de zeventiende juli 2015
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Dit voorstel tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) strekt tot uitvoering van Richtlijn 2014/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot wijziging van de richtlijnen 92/58/EG, 92/85/EEG, 94/33/EG en 98/24/EG van de Raad en Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad, teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (PbEU 2014, L 65).
Daarnaast is het noodzakelijk om het Arbobesluit op onderdelen aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PbEG 2008, L 353). Dat laatste is noodzakelijk omdat in het Arbobesluit op diverse plaatsen nog termen gebruikt worden die gebaseerd zijn op richtlijn 67/548/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG 1967, L 196) en richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG 1999, L 200). Genoemde verordening 1272/2008 (hierna CLP-verordening), heeft de genoemde richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG met ingang van 1 juni 2015 vervangen. De CLP-verordening is inmiddels diverse keren gewijzigd in verband met technische en wetenschappelijke vooruitgang. Met deze wijzigingen1 is in de onderhavige wijziging van het Arbobesluit waar nodig bij de aanduiding van gevaarlijke stoffen rekening gehouden. De CLP-verordening geldt voor het op de markt brengen van gevaarlijke stoffen. De etikettering die is voorgeschreven voor het op de markt brengen van gevaarlijke stoffen is via het Arbobesluit ook van toepassing bij het werken met gevaarlijke stoffen op de arbeidsplaats in het geval de gevaarlijke stoffen niet of nog niet van een (geldig) etiket zijn voorzien volgens de CLP-verordening. Dit geldt ook bij plaatsonafhankelijk werken. Dit volgt voor reguliere arbeidsplaatsen uit artikel 8, tweede lid, van Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (PbEG 1998, L 131). Voor plaatsonafhankelijk werken, dat mede is gebaseerd op ILO-Verdag 177 betreffende thuiswerk 1996, zijn zoveel mogelijk gelijke voorschriften van toepassing. In paragraaf 1.7 is een transponeringstabel opgenomen.
De richtlijnen 92/58/EEG (veiligheids- en gezondheidssignalering), 92/85/EEG (werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie), 94/33/EG (jongeren) en 98/24/EG (chemische agentia) van de Raad en Richtlijn 2004/37/EG (carcinogene en mutagene agentia) van het Europees Parlement en de Raad bevatten, met name in de bijlagen, verwijzingen naar het vorige indelings- en etiketteringsysteem. Dat etiketteringssysteem bestond uit de onder 1.1 genoemde richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG. Aangezien dit systeem vervangen is door het systeem in de CLP-verordening (zie 1.3) moesten de betreffende richtlijnen gewijzigd worden om ze in lijn te brengen met genoemde verordening.
De wijzigingen in de richtlijnen zijn noodzakelijk om de doeltreffendheid van die richtlijnen te blijven verzekeren. Richtlijn 2014/27/EU is niet bedoeld om het toepassingsgebied te wijzigen. Deze richtlijn is bedoeld om het beschermingsniveau van werknemers waarin de richtlijnen voorzien te behouden en niet te verlagen. Gezien de verdere technologische vooruitgang moeten de vijf richtlijnen niettemin regelmatig herzien worden (overeenkomstig art 17bis van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad), zodat de coherentie van de wetgeving gewaarborgd wordt en opdat er in de werkomgevingen waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, een voldoende hoog niveau van bescherming wordt gegarandeerd.
In het proces voor de totstandkoming van deze richtlijn zijn de sociale partners op EU-niveau geconsulteerd en hebben zij ingestemd met de herziening.
In de bijlage bij richtlijn 94/33/EG (jongeren) en bijlage I bij richtlijn 92/85/EEG (werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie) zijn met de te implementeren richtlijn 2014/27/EU diverse wijzigingen aangebracht. In verband met de verplichtingen die voor de werkgever met betrekking tot de risico-inventarisatie en -evaluatie voortvloeien uit de artikelen 1.36, tweede lid (jongeren), en 1.41 (zwangere werkneemsters en werkneemsters tijdens de lactatie) van het Arbobesluit, zijn hieronder kort de belangrijkste gevolgen van de wijzigingen van de genoemde bijlagen opgenomen.
In de bijlage bij de richtlijn jongeren zijn vier wijzigingen doorgevoerd:
1. Allereerst heeft een actualisering plaatsgevonden van de verwijzingen naar de juiste richtlijnen/verordening (67/548/EEG naar 1272/2008; 90/394/EEG naar 2004/37/EG) Dit heeft geen inhoudelijke betekenis.
2. Vervanging heeft plaatsgevonden van de term «stoffen en bereidingen» door «stoffen en mengsels». Ook dit heeft geen inhoudelijke betekenis.
3. In de tekst is verhelderd dat het alle stoffen/mengsels betreft die voldoen aan de criteria van de CLP-Verordening. Dit betekent dat indien een stof in Bijlage VI van CLP-verordening niet is ingedeeld voor een bepaalde eigenschap (bijvoorbeeld carcinogeen), de werkgever moet bepalen/beoordelen of de genoemde stof toch mogelijk aan die criteria voldoet. Dit betekent dat hij dan bijvoorbeeld naar de meest recente SZW lijst van kankerverwekkende, mutagene en voor de voortplanting giftige stoffen moet kijken of de stof daarop staat (als zijnde bijvoorbeeld carcinogeen). Deze laatste verplichting geldt overigens ook voor de stoffen/mengsels die onder CLP-verordening vallen (het betreft geen uitbreiding). Genoemde SZW-lijst wordt in ieder geval tweemaal per jaar in de Staatscourant gepubliceerd en kan ook worden geraadpleegd op www.rijksoverheid.nl (http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gevaarlijke-stoffen).
4. Ten slotte zijn bepaalde gevaarcategorieën en de R-zinnen vervangen door H-zinnen (en gevaarsaanduidingen). Daarbij betreft het praktisch gezien deels een vervanging van een gevaarscategorie, R-zin of een combinatie daarvan door corresponderende H-zinnen en deels een uitbreiding met relevant geachte gevaren voor jongeren. De oude bijlage bevatte onder andere de stoffen/mengsels die als zeer vergiftig, giftig, corrosief of ontplofbaar waren ingedeeld, en de stoffen/mengsels die voldeden aan criteria voor de volgende R-zinnen: R39, R40, R42, R43, R45, R46, R48, R60, R61. In onderstaand overzicht zijn de thans relevante H-zinnen opgenomen:
H200: Instabiele ontplofbare stof;
H201: Ontplofbaar; gevaar voor massa-explosie;
H202: Ontplofbaar; ernstig gevaar voor scherfwerking;
H203: Ontplofbaar gevaar voor brand luchtdrukwerking of scherfwerking;
H204: Gevaar voor brand of scherfwerking;
H205: Gevaar voor massa-explosie bij brand;
H300: Dodelijk bij inslikken;
H301: Giftig bij inslikken;
H310: Dodelijk bij contact met de huid;
H311: Giftig bij contact met de huid;
H314: Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel;
H317: Kan een allergische huidreactie veroorzaken;
H330: Dodelijk bij inademing;
H331: Giftig bij inademing;
H334: Kan bij inademing allergie- of astmasymptomen of ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken;
H340: Kan genetische schade veroorzaken «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»;
H341: Verdacht van het veroorzaken van genetische schade «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»;
H350: Kan kanker veroorzaken «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»;
H350i: Kan kanker veroorzaken bij inademing;
H351: Verdacht van het veroorzaken van kanker «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is».
H360: Kan de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden;
H360F: Kan de vruchtbaarheid schaden;
H360D: Kan het ongeboren kind schaden;
H360FD: Kan de vruchtbaarheid schaden. Kan het ongeboren kind schaden;
H360Fd: Kan de vruchtbaarheid schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden;
H360Df: Kan het ongeboren kind schaden. Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden;
H370: Veroorzaakt schade aan organen «of alle betrokken organen vermelden indien bekend» «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»;
H371: Kan schade aan organen «of alle betrokken organen vermelden indien bekend» veroorzaken «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»;
H372: Veroorzaakt schade aan organen «of alle betrokken organen vermelden indien bekend» bij langdurige of herhaalde blootstelling «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»; en
H373: Kan schade aan organen «of alle betrokken organen vermelden indien bekend» veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is».
1. Allereerst heeft actualisering plaatsgevonden van de verwijzingen naar de juiste richtlijnen/verordening (90/679/EEG naar 2004/54/EG; 90/394/EEG naar 2004/37/EG; 67/548/EEG naar 1272/2008) Dit heeft geen inhoudelijke betekenis.
2. Vervanging heeft plaatsgevonden van de term «agentia» door «stoffen en mengsels». Dit is eigenlijk een verduidelijking (en geen uitbreiding), omdat indien een mengsel een bepaald effect heeft (hier vaak carcinogeen, mutageen of voor de voortplanting giftig) dit bijna altijd komt omdat er een stof in het mengsel zit met dat effect.
3. In de tekst is verhelderd dat het alle stoffen/mengsels betreft die voldoen aan de criteria van de CLP-verordening. Dit betekent dat indien een stof in bijlage VI van CLP-verordening niet is ingedeeld voor een bepaalde eigenschap (hier vaak carcinogeen, mutageen of voor de voortplanting giftig), de werkgever moet bepalen/beoordelen of de genoemde stof toch mogelijk aan die criteria voldoet. Dit betekent dat hij dan bijvoorbeeld naar de meest recente SZW lijst van kankerverwekkende, mutagene en voor de voortplanting giftige stoffen moet kijken of de stof daarop staat (als zijn de carcinogeen etc). Deze laatste verplichting geldt overigens ook voor de stoffen/mengsels die onder CLP-verordening vallen (het is geen uitbreiding). Genoemde SZW lijst wordt in ieder geval tweemaal per jaar in de Staatscourant gepubliceerd en kan ook worden geraadpleegd op www.rijksoverheid.nl (http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gevaarlijke-stoffen).
4. Ten slotte zijn bepaalde R-zinnen vervangen door H-zinnen (en gevaarsaanduidingen). Daarbij betreft het praktisch gezien deels een vervanging van een R-zin door zijn corresponderende H-zin en deels een uitbreiding met relevant geachte gevaren voor zwangere werkneemsters en werkneemsters tijdens de lactatie. De oude bijlage bevatte de volgende R-zinnen: R40, R45, R46 en R47. In onderstaand overzicht zijn de thans relevante H-zinnen opgenomen:
H340: Kan genetische schade veroorzaken «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»;
H341: Verdacht van het veroorzaken van genetische schade «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»;
H350: Kan kanker veroorzaken «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»;
H350i: Kan kanker veroorzaken bij inademing;
H351: Verdacht van het veroorzaken van kanker «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is».
H360: Kan de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden;
H360D: Kan het ongeboren kind schaden;
H360FD: Kan de vruchtbaarheid schaden. Kan het ongeboren kind schaden;
H360Fd: Kan de vruchtbaarheid schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden;
H360Df: Kan het ongeboren kind schaden. Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden;
H361: Kan mogelijk de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden;
H361d: Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden;
H361fd: Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden;
H362: Kan schadelijk zijn via de borstvoeding;
H370: Veroorzaakt schade aan organen «of alle betrokken organen vermelden indien bekend» «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»; en
H371: Kan schade aan organen «of alle betrokken organen vermelden indien bekend» veroorzaken «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is».
De CLP-verordening bevat een nieuw systeem voor de indeling, etikettering en verpakking van gevaarlijke stoffen en mengsels en vervangt daarmee de bestaande Europese richtlijnen inzake de indeling, etikettering en verpakking van gevaarlijke stoffen en preparaten. De CLP-verordening sluit aan bij de door de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties (ECOSOC) vastgestelde criteria voor de indeling en etikettering van gevaarlijke stoffen en mengsels, bekend als het wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen (Globally Harmonised System of Classification and Labelling of Chemicals, hierna: GHS). De CLP-verordening is bedoeld om het huidige hoge beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu te waarborgen en tegelijkertijd het vrije verkeer van stoffen en mengsels op de interne markt te garanderen.
De CLP-verordening is in de plaats gekomen van de eerder genoemde richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG. De genoemde richtlijnen zijn door de CLP-verordening met ingang van 1 juni 2015 ingetrokken. De CLP-verordening is rechtstreeks werkend voor de stoffen en mengsels die in handel gebracht worden (voor bedoelde stoffen en preparaten is de Nederlandse wetgeving al eerder aangepast). Op de werkplek kunnen evenwel stoffen en mengels gebruikt worden die niet in de handel gebracht worden. Voor stoffen of mengsels die niet in de handel worden gebracht kan de werkgever bij het bepalen van de juiste pictogrammen, signaalwoorden en gevaarsaanduidingen uitgaan van de voorschriften voor het bepalen van de indeling en etikettering van gevaarlijke stoffen en mengsels die gelden voor het in de handel brengen van gevaarlijke stoffen en mengsels, zoals die zijn opgenomen in bijlage 1 van de CLP-verordening.
Belangrijke wijzigingen van de CLP-verordening (in vergelijking met de richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG), voor zover relevant voor de onderhavige wijziging van het Arbobesluit, zijn in de onderstaande tabel weergegeven.
Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG |
CLP-verordening |
Korte toelichting |
|
---|---|---|---|
Preparaat |
Mengsel |
Vervanging van het begrip «preparaat» door «mengsel». |
|
Gevaarssymbolen |
Gevarenpictogrammen |
De gevaarsymbolen heten nu gevarenpictogrammen. Daarnaast zijn er drie nieuwe gevarenpictogrammen geïntroduceerd: |
|
Drie nieuwe gevarenpictogrammen |
|||
|
Dit nieuwe gevarenpictogram wordt bijvoorbeeld gebruikt voor de gezondheidsgevaren van schadelijke of irriterende stoffen en mengsels. |
||
|
Dit nieuwe gevarenpictogram wordt bijvoorbeeld gebruikt voor gezondheidsgevaren van stoffen en mengsels die (verdacht) kankerverwekkend, mutageen en/of giftig voor de voortplanting (reprotoxisch) zijn. |
||
|
Dit gevarenpictogram wordt gebruikt voor gassen onder druk. |
||
Gevaarsaanduiding |
Signaalwoord |
De gevaarsaanduidingen onder het gevarensymbool (bijvoorbeeld «irriterend» zijn vervangen door 2 signaalwoorden «gevaar» (danger) en «waarschuwing» (warning). De signaalwoorden worden afzonderlijk van elkaar gebruikt. Als het signaalwoord «gevaar» op het etiket staat, wordt het signaalwoord «waarschuwing» niet vermeld. |
|
R(isk)-zinnen (gevarenzinnen) |
H(azard)-zinnen (gevarenzinnen) en EUH-zinnen |
De R-zinnen zijn omgezet in H-zinnen of EUH zinnen. Daarnaast zijn in aantal gevallen criteria veranderd voor toekenning van de H-zinnen (in vergelijking met de oorspronkelijke R-zinnen) en soms de tekst van de zinnen. De CLP-verordening bevat ook criteria voor gevaarseigenschappen (bijvoorbeeld voor bepaalde fysisch- of milieugevaren) waarvoor wel een R-zin bestond, maar waar niet voor gekozen is om deze in een H-zin om te zetten (omdat deze H-zin in VN-GHS bestond). Deze R-zinnen uit de richtlijn 67/548/EEG en enkele «zinnen» uit de richtlijn 1999/45/EG zijn in de CLP-verordening opgenomen als «EUH-aanduidingen». Bijlage II van de CLP-verordening beschrijft wanneer de EUH-zinnen vermeld moeten worden. Voorbeeld EUH-aanduiding: EUH014: Reageert heftig met water; EUH066: Herhaalde blootstelling kan een droge of een gebarsten huid veroorzaken; EUH071: Bijtend voor de luchtwegen. |
|
S(afety)-zinnen (veiligheidsaanbevelingen) |
P(recautionary)-zinnen voorzorgmaatregelen |
De S-zinnen zijn omgezet in P-zinnen. Daarnaast zijn in een aantal gevallen criteria veranderd voor toekenning van de P-zinnen (in vergelijking met de oorspronkelijke S-zinnen) en soms de tekst van de zinnen. |
In de afgelopen jaren heeft de overheid veel voorlichting gegeven over het CLP-verordening. Hiervoor functioneert ook de CLP helpdesk (http://stoffen-info.nl/websites-onderwerpen/helpdesk-clp-eu-ghs).
Richtlijn 2014/27/EU is geïmplementeerd door in het Arbobesluit (met name hoofdstuk 4) een aantal bepalingen te herzien. Daarnaast zijn een aantal artikelen aangepast aan de terminologie van de CLP-verordening (bijvoorbeeld omzetten R-zinnen in H of EUH-zinnen. Zie verder 1.1 en 1.3).
Uitgangspunt was daarbij om geen nationale kop te creëren (in lijn met de brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 4 oktober 2005 over de nationale kop in arbeidsomstandighedenregelgeving (Kamerstukken II 2005/06, 25 883, nr. 55). Wel moesten er in een aantal gevallen aanpassingen aan de bestaande tekst plaatsvinden, omdat de oude tekst Europees rechtelijk niet correct was of niet logisch was (mede gelet op de CLP-verordening) of in relatief vage bewoordingen gesteld was (bijvoorbeeld «stof is irriterend»). Deze kwalitatieve begrippen zijn vervangen door concrete zinnen (veelal H-zinnen), zodat het veel duidelijker/concreter is voor de werkgever en de werknemer. Bij de artikelsgewijze toelichting is dit nader toegelicht.
Het voorstel voor implementatie is afgestemd met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven.
In 2007 is al een volledige beoordeling van het effect van de primaire wetgeving (i.e. de CLP-verordening) uitgevoerd (Kamerstukken II 2008/09, 31 894, nr. 3). Voor Richtlijn 2014/27/EU is door de EU geen effectbeoordeling opgesteld (werd niet noodzakelijk geacht omdat het al voor de CLP-verordening gedaan werd).
De gevolgen van de onderhavige herziening van het Arbobesluit worden beperkt geacht; ook omdat het bedrijfsleven al rekening hield met de herzieningen in het licht van de vereiste implementatie van de CLP-Verordening.
Indertijd is door het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (in samenwerking met andere ministeries) uitgebreide voorlichting gegeven aan alle doelgroepen over de veranderingen als gevolg van de invoering van de CLP-verordening. Problemen in de uitvoerbaarheid worden dan ook niet verwacht.
De structuur van het toezicht op de naleving en de handhaving van de wettelijke bepalingen wordt met de onderhavige herziening niet inhoudelijk gewijzigd. Vanuit het oogpunt van handhaafbaarheid worden dan ook geen knelpunten voorzien.
Hieronder is de transponeringstabel opgenomen van richtlijn 2014/27/EU. Implementatie vindt plaats via wijziging van het Arbobesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling (Arboregeling). De wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling zal binnenkort in de Staatscourant worden gepubliceerd.
Richtlijn 2014/27/EU |
Wettelijke regeling |
Beleidsruimte** |
---|---|---|
Artikel 1 |
||
eerste lid |
behoeft geen implementatie* |
N.v.t. |
tweede lid |
artikel 1.1 Arbobesluit (definitie) en Arboregeling artikel 8.15, eerste lid |
N.v.t. |
derde lid |
Arboregeling bijlage XVIII |
N.v.t. |
vierde lid |
Arboregeling artikel 8.12 |
N.v.t. |
Artikel 2 |
||
eerste lid |
behoeft geen implementatie*; de bedoelde bijlage wordt d.m.v. een dynamische wijziging (zie artikel 9.39 van het Arbobesluit) aangepast. |
N.v.t. |
tweede lid |
behoeft geen implementatie*; de bedoelde bijlage wordt d.m.v. een dynamische wijziging (zie artikel 9.39 van het Arbobesluit) aangepast. |
N.v.t. |
Artikel 3 |
||
eerste lid |
behoeft geen implementatie*; de bedoelde bijlage wordt d.m.v. een dynamische wijziging (zie artikel 9.39 van het Arbobesluit) aangepast. |
N.v.t. |
tweede lid |
behoeft geen implementatie*; de bedoelde bijlage wordt d.m.v. een dynamische wijziging (zie artikel 9.39 van het Arbobesluit) aangepast. |
N.v.t. |
Artikel 4 |
||
eerste lid |
behoeft geen implementatie* (de definitie in het Arbobesluit is breder) |
N.v.t. |
tweede lid |
behoeft geen implementatie* |
N.v.t. |
derde lid |
behoeft geen implementatie* |
N.v.t. |
Artikel 5 |
||
eerste lid |
behoeft geen implementatie* |
N.v.t. |
tweede lid |
Artikel 4.11, onder b, Arbobesluit |
N.v.t. |
derde lid |
behoeft geen implementatie* (zie definitie artikel 1.1 Arbobesluit) |
N.v.t. |
vierde lid |
behoeft geen implementatie* (zie definitie artikel 1.1 Arbobesluit) |
N.v.t. |
vijfde lid |
behoeft geen implementatie (zie definitie artikel 1.1 Arbobesluit) |
N.v.t. |
zesde lid |
behoeft geen implementatie* (zie definitie artikel 1.1 Arbobesluit) |
N.v.t. |
Artikel 6 |
||
eerste lid |
behoeft geen implementatie* |
N.v.t. |
tweede lid |
behoeft geen implementatie* |
N.v.t. |
Artikel 7 |
behoeft geen implementatie* |
N.v.t. |
Artikel 8 |
behoeft geen implementatie* |
N.v.t. |
Verantwoording:
* «behoeft geen implementatie»: het betreft hier bepalingen die verwijzen naar de richtlijn zelf of naar andere richtlijnen of die een opdracht aan de Commissie, het comité dat de Commissie bijstaat, het Europees Parlement, de Raad, of de lidstaten bevatten die niet behoeft te worden geïmplementeerd in de nationale wetgeving.
** Beleidsruimte «N.v.t.» In Nederland gelden regels voor plaatsonafhankelijke arbeid. Dit vloeit niet voort uit de te implementeren richtlijn, maar is een gevolg van eerdere beleidskeuzen en het door Nederland geratificeerde ILO-Verdag 177 betreffende thuiswerk 1996. Om die reden gaan de nieuwe regels rond etikettering ook gelden bij plaatsonafhankelijke arbeid en is bij de beleidsruimte aangegeven dat er geen beleidsruimte is.
Naast het Arbobesluit zal, zoals ook in de transponeringstabel is aangegeven, ook de Arboregeling aangepast worden aan richtlijn 2014/27/EU. Het betreft hier met name hoofdstuk 8 (veiligheids- en gezondheidssignalering) van de Arboregeling. Ook zullen daarin eisen worden opgenomen analoog aan de artikelen 17, tweede lid, 31 en 32 van de CLP-verordening betreffende de etikettering op de arbeidsplaats. Dit betreft onder andere de taal van het etiket.
In dit onderdeel zijn drie definities aan het Arbobesluit toegevoegd. Allereerst die van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels. Verder is de definitie van gevaarlijke stoffen overgeheveld van hoofdstuk 4 naar hoofdstuk 1, omdat het begrip gevaarlijke stoffen ook in hoofdstuk 1 wordt gebruikt. Met betrekking met tot mengsels is aangesloten bij eerder genoemde verordening. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat voor hoofdstuk 2, afdeling 2 (aanvullende voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie ter voorkoming en beperking van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen) een andere definitie van gevaarlijke stof geldt.
Dit artikel betreft plaatsonafhankelijk werken. Diverse leden zijn opnieuw vormgegeven in verband met de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels.
In het eerste lid, onder a, is aangegeven dat plaatsonafhankelijk werken alleen is toegestaan met gevaarlijke stoffen die geen gevarenaanduiding hebben als bedoeld in de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels. Een gevarenaanduiding is krachtens voornoemde verordening een woordcombinatie die geldt voor een gevarenklasse en -categorie, die de aard van de gevaren van een gevaarlijke stof of een gevaarlijk mengsel omschrijft en, in voorkomend geval, de ernst van het gevaar. Verder is, onder b, plaatsonafhankelijk werken toegestaan met gevaarlijke stoffen die geen gevarenaanduiding hebben, maar wel bijzondere aanduidingen bevatten als bedoeld in bijlage II, deel 1 en 2, van genoemde verordening, waarop vervolgens enige uitzonderingen zijn geformuleerd met betrekking tot gevaarlijke stoffen waarmee de arbeid niet is toegestaan. Dit betreffen:
EUH001: In droge toestand ontplofbaar;
EUH006: Ontplofbaar met en zonder lucht;
EUH014: Reageert heftig met water;
EUH018: Kan bij gebruik een ontvlambaar/ontplofbaar dampluchtmengsel vormen;
EUH019: Kan ontplofbare peroxiden vormen;
EUH029: Vormt giftig gas in contact met water;
EUH031: Vormt giftig gas in contact met zuren;
EUH032: Vormt zeer giftig gas in contact met zuren;
EUH044: Ontploffingsgevaar bij verwarming in afgesloten toestand;
EUH070: Giftig bij oogcontact;
EUH071: Bijtend voor de luchtwegen;
EUH202: Cyanoacrylaat. Gevaarlijk. Kleeft binnen enkele seconden huid en oogleden aan elkaar. Buiten het bereik van kinderen houden; en
EUH207: Let op! Bevat cadmium. Bij het gebruik ontwikkelen zich gevaarlijke dampen. Zie de aanwijzingen van de fabrikant. Neem de veiligheidsvoorschriften in acht.
Deel 1 van de CLP-verordening bevat speciale voorschriften voor de etikettering van bepaalde ingedeelde stoffen en mengsels. Deel 2 bevat de voorschriften voor nadere gevarenaanduidingen die op het etiket van bepaalde mengsels moeten worden aangebracht.
Tenslotte is, onder c, plaatsonafhankelijk werken nog toegestaan met stoffen die uitsluitend een van de navolgende aangeduide H-zinnen hebben (dus niet zwaarder zijn geëtiketteerd). Het gaat hier om:
H223: Ontvlambare aerosol;
H226: Ontvlambare vloeistof en damp;
H227: Brandbare vloeistof;
H228: Ontvlambare vaste stof;
H302: Schadelijk bij inslikken;
H312: Schadelijk bij contact met de huid;
H315: Veroorzaakt huidirritatie;
H318: Veroorzaakt ernstig oogletsel;
H319: Veroorzaakt ernstige oogirritatie;
H332: Schadelijk bij inademing;
H335: Kan irritatie van de luchtwegen veroorzaken;
H336: Kan slaperigheid of duizeligheid veroorzaken;
H400: Zeer giftig voor in het water levende organismen;
H410: Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen;
H411: Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen;
H412: Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen;
H413: Kan langdurige schadelijke gevolgen voor in het water levende organismen hebben; en
H420: Schadelijk voor de volksgezondheid en het milieu door afbraak van ozon in de bovenste lagen van de atmosfeer.
Met alle andere gevaarlijke stoffen mag derhalve niet worden gewerkt, ook niet als het om verpakte stoffen gaat. Ook het laten verrichten van werkzaamheden die bestaan uit het inpakken van gesloten capsules of tubes met niet-toegestane gevaarlijke stoffen in assortimentsdozen, is ingevolge het eerste lid niet toegestaan.
Bij plaatsonafhankelijk werken is het uitgangspunt dat uitsluitend die stoffen zijn toegestaan, waarbij in geval van blootstelling het dragen van een geschikte veiligheidsbril of geschikte handschoenen voldoende bescherming kan bieden. Verder gelden bij plaatsonafhankelijk werken de gewone regels voor het werken met gevaarlijke stoffen, zoals het registreren van stoffen en gevaren in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie op grond van artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet), het deugdelijk verpakken en etiketteren van verpakkingen van stoffen, het beschikbaar stellen van brandblusmiddelen bij gebruik van bepaalde stoffen en het voorkomen van en beperken van gevolgen van calamiteiten.
Op grond van hoofdstuk 9 van het Arbobesluit, berust de verantwoordelijkheid voor de naleving van dit artikel zowel bij degene die plaatsonafhankelijke arbeid verricht, als laat verrichten.
Ook degene die plaatsonafhankelijke arbeid ter beschikking stelt, is op grond van artikel 5 van de Arbowet verplicht een risico-inventarisatie en -evaluatie uit te voeren. In het tweede lid is bepaald dat hij in de risico-inventarisatie en -evaluatie in ieder geval moet opnemen aan welke gevaarlijke stoffen degene die plaatsonafhankelijke arbeid verricht, wordt of kan worden blootgesteld en wat de gevaren zijn die aan de stoffen zijn verbonden. Uitgezonderd zijn gevaarlijke stoffen die uitsluitend een van de volgende gevarenaanduidingen bevatten en derhalve niet gevaarlijk zijn voor de plaatsonafhankelijke werknemer:
H400: Zeer giftig voor in het water levende organismen;
H410: Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen;
H411: Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen;
H412: Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen;
H413: Kan langdurige schadelijke gevolgen voor in het water levende organismen hebben; en
H420: Schadelijk voor de volksgezondheid en het milieu door afbraak van ozon in de bovenste lagen van de atmosfeer.
In dit lid zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot de verpakking en sluiting van gevaarlijke stoffen die bij plaatsonafhankelijke arbeid mogen worden gebruikt. Het is belangrijk dat de werknemer bij het omgaan met chemische stoffen geen risico loopt door blootstelling aan stoffen die, bijvoorbeeld door lekkage uit een ondeugdelijk verpakking kunnen komen. Voor verpakkingen van stoffen die in de handel gebracht worden zijn op grond van de CLP-verordening eisen gesteld. Het is essentieel dat de werknemer die werkt met verpakkingen van stoffen die niet in de handel gebracht worden ook op dezelfde manier beschermd wordt. Daartoe strekt deze bepaling (die ook in lijn is met de algehele zorgplicht die de werkgever heeft).
Met betrekking tot de gestelde eisen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de eisen die de CLP-verordening stelt (artikel 35 van de CLP-verordening). De verpakking en sluiting van gevaarlijke stoffen die voldoen aan de betreffende eisen voor vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht, over zee, over de weg, per spoor of over de binnenwateren worden vermoed te voldoen aan de gestelde eisen. Ook dit is in lijn met artikel 35 van genoemde verordening.
Dit lid is in lijn met artikel 4.1d van het Arbobesluit aangepast aan de CLP-verordening. Opgemerkt wordt dat voor het in de handel brengen van gevaarlijke stoffen een ruimere etiketteringsplicht geldt dan voor het werken met gevaarlijke stoffen bij plaatsonafhankelijk werken. Voor het in de handel brengen van gevaarlijke stoffen zijn soms ook zogenoemde P-zinnen met veiligheidsaanbevelingen vereist. Met het voldoen aan de ruimere etiketteringsplicht uit de CLP-verordening wordt uiteraard ook voldaan aan de meer beperkte etiketteringsvoorschriften voor het werken met gevaarlijke stoffen bij plaatsonafhankelijk werken.
Het zesde lid betreft het voorkomen of minimaliseren van huidcontact bij het werken met gevaarlijke stoffen met de volgende H-zinnen:
H312: Schadelijk bij contact met de huid;
H315: Veroorzaakt huidirritatie.
Voorts gaat het om alle gevaarlijke stoffen waarvoor een wettelijke of private grenswaarde is vastgesteld en waarbij opname door de huid mogelijk is of waarvan op grond van de risico-inventarisatie en -evaluatie duidelijk is dat persoonlijke beschermingsmiddelen noodzakelijk zijn.
De voorheen bestaande rechtstreekse verwijzing naar de grenswaarden, bedoeld in de artikelen 4.3 van het Arbobesluit, is vervallen, omdat deze grenswaarden betrekking hebben op blootstelling via inademing. Huidbescherming is dan overbodig behalve indien opname via de huid relevant is. Om die reden is de grenswaarde hier alleen relevant als de gevaarlijke stof via de huid kan worden opgenomen.
De voorheen bestaande verwijzing naar de grenswaarden, bedoeld in de artikel 4.16 van het Arbobesluit, is eveneens vervallen, omdat deze grenswaarden betrekking hebben op kankerverwekkende en mutagene stoffen waar nooit plaatsonafhankelijke arbeid mee mag worden verricht.
Naast de concreet genoemde criteria (onder a en b) is voor de duidelijkheid opgenomen dat huidbescherming ook nodig kan zijn indien dat uit de risico-inventarisatie en -evaluatie blijkt. Het gaat hier niet om een uitbreiding (omdat de risico-inventarisatie en evaluatie dit aspect al moet meenemen), maar om een verduidelijking om het geheel (wanneer is huidbescherming noodzakelijk) logisch en overzichtelijk voor de werkgever aan te bieden.
Het zevende lid betreft het voorkomen of minimaliseren van oogcontact bij het werken met gevaarlijke stoffen met de volgende zinnen:
H318: Veroorzaakt ernstig oogletsel;
H319: Veroorzaakt ernstige oogirritatie; en
EUH070: Giftig bij oogcontact.
De voorheen bestaande verwijzing naar de grenswaarden, bedoeld in de artikelen 4.3 en 4.16 van het Arbobesluit, is vervallen, omdat deze grenswaarden betrekking hebben op blootstelling via inademing.
Naast de concreet genoemde criteria (onder a) is voor de duidelijkheid opgenomen dat oogbescherming ook nodig kan zijn indien dat uit de risico-inventarisatie en -evaluatie blijkt. Het gaat hier niet om een uitbreiding (omdat de risico-inventarisatie en evaluatie dit aspect al moet meenemen), maar om een verduidelijking om het geheel (wanneer is oogbescherming noodzakelijk) logisch en overzichtelijk voor de werkgever aan te bieden.
De werkgever moet maatregelen treffen die gericht zijn op individuele bescherming van de betreffende werknemer door het verschaffen van de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals handschoenen, oogbescherming dan wel huidbescherming, vergezeld van een adequate instructie. Deze beschermingsmiddelen horen in goede staat te zijn en geschikt te zijn als beschermingsmiddel tegen de betreffende gevaarlijke stof onder de gegeven werkomstandigheden; een en ander zoals is voorgeschreven op grond van afdeling 1 van hoofdstuk 8 van het Arbobesluit. Op grond van artikel 11, onder b, van de Arbowet is degene die plaatsonafhankelijke arbeid verricht, verplicht deze beschermende middelen te gebruiken.
Indien gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen met een van de volgende gevarenaanduidingen zijn deugdelijke en doelmatige middelen voor het blussen of doven van brand door de werkgever beschikbaar gesteld:
H223: Ontvlambare aerosol;
H226: Ontvlambare vloeistof en damp; en
H228: Ontvlambare vaste stof
Deze bepaling vormt een nadere uitwerking van artikel 15 van de Arbowet inzake de bedrijfshulpverlening.
De onderdelen 5, 6 en 7 betreffende technische aanpassingen.
Op basis van dit lid kunnen in de Arboregeling regels worden gesteld over de etikettering die op de arbeidsplaats moet worden gebruikt bij plaatsonafhankelijk werken. Deze regels zullen dan voor plaatsonafhankelijk werken en «gewone» arbeidsplaatsen gelijkluidend zijn. Het gaat hier om de bepalingen die voor de etikettering op arbeidsplaats voortvloeien uit de artikelen 17, tweede lid, 31 en 32 van de CLP-verordening.
De definitie van gevaarlijke stof is overgeheveld naar artikel 1.1 van het Arbobesluit.
Dit betreft redactionele aanpassingen samenhangend met de in artikel I, onderdeel E, opgenomen wijziging van artikel 4.1c van het Arbobesluit.
Het vijfde lid betreft het voorkomen of minimaliseren van huidcontact bij het werken met gevaarlijke stoffen met de volgende H-zinnen:
H310: Dodelijk bij contact met de huid;
H311: Giftig bij contact met de huid;
H312: Schadelijk bij contact met de huid;
H314: Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel;
H315: Veroorzaakt huidirritatie; en
H317: Kan een allergische huidreactie veroorzaken.
De voorheen bestaande verwijzing naar de grenswaarden, bedoeld in de artikelen 4.3 en 4.16 van het Arbobesluit, is aangepast, omdat deze grenswaarden betrekking hebben op blootstelling via inademing. Huidbescherming is dan overbodig behalve indien opname via de huid relevant is.
Naast de concreet genoemde criteria (onder a en b) is voor de duidelijkheid opgenomen dat huidbescherming ook nodig kan zijn indien dat uit de risico-inventarisatie en -evaluatie blijkt. Het gaat hier niet om een uitbreiding (omdat de risico-inventarisatie en evaluatie dit aspect al moet meenemen), maar om een verduidelijking om het geheel (wanneer is huidbescherming noodzakelijk) logisch en overzichtelijk voor de werkgever aan te bieden.
Het zesde lid betreft het voorkomen of minimaliseren van oogcontact bij het werken met gevaarlijke stoffen met de volgende zinnen:
H314: veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel;
H318: Veroorzaakt ernstig oogletsel;
H319: Veroorzaakt ernstige oogirritatie; en
EUH070: Giftig bij oogcontact.
De voorheen bestaande verwijzing naar de grenswaarden, bedoeld in de artikelen 4.3 of 4.16 van het Arbobesluit, is vervallen, omdat deze grenswaarden betrekking hebben op blootstelling via inademing.
Naast de concreet genoemde criteria (onder a) is voor de duidelijkheid opgenomen dat oogbescherming ook nodig kan zijn indien dat uit de risico-inventarisatie en -evaluatie blijkt. Het gaat hier niet om een uitbreiding (omdat de risico-inventarisatie en evaluatie dit aspect al moet meenemen), maar om een verduidelijking om het geheel (wanneer is oogbescherming noodzakelijk) logisch en overzichtelijk voor de werkgever aan te bieden.
De werkgever moet maatregelen treffen die gericht zijn op individuele bescherming van de betreffende werknemer door het verschaffen van de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals handschoenen, oogbescherming dan wel huidbescherming, vergezeld van een adequate instructie. Deze beschermingsmiddelen horen in goede staat te zijn en geschikt te zijn als beschermingsmiddel tegen de betreffende gevaarlijke stof onder de gegeven werkomstandigheden een en ander zoals is voorgeschreven op grond van afdeling 1 van hoofdstuk 8 van het Arbobesluit. Op grond van artikel 11, onder b, van de Arbowet is degene die plaatsonafhankelijke arbeid verricht, verplicht deze beschermende middelen te gebruiken.
Dit artikel betreft de werkpleketikettering. In het eerste lid, onder b, is aangesloten bij de terminologie van de CLP-verordening. Opgemerkt wordt dat voor het in de handel brengen van gevaarlijke stoffen een ruimere etiketteringsplicht geldt dan voor het werken met gevaarlijke stoffen op de arbeidsplaats. Voor het in de handel brengen van gevaarlijke stoffen zijn soms ook zogenoemde P-zinnen met veiligheidsaanbevelingen vereist. Met het voldoen aan de ruimere etiketteringsplicht uit de CLP-verordening wordt uiteraard ook voldaan aan de meer beperkte etiketteringsvoorschriften voor het werken met gevaarlijke stoffen op de arbeidsplaats.
Het tweede lid, dat een uitzondering bevat voor laboratoriumhulpmiddelen is meer in lijn gebracht met bijlage III, punt 1, van de richtlijn veiligheids- en gezondheidssignalering (92/58/EG), zoals die richtlijn met ingang van 1 juni 2015 luidt. In het nieuwe derde lid zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot de verpakking en sluiting van gevaarlijke stoffen die bij de arbeid mogen worden gebruikt. Met betrekking tot de gestelde eisen is, op dezelfde wijze als artikel 1.46, derde lid, zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij artikel 35 van de CLP-verordening. De verpakking en sluiting van gevaarlijke stoffen die voldoen aan de betreffende eisen voor vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht, over zee, over de weg, per spoor of over de binnenwateren worden vermoed te voldoen aan de gestelde eisen. Ook dit is in lijn met artikel 35 van genoemde verordening.
In het vijfde lid (nieuw) is de verwijzing naar de Wet milieubeheer vervangen door een verwijzing naar het eerste lid van artikel 4.1d. In geval van vervoer en laden en lossen moeten vervoerders en laders en lossers tijdens hun werkzaamheden ter plekke over dezelfde gegevens beschikken als op grond van het eerste lid van artikel 4.1d is voorgeschreven.
In het zesde lid (nieuw) is de Wet luchtvaart toegevoegd betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen. De verwijzing van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden is vervallen, omdat die wet rechtstreeks naar de CLP-verordening verwijst.
Dit artikel geeft nadere voorschriften voor de risico-inventarisatie en -evaluatie, indien er op de arbeidsplaats in verband met de aard van het werk de volgende gevaarlijke stoffen voorkomen:
H360: Kan de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden;
H360F: Kan de vruchtbaarheid schaden;
H360D: Kan het ongeboren kind schaden;
H360FD: Kan de vruchtbaarheid schaden. Kan het ongeboren kind schaden;
H360Fd: Kan de vruchtbaarheid schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden;
H360Df: Kan het ongeboren kind schaden. Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden;
H361: Kan mogelijks de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden;
H361f: Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden;
H361d: Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden;
H361fd: Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden; en
H362: Kan schadelijk zijn via de borstvoeding.
Dit artikel betreft ventilatie. Hierbij is in het vierde lid de voorheen bestaande R-zin aangepast overeenkomstig de CLP-verordening in H-zin 334: Kan bij inademing allergie- of astmasymptomen of ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken.
Onderdeel 1 betreft een technische aanpassing. Onder 2 en 3 is de definitie van kankerverwekkende stof respectievelijk mutagene stof in lijn gebracht met de CLP-verordening. Bijlage VI van de CLP-verordening bevat voor een groot aantal stoffen (ongeveer 1.000) een gevaarsindeling. In deze bijlage staan ook stoffen die ingedeeld zijn als categorie 1A of 1B carcinogeen of mutageen. Indien de stof daar als zodanig aangeduid is, valt deze stof ook logischerwijs onder de definitie van carcinogene dan wel mutagene stof. Dit betekent dat de werkgever ook kennis moet nemen van bijlage VI om te bepalen of een specifieke stof aan de definitie voldoet.
Bij kankerverwekkende stoffen (onder b) is de indeling als volgt:
Categorie 1: stoffen waarvan bekend is of verondersteld wordt dat zij kankerverwekkend zijn voor mensen. Een stof wordt in categorie 1 voor kankerverwekkendheid ingedeeld op basis van epidemiologische gegevens of gegevens van dierproeven. Er zijn twee subcategorieën:
Categorie 1A: een stof kan verder worden aangemerkt als behorende tot de categorie 1A, wanneer bekend is dat deze kankerverwekkend is voor mensen, waarbij de indeling grotendeels gebaseerd is op gegevens bij de mens, of
Categorie 1B: behorende tot de categorie 1B, wanneer verondersteld wordt dat deze kankerverwekkend is voor mensen, waarbij de indeling grotendeels gebaseerd is op gegevens bij dieren.
Zie verder tabel 3.6.1 in 3.6.2.1 van de CLP-verordening.
Bij mutagene stoffen (onder d) is de indeling als volgt:
Categorie 1: stoffen waarvan bekend is dat zij erfelijke mutaties veroorzaken of die beschouwd moeten worden als stoffen die erfelijke mutaties veroorzaken in de geslachtscellen van mensen. Stoffen waarvan bekend is dat zij erfelijke mutaties in de geslachtscellen van mensen veroorzaken. Er zijn twee subcategorieën:
Categorie 1A: de indeling in categorie 1A wordt gebaseerd op positieve bewijzen van epidemiologische studies bij mensen. Stoffen die beschouwd moeten worden als stoffen die erfelijke mutaties in de geslachtscellen van mensen veroorzaken, of
Categorie 1B: de indeling in categorie 1B wordt gebaseerd op:
– een of meer positieve resultaten van in-vivotests op erfelijke mutageniteit in geslachtscellen van zoogdieren; of
– een of meer positieve resultaten van in-vivotests op mutageniteit in somatische cellen van zoogdieren, in combinatie met enige bewijzen dat de stof mutaties van geslachtscellen kan veroorzaken. Dit ondersteunende bewijs kan ontleend worden aan in-vivotests op mutageniteit of genotoxiciteit in geslachtscellen, of berusten op het aantonen dat de stof of een of meer metabolieten ervan een interactie met het genetisch materiaal van geslachtscellen kunnen aangaan; of
– positieve testresultaten die wijzen op mutagene effecten in de geslachtscellen van mensen, zonder dat aangetoond is dat deze erfelijk overdraagbaar zijn; bijvoorbeeld een toegenomen frequentie van aneuploïdie in de spermacellen van blootgestelde personen.
Zie verder tabel 3.5.1 in 3.5.2.2 van de CLP-verordening.
Dit artikel betreft de arbeidsverboden voor gevaarlijke stoffen en biologische agentia bij jeugdigen. Arbeid waarbij met stoffen worden gewerkt met de volgende H-zinnen is verboden voor jeugdigen:
H300: Dodelijk bij inslikken;
H301: Giftig bij inslikken;
H310: Dodelijk bij contact met de huid;
H311: Giftig bij contact met de huid;
H317: Kan een allergische huidreactie veroorzaken;
H330: Dodelijk bij inademing;
H331: Giftig bij inademing;
H334: Kan bij inademing allergie- of astmasymptomen of ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken;
H340: Kan genetische schade veroorzaken «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»;
H341: Verdacht van het veroorzaken van genetische schade «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»;
H350: Kan kanker veroorzaken «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»;
H350i: Kan kanker veroorzaken bij inademing;
H351: Verdacht van het veroorzaken van kanker «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is».
H360: Kan de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden;
H360F: Kan de vruchtbaarheid schaden;
H360D: Kan het ongeboren kind schaden;
H360FD: Kan de vruchtbaarheid schaden. Kan het ongeboren kind schaden;
H360Fd: Kan de vruchtbaarheid schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden;
H360Df: Kan het ongeboren kind schaden. Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden;
H361: Kan mogelijks de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden;
H361f Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden;
H361d: Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden;
H361fd: Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden;
H362: Kan schadelijk zijn via de borstvoeding;
H370: Veroorzaakt schade aan organen «of alle betrokken organen vermelden indien bekend» «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»;
H371: Kan schade aan organen «of alle betrokken organen vermelden indien bekend» veroorzaken «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»;
H372: Veroorzaakt schade aan organen «of alle betrokken organen vermelden indien bekend» bij langdurige of herhaalde blootstelling «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»; en
H373: Kan schade aan organen «of alle betrokken organen vermelden indien bekend» veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is».
Dit artikel betreft het deskundig toezicht bij het werken met gevaarlijke stoffen door jeugdigen. Het werken met de volgende stoffen is toegestaan is er voldoende deskundig toezicht is als bedoeld in artikel 1.37 van het Arbobesluit. Het betreft bij het werken met gevaarlijke stoffen de volgende arbeid met de volgende H- en EUH-zinnen:
H200: Instabiele ontplofbare stof;
H201: Ontplofbare stof; gevaar voor massa-explosie;
H202: Ontplofbare stof, ernstig gevaar voor scherfwerking;
H203: Ontplofbare stof; gevaar voor brand, luchtdrukwerking of scherfwerking;
H204: Gevaar voor brand of scherfwerking;
H205: Gevaar voor massa-explosie bij brand;
H220: Zeer licht ontvlambaar gas;
H221: Ontvlambaar gas;
H222: Zeer licht ontvlambaar aerosol;
H224: Zeer licht ontvlambare vloeistof en damp;
H225: Licht ontvlambare vloeistof en damp;
H240: Ontploffingsgevaar bij verwarming;
H241: Brand- of ontploffingsgevaar bij verwarming;
H242: Brandgevaar bij verwarming;
H314: Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel;
H315: Veroorzaakt huidirritatie;
H318: Veroorzaakt ernstig oogletsel;
H319: Veroorzaakt ernstige oogirritatie;
H335: Kan irritatie van de luchtwegen veroorzaken;
H371: Kan schade aan organen «of alle betrokken organen vermelden indien bekend» veroorzaken «blootstellingsroute vermelden indien afdoende bewezen is dat het gevaar bij andere blootstellingsroutes niet aanwezig is»;
EUH070: Giftig bij oogcontact; en
EUH071: Bijtend voor de luchtwegen.
Dit betreffen technische aanpassingen.
In dit artikel is een overgangsbepaling opgenomen voor mengsels die al voor 1 juni 2015 (de uiterste implementatiedatum) op de arbeidsplaats aanwezig zijn of op of na 1 juni 2015 worden afgeleverd bij de werkgever of thuiswerkgever en overeenkomstig de oude richtlijn 1999/45/EG zijn ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt. Deze mengsels mogen nog tot uiterlijk 1 juni 2017 op de arbeidsplaats (ook bij plaatsonafhankelijk werken) overeenkomstig de genoemde richtlijn zijn ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt. Hierbij is aansluiting gezocht bij artikel 61, vierde lid, tweede zin, van de CLP-verordening. Het bestaande artikel 9.34 kon vervallen, omdat het daar geregelde overgangsrecht is geëxpireerd.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. De uiterste implementatiedatum, zijnde 1 juni 2015, is kortgeleden verstreken.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2015-300.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.