Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 25 februari 2015,
nr. 619058;
Gelet op artikel 12, zevende lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 maart 2015, nr W03.15.0047/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 27 maart
2015, nr. 628488;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
De hoogte van de vergoeding die wordt toegekend aan bijzondere rechters, bedoeld in
artikel 11, tweede lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES, is gelijk aan
de hoogte van de vergoeding die wordt toegekend aan een rechter-plaatsvervanger in
eerste aanleg op grond van artikel 10, derde lid, van het Rijksbesluit rechtspositie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 oktober 2010.
Wassenaar, 1 april 2015
Willem-Alexander
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur
Uitgegeven de tiende april 2015
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
NOTA VAN TOELICHTING
Wanneer het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna:
het Gerecht) uitspraak doet op beroepschriften ingevolge artikel 9 van de Cessantiawet
BES en beroepschriften inzake sociale en volksverzekeringen, voor zover in de daarop
betrekking hebbende wetten beroep op het Gerecht is opengesteld, geschieden de behandeling
en de uitspraak door een meervoudige kamer van het Gerecht, bestaande uit een lid
van het Hof als voorzitter en twee bijzondere rechters (zie artikel 11, tweede lid,
van de Wet administratieve rechtspraak BES).
Op grond van artikel 12, zevende lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES dienen
regels te worden gesteld over de vergoeding die toekomt aan bijzondere rechters. Dit
besluit strekt daartoe.
Er is in samenspraak met de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van
Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (het Gemeenschappelijk
Hof) voor gekozen om aan te sluiten bij de hoogte van de vergoeding die een rechter-plaatsvervanger
in eerste aanleg ontvangt, ingevolge artikel 10, derde lid, van het Rijksbesluit rechtspositie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Dat betekent dat bijzondere rechters die zaken
in eerste aanleg behandelen naar de huidige stand van zaken een vergoeding van NAf 55,53
per uur ontvangen (uren van de zitting en de raadkamer).
Met deze dynamische verwijzing wordt tevens voorzien in een jaarlijkse indexering
van de vergoeding door de betreffende ministers. Op grond van artikel 3 werkt dit
besluit terug tot de transitiedatum (10 oktober 2010).
Het besluit is ter consultatie aangeboden aan de president van het Gemeenschappelijk
Hof en de gezaghebbers van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het
besluit is ter informatie toegestuurd aan de ministers van Justitie van Aruba, Curaçao
en Sint Maarten. De gezaghebber van Bonaire heeft in zijn reactie aangegeven geen
bezwaar te hebben tegen het besluit. Op advies van de president van het Gemeenschappelijk
Hof is beter rekening gehouden met het gegeven dat bijzondere rechters niet deelnemen
aan de rechtspraak in hoger beroep.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur