Besluit van 16 april 2015, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdelen C, D en E, van de Wet van 19 november 2014 tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging», waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen en vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen, en in verband met de invoering van een verblijfsverbod voor voorzieningen openbaar vervoer (Stb. 2015, 9)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 7 april 2015, nr. IenM/BSK-2015/66254, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel VII, eerste lid, van de Wet van 19 november 2014 tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging», waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen en vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen, en in verband met de invoering van een verblijfsverbod voor voorzieningen openbaar vervoer (Stb. 2015, 9);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel II, onderdelen C, D en E, van de Wet van 19 november 2014 tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging», waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen en vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen, en in verband met de invoering van een verblijfsverbod voor voorzieningen openbaar vervoer (Stb. 2015, 9) treedt in werking met ingang van 1 mei 2015.

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 16 april 2015

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Uitgegeven de dertigste april 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

De Wet van 19 november 2014 tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging», waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen en vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen, en in verband met de invoering van een verblijfsverbod voor voorzieningen openbaar vervoer (Stb. 2015, 9) wijzigt een aantal bepalingen in de Wet personenvervoer 2000.

Dit Koninklijk Besluit betreft de inwerkingtreding van de invoering van de mogelijkheid tot het opleggen van een verblijfsverbod, zoals opgenomen in artikel II, onderdeel D, van genoemde wet. De onderdelen C en E houden verband met de handhaving van het verblijfsverbod.

In afwijking van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten treden de onderdelen C, D en E van artikel II van bovengenoemde wet in werking met ingang van 1 mei 2015. Invoering van de mogelijkheid tot het opleggen van een verblijfsverbod in en rond voorzieningen behorende bij het openbaar vervoer is een belangrijk middel om de sociale veiligheid in en rond stations en andere voorzieningen van openbaar vervoer te vergroten, bijvoorbeeld voor reizigers en spoorwegpersoneel. Inwerkingtreding per 1 mei 2015 voorziet in de vereiste spoed om de sociale veiligheid te vergroten.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven