Besluit van 5 juni 2015 tot wijziging van het Besluit boedelregister in verband met Artikel 2 van de Uitvoeringswet Verordening Erfrecht

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 16 april 2015, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, kenmerk 630810;

Gelet op artikel 186 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 mei 2015, nummer W03.15.0122/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 22 mei 2015, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, kenmerk 647951;

Hebben goed gevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit boedelregister wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «in de gevallen bedoeld onder b, d, f, g, h en k,» gewijzigd in: in de gevallen bedoeld onder b, d, f, g, h, k en m.

2. In onderdeel d wordt «als bedoeld in artikel 191 lid 1 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door «bedoeld in artikel 191 lid 1 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 13 van de verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PBEU 2012, L 201)» en wordt «de in artikel 3 lid 1 eerste volzin bedoelde akte» vervangen door: de in artikel 3 lid 1, aanhef en onder a, bedoelde akte.

3. In onderdeel g wordt »als bedoeld in artikel 193 lid 1 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door «bedoeld in artikel 193 lid 1 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 13 van de verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PBEU 2012, L 201)» en wordt «de in artikel 3 lid 1 tweede volzin bedoelde akte» vervangen door: de in artikel 3 lid 1, aanhef en onder b, bedoelde akte.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • m. ter inschrijving van de verklaring van aanvaarding dan wel verwerping van een legaat, bedoeld in artikel 13 van de verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PBEU 2012, L 201): de in artikel 3 lid 1, aanhef en onder c, bedoelde akte, alsmede de volmacht, indien deze akte bij volmacht wordt ondertekend.

B

Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De griffier maakt een akte op van:

    • a. een verklaring houdende zuivere aanvaarding of aanvaarding onder het voorrecht van boedelbeschrijving dan wel verwerping van een nalatenschap als bedoeld in artikel 191 lid 1 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;

    • b. een verklaring van beneficiaire aanvaarding of van verwerping door de wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam als bedoeld in artikel 193 lid 1 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;

    • c. een verklaring van aanvaarding dan wel verwerping van een legaat als bedoeld in artikel 13 van de verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PBEU 2012, L 201).

    Degene die de verklaring aflegt in persoon of bij gevolmachtigde ondertekent de akte, waarna deze in het boedelregister wordt ingeschreven.

C

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

  • 1. In het boedelregister worden uitsluitend in artikel 1 genoemde feiten ingeschreven die betrekking hebben op nalatenschappen van erflaters die hun laatste woonplaats hebben in het arrondissement van de desbetreffende rechtbank.

  • 2. De in artikel 1 onder d, g of m genoemde feiten die betrekking hebben op nalatenschappen van erflaters die hun laatste gewone verblijfplaats in een lidstaat als bedoeld in verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PBEU 2012, L 201) hebben, kunnen worden ingeschreven in het boedelregister gehouden in het arrondissement van de woonplaats van de erfgenaam, de wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam als bedoeld in artikel 193 lid 1 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek of de legataris.

  • 3. Kan een in artikel 1 genoemd feit niet op grond van vorenstaande leden worden ingeschreven, dan wordt het ingeschreven in het boedelregister gehouden door de griffier van de rechtbank Den Haag.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op 17 augustus 2015.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 5 juni 2015

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Uitgegeven de achttiende juni 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het boedelregister is een openbaar register dat bij elke rechtbank wordt gehouden en waarin krachtens wettelijk voorschrift feiten worden ingeschreven die voor de rechtstoestand van opengevallen nalatenschappen van belang zijn (artikel 4:186 lid 1 BW). In artikel 1 van het Besluit boedelregister worden de feiten opgesomd die kunnen worden ingeschreven in het boedelregister.

Als gevolg van artikel 2 lid 3 van de Uitvoeringswet Verordening erfrecht (Stb. 2014, 430) dienen deze feiten te worden aangevuld met de verklaring van aanvaarding of verwerping van een legaat.

De Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PBEU 2012, L 201) (hierna: de Verordening) geeft regels van internationaal privaatrecht voor het afwikkelen van grensoverschrijdende nalatenschappen. Artikel 13 van de Verordening biedt Nederland de mogelijkheid om de griffie van onze nationale rechtbank bevoegdheid te geven om verklaringen van aanvaarding of verwerping van nalatenschappen en legaten van een in een andere lidstaat van de Unie opengevallen nalatenschap in ontvangst te nemen. In het belang van erfgenamen en legatarissen is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt door in artikel 2 van de Uitvoeringswet Verordening erfrecht te bepalen dat zij een dergelijke verklaring, overeenkomstig onze nationale procedure, mogen afleggen bij de griffie van de rechtbank van hun woonplaats.

Erfgenamen en legatarissen van een grensoverschrijdende nalatenschap krijgen hiermee de mogelijkheid om bij de griffie van hun woonplaats een verklaring van aanvaarding of verwerping van de nalatenschap of het legaat af te leggen, waardoor zij niet meer een vergelijkbare procedure in het buitenland hoeven te volgen. Dit maakt het voor erfgenamen en legatarissen eenvoudiger en minder kostbaar om hun rechten op een nalatenschap te doen gelden, hun aansprakelijkheid ten aanzien van de nalatenschap te beperken (beneficiaire aanvaarding) of afstand te doen van hun rechten.

Met behulp van het uittreksel uit het boedelregister als bedoeld in artikel 7 van het Besluit boedelregister kunnen zij vervolgens in de buitenlandse procedure bewijs leveren van het feit dat zij de nalatenschap of het legaat hebben aanvaard of verworpen.

Artikelen

Artikel I

Onderdeel A

Aan artikel 1 van het Besluit boedelregister wordt een onderdeel m toegevoegd op grond waarvan het mogelijk wordt om een verklaring van aanvaarding of verwerping van een legaat als bedoeld in artikel 13 van de Verordening in het boedelregister in te schrijven. Alleen verklaringen van aanvaarding of verwerping van legaten van in het buitenland opengevallen nalatenschappen kunnen in het boedelregister worden ingeschreven. Als het gaat om een nationale nalatenschap, kan de aanvaarding of verwerping van het legaat niet in het boedelregister worden ingeschreven. Dit is ook niet nodig, aangezien op grond van artikel 4:201 lid 1 BW een legaat wordt verkregen zonder dat een aanvaarding nodig is. Ingevolge het derde lid van deze bepaling kan een legaat vormvrij worden verworpen.

De overige wijzigingen zijn van redactionele aard.

Onderdeel B

In artikel 3 lid 1 worden de erfrechtelijke verklaringen genoemd waarvan de griffier een akte opmaakt. Ingevolge artikel 2 van de Uitvoeringswet Verordening erfrecht maakt de griffier voortaan ook een akte op van een verklaring houdende aanvaarding of verwerping van een in een andere lidstaat opengevallen nalatenschap of verkregen legaat als bedoeld in artikel 13 van de Verordening. Onder verklaring houdende aanvaarding van een nalatenschap wordt mede begrepen de aanvaarding onder het voorrecht van boedelbeschrijving of andere wijze van beperking van de aansprakelijkheid van erfgenamen voor schulden van de nalatenschap op grond van het toepasselijke recht.

Ter vergroting van de leesbaarheid van dit artikellid wordt nu onder a tot en met c opgesomd van welke verklaringen de griffier een akte opmaakt.

Onderdeel C

In artikel 4 van het Besluit boedelregister wordt bepaald bij welke rechtbank de in artikel 1 genoemde feiten kunnen worden ingeschreven. Hoofdregel is dat erfrechtelijke feiten worden ingeschreven bij de rechtbank van de laatste woonplaats van de erflater. Met de mogelijkheid om ook verklaringen van aanvaarding of verwerping van nalatenschappen of legaten van in andere lidstaten van de Unie – waarop de Verordening van toepassing is – opengevallen nalatenschappen in het boedelregister in te schrijven, wordt per definitie afgeweken van de hoofdregel dat feiten worden ingeschreven die betrekking hebben op nalatenschappen van erflaters die hun laatste woonplaats in Nederland hebben. Het sterfhuis van de erflater zal doorgaans in een andere lidstaat zijn gelegen, zodat op grond van de hoofdregel geen bevoegde rechtbank kan worden gevonden. In artikel 2 van de Uitvoeringswet Verordening erfrecht is daarom bepaald dat erfgenamen, wettelijk vertegenwoordigers van erfgenamen en legatarissen bij de rechtbank van hun woonplaats een verklaring kunnen afleggen. Het is in het belang van burgers dat zij dichtbij huis een verklaring kunnen afleggen. De mogelijkheid hiertoe is in het tweede lid van artikel 4 van dit besluit opgenomen. Ten behoeve van de leesbaarheid is de redactie van dit artikel aangepast.

Het derde lid van artikel 4 ziet op de inschrijving in alle overige gevallen. Te denken valt aan verklaringen ten aanzien van een nalatenschap die in een derde land, niet zijnde een lidstaat waarop de Verordening van toepassing is, is opengevallen en waarvan vermogensbestanddelen in Nederland zijn gelegen. Hiervoor blijft de rechtbank Den Haag bevoegd.

Artikel II

De inwerkingtreding van dit besluit valt om voor de hand liggende redenen samen met die van de Uitvoeringswet Verordening erfrecht en het van toepassing worden van de Verordening op 17 augustus 2015, aangezien de aanpassing geschiedt in verband met de benodigde uitvoering van de Verordening erfrecht.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat

Naar boven