Wet van 4 juni 2015 tot wijziging van de Postwet 2009 tot modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening (modernisering UPD)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, rekening houdend met richtlijn 97/67/EG van het Europees parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PbEG 1998 L 15), vanwege diverse ontwikkelingen op de postmarkt noodzakelijk is om de universele postdienstverplichting te moderniseren en te flexibiliseren teneinde de universele dienst voor een ieder toegankelijk te houden;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Postwet 2009 wordt als volgt gewijzigd:

0A

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de huidige tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) komt de laatste volzin te luiden: De toepassing van een minimumpercentage kan daarbij slechts worden uitgesloten ten aanzien van een postvervoerbedrijf aan wie geen kosten als bedoeld in artikel 6a van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt in rekening worden gebracht.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

A

In artikel 13d, vijfde lid, wordt de laatste volzin geschrapt.

B

In artikel 13i, eerste lid, onderdeel b, wordt «en» vervangen door: of.

C

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. een verlener van de universele postdienst heeft aangegeven dat een rendabele uitvoering van deze dienst niet mogelijk is;

b. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Het postvervoerbedrijf dat is belast met de universele postdienst of een gedeelte daarvan, is verplicht deel te nemen aan de selectieprocedure.

D

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het derde lid wordt de puntkomma aan het einde van onderdeel b, vervangen door een punt en vervalt onderdeel c.

b. Het zesde tot en met achtste lid komen te luiden:

  • 6. Een verlener van de universele postdienst biedt een postdienst van goede kwaliteit. Daartoe voldoet hij in het kader van het postvervoer ten aanzien van brieven en andere poststukken aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde eisen aan de overkomstduur, de regelmaat en de betrouwbaarheid van de universele postdienst.

  • 7. Een verlener van de universele postdienst zorgt voor een net van voor het publiek bestemde brievenbussen en dienstverleningspunten voor het aanbieden van postzendingen en voor het verrichten van andere met het postvervoer samenhangende handelingen dat voldoet aan de behoeften van de gebruikers van de universele postdienst en rekening houdt met de kwetsbare gebruikers van de universele postdienst. Daartoe voldoet de verlener van de universele postdienst aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde eisen aan het net.

  • 8. De voordracht voor een krachtens het zesde of zevende lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

c. Het negende lid vervalt.

E

Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17a

Onze Minister onderzoekt iedere drie jaar of wanneer een verlener van de universele postdienst daartoe een gemotiveerd verzoek heeft ingediend, de universele postdienst en de eisen die gesteld worden aan een verlener van de universele postdienst.

F

Voor artikel 18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18a

  • 1. De verlener van de universele postdienst vraagt advies aan consumentenorganisaties die de belangen behartigen van kwetsbare gebruikers van de universele postdienst over door hem voorgenomen wijzigingen in de uitvoering van de universele postdienst die het gevolg zijn van een wijziging van de eisen ten aanzien van het aantal en de spreiding van postvestigingen en brievenbussen.

  • 2. De verlener van de universele postdienst vraagt het advies, bedoeld in het eerste lid, ten minste vier maanden voorafgaand aan de datum waarop de voorgenomen wijziging wordt gerealiseerd, en stelt een termijn voor het uitbrengen van het advies van ten minste acht weken.

  • 3. De verlener van de universele postdienst geeft een schriftelijke reactie op het advies, bedoeld in het eerste lid, binnen zes weken na ontvangst van dat advies, met dien verstande dat de reactie in ieder geval wordt gegeven voorafgaand aan de datum waarop de voorgenomen wijziging wordt gerealiseerd. In de reactie geeft de verlener van de universele postdienst aan of het advies al dan niet wordt overgenomen en wat daarvan de redenen zijn.

G

In artikel 21, tweede lid, wordt de zinsnede «de artikelen 22, derde lid, en 25, zesde lid» vervangen door: artikel 22, derde lid.

H

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, wordt na «Een verlener van de universele postdienst stelt» ingevoegd: met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 22, derde lid, en 25.

b. Er wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels gesteld worden ter uitvoering van het eerste tot en met derde lid.

I

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

  • 1. Onze Minister bepaalt bij ministeriële regeling de ruimte waarbinnen de verlener van de universele postdienst de tarieven, bedoeld in artikel 24, eerste lid, kan vaststellen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde tariefruimte wordt gebaseerd op de daadwerkelijke kosten van de universele postdienst en een redelijk rendement.

  • 3. Op basis van de door Onze Minister gestelde regels berekent de Autoriteit Consument en Markt de tariefruimte die de verlener van de universele postdienst in enig jaar heeft.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ter uitvoering van het tweede en derde lid.

  • 5. Onze Minister kan bij ministeriële regeling voor een afzonderlijk jaar de in het eerste lid bedoelde ruimte bepalen in afwijking van de op grond van het eerste of vierde lid vastgestelde regels indien dit noodzakelijk is om te voldoen aan het vereiste dat de tarieven op de kosten gebaseerd zijn.

J

Na artikel 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25a

  • 1. De Autoriteit Consument en Markt wordt gehoord over een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 25, eerste, vierde of vijfde lid.

  • 2. Het ontwerp voor een krachtens artikel 25, eerste, vierde of vijfde lid, vast te stellen ministeriële regeling en de deskundige raad van de Autoriteit Consument en Markt worden gelijktijdig aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken na de overlegging van het ontwerp.

K

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, wordt «en aan het bepaalde krachtens artikel 25» vervangen door: en aan het bepaalde krachtens de artikelen 22, derde lid, 24, vierde lid, en 25.

b. Aan het einde van het tweede lid, wordt «aan artikel 24» vervangen door: , bedoeld in het eerste lid.

L

Paragraaf 4.7. vervalt.

M

In artikel 32, tweede lid, wordt «Nederlandse postadministratie» vervangen door: aangewezen aanbieder.

N

In artikel 37 wordt «met uitzondering van hoofdstuk 11» vervangen door: met uitzondering van de artikelen 15, eerste tot en met vierde lid, en zesde tot en met achtste lid, 17a, en hoofdstuk 11.

O

Artikel 49, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De Autoriteit Consument en Markt kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, 5, 8, 9, 10, 12, 13, 13b tot en met 13k, 15, vijfde lid, 16, vijfde tot en met achtste lid, 18, 19, 21 tot en met 25, 26 tot en met 28, 32, 35, 36, 41 en 61, de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450.000 of, indien dat meer is, 10% van de omzet van de onderneming.

ARTIKEL II

Na inwerkingtreding van deze wet berust de op de artikelen 22, derde lid, 23, tweede lid, 25, eerste, tweede, derde en zesde lid, en 27 van de Postwet 2009 gebaseerde ministeriële regeling op de artikelen 22, derde lid, 23, tweede lid, 25, eerste, vierde en vijfde lid, en 27, tweede lid, van de Postwet 2009 zoals die luiden na inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL III

De regels voor de doorberekening van kosten van de Autoriteit Consument en Markt, zoals die in de Elektriciteitswet 1998, Gaswet, Mededingingswet, Postwet 2009 en Telecommunicatiewet luidden op 31 juli 2014, zijn van toepassing voor de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2014.

ARTIKEL IIIa

In artikel 6a, vijfde lid, onderdeel d, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt wordt na «ten laste» ingevoegd: kunnen.

ARTIKEL IV

  • 1. De artikelen I en II van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van artikel I, onderdeel 0A, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2017.

  • 2. Artikel III van deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 2014.

  • 3. Artikel IIIa van deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst wordt uitgegeven na 31 december 2014, treedt artikel IIIa van deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt het terug tot en met 1 januari 2015.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 4 juni 2015

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Uitgegeven de zeventiende juni 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 024

Naar boven