Wet van 1 april 2015 tot wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verband met het aanbrengen van enkele verbeteringen in de wetsbepalingen met betrekking tot passend onderwijs (Variawet passend onderwijs en kwaliteit (v)so)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te wijzigen teneinde enkele verbeteringen aan te brengen in de wetsbepalingen met betrekking tot passend onderwijs en de kwaliteit (v)so;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, dertiende lid, wordt «lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap» vervangen door: lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap.

B

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de week» vervangen door: het onderwijsprogramma.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de uitvoering van het eerste lid alsmede omtrent de aard en de eisen aan de scholen en instellingen, bedoeld in het eerste lid.

C

Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het achtste lid, onderdeel g, vervalt de zinsnede «, waaronder de vaststelling van de in artikel 124, eerste en tweede lid, bedoelde peildatum, die is gelegen in de periode van 2 oktober tot en met 31 juli daaropvolgend».

2. In het achtste lid, onderdeel i, vervalt de zinsnede «, waaronder de vaststelling van de in artikel 125b, eerste lid, bedoelde peildatum, die is gelegen in de periode van 2 oktober tot en met 31 juli daaropvolgend».

3. Na het tiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 10a. Het samenwerkingsverband kan, met het oog op de doelstelling, bedoeld in het tweede lid, een of meer orthopedagogisch-didactische centra inrichten. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden waaronder een zodanige voorziening kan worden ingericht.

D

Artikel 40a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. Het bevoegd gezag stelt nadat op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de ouders een ontwikkelingsperspectief vast:

    • a. voor leerlingen van een basisschool, die extra ondersteuning behoeven;

    • b. voor leerlingen van een speciale school voor basisonderwijs.

2. In het vijfde lid wordt de zinsnede «Indien bij de inrichting van het onderwijs wordt afgeweken» vervangen door: Indien voor leerlingen als bedoeld in het eerste lid, onder a, bij de inrichting van het onderwijs wordt afgeweken.

E

Aan artikel 118 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 12. Artikel 116 is van overeenkomstige toepassing op het samenwerkingsverband.

F

In artikel 124, eerste en tweede lid, wordt de zinsnede «Indien op de overeenkomstig artikel 18a, achtste lid, onderdeel g, vastgestelde peildatum» vervangen door: Indien op 1 februari.

G

In artikel 125b, eerste lid, wordt de zinsnede «Indien op de overeenkomstig artikel 18a, achtste lid, onderdeel i, vastgestelde peildatum» vervangen door: Indien op 1 februari.

H

Artikel 132 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «van de vestigingen van basisscholen in het samenwerkingsverband» vervangen door: voor het aantal leerlingen op vestigingen van basisscholen in het samenwerkingsverband op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt.

2. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Artikel 123 is van overeenkomstige toepassing op het samenwerkingsverband.

I

In artikel 157 worden het vierde en vijfde lid vervangen door:

  • 4. De samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in het derde lid, kan bepalen dat geen verplichting als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, onder 2°, bestaat in gevallen, genoemd in de ministeriële regeling bedoeld in artikel 138, vijfde lid, en in gevallen waarin Onze Minister op grond van artikel 138, zesde lid, heeft besloten dat de vermindering van de bekostiging, bedoeld in artikel 138, eerste lid, niet zal plaatsvinden.

  • 5. Indien de samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in het derde lid, voor afloop van de termijn bedoeld in het derde lid, onder b, door een bevoegd gezag wordt beëindigd, wordt de bekostiging van een bijzondere school die op grond van de samenwerkingsovereenkomst in afwijking van artikel 153, eerste tot en met derde lid, werd bekostigd, beëindigd, dan wel een openbare school die op grond van de samenwerkingsovereenkomst in afwijking van artikel 153, eerste tot en met derde lid, in stand werd gehouden, opgeheven overeenkomstig artikel 153 met dien verstande dat de bekostiging niet wordt beëindigd onderscheidenlijk de school niet wordt opgeheven voor 1 augustus volgend op de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst. Bij een beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst voor afloop van de termijn, bedoeld in het derde lid, onder b, wordt op de bekostiging van het Rijk voor de school of scholen van elk bevoegd gezag dat aan de samenwerkingsovereenkomst deelnam een bedrag ingehouden, waarvan de hoogte door middel van een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen regeling wordt bepaald.

J

Artikel 178a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel k wordt de punt vervangen door: ; en.

2. Na onderdeel k wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • l. indien van toepassing de begin- en einddatum van de periode waarvoor een leerling geplaatst is op een orthopedagogisch-didactisch centrum als bedoeld in artikel 18a, lid 10a, en het registratienummer van het orthopedagogisch-didactisch centrum.

3. Onderdeel m vervalt.

ARTIKEL II. WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3 wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2a. Het onderwijs in de onderwijsactiviteiten zintuigelijke oefening en lichamelijke oefening in groepen bestemd voor leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs wordt, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, onder 1, uitsluitend gegeven door degene die in het bezit is van een getuigschrift, afgegeven krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat ten aanzien van dat onderwijs is voldaan aan de bekwaamheidseisen die zijn vastgesteld krachtens artikel 36, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

B

In artikel 4, zevende en achtste lid, wordt «lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap» vervangen door: lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap.

C

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11. Uitgangspunten en doelstelling onderwijs

  • 1. Het onderwijs wordt afgestemd op de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling. Zo nodig treedt het bevoegd gezag daarbij in overleg met:

    • a. een stichting als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg,

    • b. een instantie die jeugdgezondheidszorg uitvoert als bedoeld in artikel 5 van de Wet publieke gezondheid.

    • c. een instantie die maatschappelijke ondersteuning biedt als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, 2°, van de Wet maatschappelijke ondersteuning,

    • d. een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder j, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of

    • e. een zorgaanbieder die geneeskundige geestelijke gezondheidszorg levert welke behoort tot de prestaties omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet.

    Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerling een ononderbroken ontwikkelingsproces kan doorlopen. Zo mogelijk brengt het kinderen tot het volgen van gewoon onderwijs in basisscholen of scholen voor voortgezet onderwijs.

  • 2. Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de 4 jaar een schoolondersteuningsprofiel vast.

  • 3. Het onderwijs richt zich in elk geval op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, op het ontwikkelen van creativiteit, het verwerven van kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. Het onderwijs wordt bovendien zodanig ingericht dat daarbij op structurele en herkenbare wijze aandacht wordt besteed aan het bestrijden van achterstanden in het bijzonder in de beheersing van de Nederlandse taal.

  • 4. Het onderwijs:

    • a. gaat er mede van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving,

    • b. is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie, en

    • c. is er mede op gericht dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten.

  • 5. De onderwijsactiviteiten worden evenwichtig over de dag verdeeld.

  • 6. Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat leerlingen die in verband met ziekte thuis verblijven dan wel zijn opgenomen in een ziekenhuis, op adequate wijze voldoende onderwijs kunnen genieten.

  • 7. De scholen gebruiken een leerling- en onderwijsvolgsysteem waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de school. Het leerling- en onderwijsvolgsysteem bevat toetsen die kennis en vaardigheden van de leerling meten op de terreinen, genoemd in het derde lid.

  • 8. De toetsen, bedoeld in het zevende lid, voldoen aan het kwaliteitsoordeel van een door Onze Minister aangewezen onafhankelijke commissie betreffende inhoudelijke validiteit, betrouwbaarheid en deugdelijke normering. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften omtrent het leerling- en onderwijsvolgsysteem en de daaraan verbonden toetsen worden vastgesteld.

D

Artikel 14a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d wordt «, en» vervangen door een puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door «; en», wordt na onderdeel e een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. de inspecteur op verzoek van het bevoegd gezag ermee kan instemmen dat wordt afgeweken van de urennorm, bedoeld in artikel 6g, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

E

Aan artikel 25 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De inspecteur kan op verzoek van het bevoegd gezag ermee instemmen dat wordt afgeweken van de urennorm, bedoeld het eerste lid.

F

Artikel 44. met het opschrift «Tijdelijke geschillencommissie toelating en verwijdering» wordt als volgt gewijzigd:

1. Het artikel wordt vernummerd tot artikel 45.

2. In de aanhef van het tweede lid, wordt na «van een school» ingevoegd: of instelling.

3. Het tweede lid, onderdeel a, komt als volgt te luiden:

  • a. de artikelen 40, vierde, vijfde, zesde en achttiende lid, 41, tweede lid, onderdeel a, en.

Fa

In artikel 71c, eerste lid, wordt na «een residentiële instelling wordt» ingevoegd: per vestiging.

G

Artikel 117 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zevende lid, tweede volzin, wordt «schoolsoort» vervangen door: onderwijssoort.

2. Het negende lid komt als volgt te luiden:

  • 9. Het bedrag per leerling, bedoeld in het achtste lid, is het product van een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen hoeveelheid formatie leraren per leerling vermenigvuldigd met een bedrag.

H

In artikel 118, tweede lid, tweede volzin, wordt na «beëindiging van het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs van een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs,» ingevoegd: is voor de berekening van het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 117, eerste lid,.

I

In artikel 169, tweede en derde lid, vervalt telkens: onderscheidenlijk het regionaal expertisecentrum.

ARTIKEL III. WIJZIGING WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, eerste lid, wordt «lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap» vervangen door: lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap.

B

Artikel 6h wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «de week» vervangen door: het onderwijsprogramma.

3. Na het eerste lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de uitvoering van het eerste lid alsmede omtrent de aard en de eisen aan de scholen en instellingen, bedoeld in het eerste lid.

C

In artikel 10e vervalt het zesde lid.

D

Artikel 17a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het achtste lid, onderdeel g, vervalt de zinsnede «, waaronder de vaststelling van de in artikel 85d, eerste lid, bedoelde peildatum, die is gelegen in de periode van 2 oktober tot en met 31 juli daaropvolgend».

2. Lid 10a komt te luiden:

  • 10a. Het samenwerkingsverband kan, met het oog op de doelstelling, bedoeld in het tweede lid, een of meer orthopedagogisch-didactische centra inrichten. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden waaronder een zodanige voorziening kan worden ingericht.

E

In artikel 26, eerste lid, onderdeel a, wordt na «onderwijs volgen» de volgende zinsnede ingevoegd: , met uitzondering van leerlingen die leerwegondersteunend onderwijs volgen als bedoeld in artikel 10e.

F

Aan artikel 85b wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Artikel 85a is van overeenkomstige toepassing op het samenwerkingsverband.

G

In artikel 85d, eerste lid, wordt de zinsnede «op de overeenkomstig artikel 17a, achtste lid, onderdeel g, vastgestelde peildatum» vervangen door: op 1 februari.

H

Aan artikel 89a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Artikel 89 is van overeenkomstige toepassing op het samenwerkingsverband.

ARTIKEL IV. WIJZIGING WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN

De Wet medezeggenschap op scholen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw), onderdeel b, wordt «artikel 13, onderdeel c,» vervangen door: artikel 13, eerste lid, onderdeel c.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid, onderdeel q, is niet van toepassing op de medezeggenschapsraad van het samenwerkingsverband.

B

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a. Adviesbevoegdheid ondersteuningsplanraad

De ondersteuningsplanraad wordt vooraf in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over elk door het samenwerkingsverband te nemen besluit met betrekking tot in ieder geval de vaststelling van de competentieprofielen van toezichthouders en het toezichthoudend orgaan van het samenwerkingsverband.

C

In de artikelen 12, eerste lid, onderdeel a, 13, eerste lid, onderdeel a, 14, derde lid, onderdeel a, en 15, eerste lid, wordt «artikel 11, onder c, d, e en m» vervangen door: artikel 11, eerste lid, onder c, d, e en m.

D

Artikel 14a komt te luiden:

Artikel 14a. Instemmingsbevoegdheid ondersteuningsplanraad

  • 1. Het samenwerkingsverband behoeft de voorafgaande instemming van de ondersteuningsplanraad voor elk door het samenwerkingsverband te nemen besluit met betrekking tot vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan, bedoeld in artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs, respectievelijk artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • 2. Het samenwerkingsverband behoeft de voorafgaande instemming van het deel van de ondersteuningsplanraad dat uit en door het personeel is gekozen voor vaststelling of wijziging van de regeling, bedoeld in artikel 28, voor zover die betrekking heeft op het personeel.

  • 3. Het samenwerkingsverband behoeft de voorafgaande instemming van het deel van de ondersteuningsplanraad dat uit en door de ouders of de leerlingen is gekozen voor vaststelling of wijziging van de regeling, bedoeld in artikel 28, voor zover die betrekking heeft op ouders en leerlingen.

E

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «artikel 11, onderdeel b» vervangen door: artikel 11, eerste lid, onderdeel b.

2. In het derde lid wordt «de artikelen 11, onderdeel p, en 13, eerste lid, onderdeel h» vervangen door: de artikelen 11, eerste lid, onderdeel p, en 13, onderdeel h.

ARTIKEL V. WIJZIGING WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT

Artikel 15c, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel b vervalt «en».

2. Aan het slot van onderdeel c wordt de punt vervangen door: , en.

3. Na onderdeel c wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. de wijze waarop een samenwerkingsverband zorg draagt voor de kwaliteit van het onderwijs aan een orthopedagogisch-didactisch centrum als bedoeld in artikel 18a, lid 10a, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 17a, lid 10a, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL VI. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

Aan artikel 12.4.1, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt een volzin toegevoegd, luidende: Op het budget, bedoeld in de eerste volzin, wordt tevens in mindering gebracht de bedragen die op grond van artikel 2.7.2, eerste lid, tabel B, van het Uitvoeringsbesluit WEB, zoals dat luidde op 31 juli 2014, zijn toegekend aan het bevoegd gezag van de school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs «De Waterlelie» te Cruquius en het bevoegd gezag van de school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs «De Berkenschutse» te Heeze op peildatum 1 oktober 2011.

ARTIKEL VII. WIJZIGING WET PASSEND ONDERWIJS

In de artikelen XIII, tweede lid, XIV, tweede lid, XV, tweede lid, en XVI, tweede lid, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voorgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533) wordt telkens na «vast te stellen percentage» ingevoegd: , dat verschillend kan worden vastgesteld voor correcties waarbij een bedrag wordt opgeteld en correcties waarbij een bedrag wordt afgetrokken.

ARTIKEL VIIa. WIJZIGING VAN WET REGELING LEERLINGGEBONDEN FINANCIERING (STB. 2002, 631)

Artikel VIIa van de Wet van 28 november 2002 tot wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een leerlinggebonden financiering en de vorming van regionale expertisecentra (regeling leerlinggebonden financiering) (Stb. 2002, 631) vervalt.

ARTIKEL VIII. INWERKINGTREDING

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 1 april 2015

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Uitgegeven de drieëntwintigste april 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 022

Naar boven