Besluit van 4 juni 2015, houdende wijziging van lijst I, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing op deze lijst van de middelen 25I- NBOMe, 4,4’-DMAR, 5-IT, AH-7921, MDPV, methoxetamine en MT-45

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 mei 2015, kenmerk 756547-135728-WJZ;

Gelet op het uitvoeringsbesluit 2014/688/EU van de Raad van 25 september 2014 betreffende het onderwerpen van 4-jood-2,5-dimethoxy-N-(2-methoxybenzyl)fenethylamine (25I- NBOMe), 3,4-dichloor-N-[[1-(dimethylamino)cyclohexyl]methyl]benzamide (AH-7921), 3,4-methyleendioxypyrovaleron (MDPV) en 2-(3-methoxyfenyl)-2-(ethylamino)cyclohexanon (methoxetamine) aan controlemaatregelen (PbEU 2014, L 287), uitvoeringsbesluit 2013/496/EU van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende het onderwerpen van 5-(2-aminopropyl)indool aan controlemaatregelen (PbEU 2013, L272) en artikel 3a, eerste lid, van de Opiumwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 mei 2015, no. W13.15.0149/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 juni 2015, kenmerk 766263-136496-WJZ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Lijst I, behorende bij de Opiumwet, wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst die betrekking heeft op het middel acetorfine wordt ingevoegd:

  • a. in de kolom ‘International Non-proprietary Name (INN)’:

    –;

    –;

    –;

  • b. in de kolom ‘andere benamingen’:

    25I- NBOMe;

    4,4’-DMAR;

    5-IT;

  • c. in de kolom ‘nadere omschrijving’:

    4-jood-2,5-dimethoxy-N-(2-methoxybenzyl)fenethylamine;

    4-methyl-5-(4-methylfenyl)-4,5-dihydrooxazol-2-amine;

    5-(2-aminopropyl)indool.

2. Voor de tekst die betrekking heeft op het middel alfacetylmethadol wordt ingevoegd:

  • a. in de kolom ‘International Non-proprietary Name (INN)’: –;

  • b. in de kolom ‘andere benamingen’: AH-7921;

  • c. in de kolom ‘nadere omschrijving’: 3,4-dichloor-N-[[1-(dimethylamino)cyclohexyl]methyl]benzamide.

3. Voor de tekst die betrekking heeft op het middel mecloqualon wordt ingevoegd:

  • a. in de kolom ‘International Non-proprietary Name (INN)’: –;

  • b. in de kolom ‘andere benamingen’: MDPV;

  • c. in de kolom ‘nadere omschrijving’: 3,4-methyleendioxypyrovaleron.

4. Voor de tekst die betrekking heeft op het middel methyldesorfine wordt ingevoegd:

  • a. in de kolom ‘International Non-proprietary Name (INN)’: –;

  • b. in de kolom ‘andere benamingen’: methoxetamine;

  • c. in de kolom ‘nadere omschrijving’: 2-(3-methoxyfenyl)-2-(ethylamino)cyclohexanon.

5. Voor de tekst die betrekking heeft op het middel myrofine wordt ingevoegd:

  • a. in de kolom ‘International Non-proprietary Name (INN)’: –;

  • b. in de kolom ‘andere benamingen’: MT-45;

  • c. in de kolom ‘nadere omschrijving’: 1-cyclohexyl-4-(1,2-difenylethyl)piperazine.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij horende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 4 juni 2015

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Uitgegeven de drieëntwintigste juni 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit voorziet in de plaatsing van enkele nieuwe psychoactieve stoffen op Lijst I van de Opiumwet. Hierdoor is het ingevolge artikel 2 van de Opiumwet in beginsel verboden om deze stoffen binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken, ter vervoeren, aanwezig te hebben of te vervaardigen. Concreet gaat het om de volgende middelen, die alle in Nederland zijn aangetroffen: 25I- NBOMe, 4,4’-DMAR, 5-IT, AH-7921, methoxetamine, MDPV en MT-45.

Het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugverslaving heeft ten aanzien van de zeven stoffen een risk-assessment uitgevoerd. Bij alle stoffen hebben zich in lidstaten fatale incidenten voorgedaan en zijn er serieuze risico’s voor de volksgezondheid, vandaar de keuze voor Lijst I. Daarnaast heeft een aantal stoffen een werking die vergelijkbaar is met verboden middelen en kunnen deze dus als alternatief dienen.

25I-NBOMe is voor wat betreft de werking gerelateerd aan 2C-I, een verboden middel op lijst I van de Opiumwet. 4,4’-DMAR is voor wat betreft de werkzame stoffen en effecten gerelateerd aan de verboden stoffen 4-methylaminorex (4-MAR) en aminorex. 5-IT is een stimulerend middel vergelijkbaar met amfetamine. AH-7921 heeft grote risico’s op verslaving, omdat de werking vergelijkbaar is met morfine. Methoxetamine heeft een werking vergelijkbaar met het verboden middel fencyclidine. MDPV heeft een werking die vergelijkbaar is met cocaïne, maar een heviger en langduriger werking heeft. MT-45 valt binnen de groep opioïden en lijkt, net als AH-7921, voor wat betreft de werking op morfine.

Met de plaatsing van de middelen 25I- NBOMe, 5-IT, AH-7921, methoxetamine en MDPV op Lijst I wordt uitvoering gegeven aan de uitvoeringsbesluiten 2013/496/EU en 2014/688/EU van de Raad van respectievelijk 7 oktober 2013 en 25 september 2014. Die besluiten zijn gebaseerd op besluit 2005/387/JBZ van de Raad van 10 mei 2005 inzake de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle ten aanzien van nieuwe psychoactieve stoffen (PbEU 2005, L 127). Ingevolge artikel 8, derde lid, van dat besluit, bepaalt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen of een nieuwe psychoactieve stof aan controlemaatregelen wordt onderworpen. De genoemde uitvoeringsbesluiten verplichten de lidstaten tot het onderwerpen van de hierboven genoemde stoffen aan controlemaatregelen overeenkomstig hun nationale wetgeving. Met de nu voorliggende wijziging van Lijst I van de Opiumwet wordt die verplichting nagekomen. Daarbij moet worden opgemerkt dat de in besluit 2013/496/EU voorgeschreven termijn voor het nemen van maatregelen ten aanzien van het middel 5-IT inmiddels is overschreden. Het gevolg daarvan is dat dit middel later dan gewenst onder het bereik van de Opiumwet is gebracht. Voor twee andere middelen, 4,4’-DMAR en MT-45, bestaat eveneens een voornemen om deze te onderwerpen aan controlemaatregelen op basis van besluit 2005/387/JBZ. Voor deze middelen is echter nog geen uitvoeringsbesluit vastgesteld door de Raad; het betreft hier vooralsnog een voorstel van de Commissie (COM (2014) 716 final). Deze middelen worden eveneens met dit besluit op Lijst I bij de Opiumwet geplaatst.

Het ontwerpbesluit heeft geen regeldrukgevolgen voor burgers en bedrijven.

In overeenstemming met artikel 3a, vierde lid, van de Opiumwet, is een ontwerp van deze algemene maatregel van bestuur op 23 maart 2015 aan beide kamers der Staten-Generaal gezonden (Kamerstukken 2014/15, 34 180, nr. A/1). Deze voorhang heeft niet geleid tot een inhoudelijke reactie op het ontwerpbesluit.

Ten aanzien van de inwerkingtreding van het besluit is aansluiting gezocht bij het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten. Evenwel is de termijn tussen publicatie en inwerkingtreding korter dan de voorgeschreven twee maanden. Deze afwijking kan, in overeenstemming met Aanwijzing 174, vierde lid, worden gerechtvaardigd omdat het hier implementatie van bindend EU-recht betreft.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven