Besluit van 5 maart 2015, houdende wijziging van het besluit functionele zelfstandigheid inzake de opleiding tot ambulanceverpleegkundige

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 januari 2015, kenmerk 708432-131873-WJZ;

Gelet op artikel 39 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 januari 2015, no. W13.15.007/III);

Gezien het nader rapport van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 februari 2015, kenmerk 727359-133424-WJZ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit functionele zelfstandigheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel b, komt te luiden:

b. ambulanceverpleegkundige:

een verpleegkundige als bedoeld in artikel 3a, eerste lid;

B

Na artikel 3 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

  • 1. Bevoegd tot het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 3 is de verpleegkundige die in het bezit is van:

    • a. een getuigschrift waaruit blijkt dat met goed gevolg een door onze Minister aangewezen opleiding tot ambulanceverpleegkundige is afgerond; of

    • b. een getuigschrift voor ambulanceverpleegkundige dat vóór 1 september 2015 is afgegeven door of namens Stichting Opleidingen Scholingen Ambulancehulpverlening.

  • 2. Een opleiding als bedoeld in het eerste lid onder a, kan door onze Minister worden aangewezen, indien:

    • 1°. de organisatie die de opleiding verzorgt de volgende voorwaarden hanteert om de ambulanceverpleegkundige in opleiding toe te laten:

      • a. de ambulanceverpleegkundige in opleiding heeft een aanstelling als zodanig voor ten minste 24 uur per week;

      • b. er is een werkbegeleider op de werkplek beschikbaar in het bezit van een getuigschrift als bedoeld in het eerste lid, onder a of b, die de praktijkopdrachten van de ambulanceverpleegkundige in opleiding begeleidt; en

      • c. tussen de ambulanceverpleegkundige in opleiding en de werkgever zijn afspraken gemaakt en vastgelegd over de praktijkbegeleiding;

    • 2°. de opleiding is erkend door Stichting College Zorg Opleidingen;

    • 3°. de opleiding een studielast heeft van ten minste 1.109 uren bestaande uit ten minste 925 praktijkuren en 184 theorie-uren.

Artikel 3b

  • 1. Voor het verkrijgen van een aanwijzing als bedoeld in artikel 3a, tweede lid:

    • a. wordt een aanvraag gedaan door de organisatie die de opleiding verzorgt;

    • b. worden door de aanvrager bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat de opleiding aan de vereisten voldoet, bedoeld in artikel 3a, tweede lid.

  • 2. De aanwijzing van een opleiding als bedoeld in artikel 3a, tweede lid, heeft een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaar.

  • 3. Indien in de opleiding, bedoeld in artikel 3a, eerste lid, onder a, wijzigingen plaatsvinden die betrekking hebben op de vereisten, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, stelt de organisatie waarvan de opleiding is aangewezen onze Minister daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte.

  • 4. De organisatie waarvan de opleiding is aangewezen, verstrekt onze Minister op verzoek informatie die noodzakelijk is om te beoordelen of de opleiding op enig moment voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen.

  • 5. Onze Minister kan een aanwijzing intrekken zodra de opleiding niet of niet langer voldoet aan de in artikel 3a gestelde eisen of indien niet voldaan wordt aan het verzoek als bedoeld in het vierde lid.

  • 6. Van een aanwijzing of een intrekking van een aanwijzing wordt kennis gegeven in de Staatscourant.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 5 maart 2015

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Uitgegeven de zesentwintigste maart 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

De Stichting Opleidingen Scholing Ambulancehulpverlening (SOSA) was de enige, door de ambulancesector erkende, opleidingsorganisatie voor ambulancehulpverlening in Nederland. In november 2007 is de statutaire naam van SOSA gewijzigd in «Stichting Ambulancezorg Nederland». Sinds 2010 geeft de stichting Academie voor Ambulancezorg het getuigschrift voor de opleiding tot ambulanceverpleegkundige af, namens de Stichting Ambulancezorg Nederland.

Om recht te doen aan deze nieuwe situatie is dit besluit gewijzigd. Om te bewerkstelligen dat de opleidingen tot ambulanceverpleegkundigen aan het vereiste kwaliteitsniveau voldoen, is ervoor gekozen nieuwe opleidingen door Onze Minister te laten aanwijzen indien aan de in het besluit gestelde eisen is voldaan. Hiertoe is tevens de definitie van ambulanceverpleegkundige aangepast.

In de eerste plaats dient stichting College Zorg Opleidingen (CZO) de opleiding te erkennen. Het CZO is een non-profit organisatie die in 2003 is ontstaan uit een samenwerkingsverband tussen de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). Het CZO ziet toe op het behoud van kwaliteit van de zorgopleidingen die onder haar ressorteren. De opleidingen worden op uniforme wijze getoetst waarna, bij goed resultaat, het CZO de opleiding erkent. Daarnaast verstrekt het CZO eenduidige diploma’s en registreert deze landelijk.

Naast erkenning van de opleiding door het CZO zijn een aantal andere eisen opgenomen in artikel 3a, lid 2, van het besluit.

Voor de wettelijke aanwijzing van de opleiding geldt dat deze geschiedt op aanvraag van een Regionale Ambulancevoorziening (RAV). Een RAV is een rechtspersoon waaraan vergunning is verleend tot het verlenen van ambulancezorg. Een RAV werkt samen met een opleidingsinstituut dat het theoriegedeelte van de opleiding tot ambulanceverpleegkundige verzorgd.

Met de aanwijzing van een opleiding door de Minister wordt het getuigschrift van deze opleiding gelijk gesteld aan het getuigschrift afgegeven door of namens de SOSA. Getuigschriften afgegeven door of namens de SOSA tot 1 september 2015, geven bevoegdheid tot het verrichten van de in dit besluit aangegeven handelingen. Dit is de datum van het begin van een nieuw onderwijsjaar. Daarnaast is voldoende tijd nodig voor het doen van een aanvraag voor een aanwijzing en het geven van een aanwijzing door de Minister zodra dit besluit in werking is getreden. Afgestudeerde ambulanceverpleegkundigen aan een CZO erkende opleiding ontvangen tot deze opleiding is aangewezen door de Minister tevens een door of namens de SOSA goedgekeurd getuigschrift op grond waarvan zij bevoegd zijn de in dit besluit genoemde handelingen te verrichten.

Regeldruk

De administratieve lasten voor een RAV, die voorvloeien uit de aanwijzing door de Minister, zijn zeer beperkt. Het betreft een twintigtal RAV’s die op grond van artikel 3a bij een verzoek tot aanwijzing een aantal bescheiden dienen te overleggen. Deze bescheiden zijn grotendeels reeds bij de aanvraag tot erkenning bij het CZO overgelegd en hoeven niet opnieuw opgesteld te worden. De tijdsbesteding voor het aanleveren van de bescheiden wordt geschat op ongeveer een kwartier per verzoek. Bij een gemiddeld uurtarief van € 37 voor een medewerker die deze gegevens moet aanleveren zijn de administratieve lasten hiermee (20 x 0,25 x € 37) € 185.

Inwerkingtreding

De beroepsorganisatie voor ambulanceverpleegkundigen, V&VN AZ, en de sectororganisatie voor ambulancezorg, AZN, hebben behoefte aan een spoedige inwerkingtreding van dit besluit, omdat het vormgeven van de nieuwe opleidingen al afgerond is.

De wijziging van het besluit is in nauwe samenwerking met betrokkenen tot stand gekomen. Zij zijn reeds voorbereid op deze wijziging en de uitvoering ervan in de praktijk, zodat een invoeringstermijn niet nodig is.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven