Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2014, 530 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2014, 530 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 oktober 2014, nr. 2014-0000147293;
Gelet op de artikelen 45a, tweede lid, 69, negende lid en 179, eerste lid, van de Pensioenwet en de artikelen 56a, tweede lid, 80a, negende lid en 174, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 november 2014, No. W12.14.0368/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 december 2014, 2014-0000186144;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
In het opschrift van hoofdstuk 2 wordt «en 46» vervangen door «, 45a, tweede lid en 46» en wordt «en 57» vervangen door «, 56a, tweede lid, en 57».
B
In hoofdstuk 2 worden na artikel 10 twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. De administratieve uitvoeringskosten, bedoeld in artikel 45a, eerste lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 56a, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zijn de kosten voor het pensioenbeheer. Hieronder wordt onder meer begrepen de kosten voor:
a. het vaststellen en innen van de premie;
b. registratie van pensioenaanspraken en pensioenrechten;
c. informatieverstrekking aan en communicatie met deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en de werkgever;
d. het bestuur; en
e. het toezicht door de toezichthouders.
2. De kosten van vermogensbeheer, bedoeld in artikel 45a, eerste lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 56a, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zijn de kosten voor het beheer van het belegde vermogen, met uitzondering van de transactiekosten. Onder de kosten van vermogensbeheer wordt onder meer begrepen de kosten voor:
a. fiduciair vermogensbeheer;
b. bewaarloon; en
c. advieskosten.
3. De transactiekosten, bedoeld in artikel 45a, eerste lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 56a, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zijn de kosten voor de transacties in vermogenstitels. Hieronder wordt onder meer begrepen de kosten voor:
a. aankoop en verkoop van vermogensbestanddelen;
b. acquisitie van beleggingen; en
c. deelname aan beleggingsfondsen.
4. Kosten die niet kunnen worden toebedeeld aan een van de drie categorieën, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, worden naar rato over de drie categorieën verdeeld.
1. De administratieve uitvoeringskosten, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, worden in het jaarverslag opgenomen als totaalbedrag en als bedrag per deelnemer of pensioengerechtigde.
2. De kosten van vermogensbeheer, bedoeld in artikel 10a, tweede lid, en de transactiekosten, bedoeld in artikel 10a, derde lid, worden in het jaarverslag opgenomen als totaal bedrag en als percentage van het in het verslagjaar gemiddeld belegde vermogen.
C
In artikel 16, eerste lid, wordt «69, tweede lid,» vervangen door «69» en wordt «artikel 78» vervangen door «de artikelen 78 en 80a».
D
Artikel 51a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de boetecategorie van de artikelen 105, 115a, 115c en 145 vervangen door boetecategorie 2 en wordt ingevoegd: artikel 130a met boetecategorie 2.
2. In het tweede lid wordt de boetecategorie van de artikelen 110b, 110e en 140 vervangen door boetecategorie 2 en wordt ingevoegd: artikel 125a met boetecategorie 2.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 12 december 2014
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma
Uitgegeven de negentiende december 2014
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Dit besluit geeft een nadere invulling aan enkele «premiewaarborgen» die zijn ingevoerd, dan wel aangekondigd, bij de Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014, de novelle bij de wijziging van het fiscale kader voor pensioenopbouw (Witteveenkader). Naast enkele technische wijzigingen betreft dit de nadere invulling van de met die novelle ingevoegde verplichting voor pensioenfondsen om hun beheerskosten (kosten voor het administratieve beheer en het vermogensbeheer) te publiceren in hun jaarverslag, alsmede de verhoging van de (maximale) boete bij overtreding van bepalingen die betrekking hebben op de wijze waarop pensioenpremie worden vastgesteld.
Met de wet Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 is in de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling een verplichting voor pensioenfondsen ingevoerd om hun kosten voor het administratieve pensioenbeheer en het vermogensbeheer in het jaarverslag te publiceren1. Deze gezamenlijke kostencategorieën worden verder samengenomen onder de term «beheerskosten». Het doel van de verplichte publicatie in het jaarverslag is dat deelnemers, pensioengerechtigden en andere belanghebbenden van het fonds op uniforme en inzichtelijke wijze over de beheerskosten worden geïnformeerd. Aan de hand van deze informatie kunnen betrokkenen desgewenst – via het verantwoordingsorgaan – het pensioenfonds om uitleg vragen over de (ontwikkeling van de) beheerskosten. Het fondsbestuur legt over de kosten verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan.
Dit besluit vult genoemde verplichting nader in. Om onnodige extra kosten te voorkomen is hierbij aangesloten bij de Aanbevelingen uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie2 en (waar mogelijk) bij reeds bestaande verplichtingen om over beheerskosten te rapporteren3.
De verplichting heeft betrekking op alle beheerskosten die het pensioenfonds in het verslagjaar heeft gemaakt. Hierbij dient het fonds onderscheid te maken tussen:
1. Administratieve uitvoeringskosten (pensioenbeheer).
2. Vermogensbeheerskosten.
3. Transactiekosten.
Niet alle kosten van een pensioenfonds kunnen direct aan een van deze kostencategorieën worden toebedeeld. Zo worden de kosten voor stafafdelingen en ondersteunende activiteiten (huisvesting, HRM en ICT) naar rato verdeeld over de drie categorieën.
Onder deze noemer vallen – onder meer – de administratieve kosten die een pensioenfonds moet maken voor het vaststellen en innen van de premies, voor het registreren van de pensioenaanspraken en betalen van pensioenen, voor het informeren van en de communicatie met werkgevers, (ex-)deelnemers en pensioengerechtigden. Tot de kosten voor pensioenbeheer worden daarnaast (onder meer) gerekend de bestuurskosten en de kosten die het fonds moet betalen voor het toezicht door De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten.
Hieronder vallen alle kosten die het pensioenfonds maakt voor het beheer van het belegde vermogen, met uitzondering van transactiekosten. Een – niet limitatief – overzicht van de vermogensbeheerskosten omvat de interne kosten die het pensioenfonds (of het bestuursbureau) maakt voor vermogensbeheer, de kosten voor fiduciair vermogensbeheer, bewaarloon, advieskosten en performance gerelateerde kosten. Het is wenselijk in de kostenrapportage – ten minste in kwalitatieve zin – toe te lichten welke afwegingen tussen risico en rendement zijn gemaakt.
Deze categorie heeft betrekking op alle kosten die het pensioenfonds moet maken om transacties van vermogenstitels tot stand te brengen en uit te voeren. Naast de aan- en verkoopkosten, vallen onder transactiekosten ook de kosten voor de acquisitie van (illiquide) beleggingen en de vergoedingen die pensioenfondsen betalen bij het intreden in of uittreden uit een beleggingsfonds.
De pensioenfondsen rapporteren de in het verslagjaar gemaakte kosten voor het pensioenbeheer in hun jaarverslag als totaalbedrag en als bedrag per deelnemer4.
De vermogensbeheerskosten en de transactiekosten dienen in het jaarverslag te worden gerapporteerd als totaalbedrag en als percentage van het in het verslagjaar gemiddelde belegde vermogen. Hierbij wordt aangesloten bij de wijze waarop de pensioenfondsen hun beheerskosten in de jaarstaten aan De Nederlandsche Bank (DNB) moeten rapporteren. De kosten voor het vermogensbeheer worden in het jaarverslag en in de jaarstaten niet gesaldeerd met de beleggingsopbrengsten.
Dit besluit strekt tot een uniforme rapportage van de beheerskosten in de jaarverslagen. De pensioenfondsen rapporteren hun beheerskosten eveneens in de jaarrekening. Op grond van Richtlijn voor de jaarrekening (JR) 610 geven zij hierin alleen kosten op die – via een factuur – rechtstreeks bij het fonds in rekening worden gebracht. Indirecte beheerskosten en prestatievergoedingen die zijn gesaldeerd met de (netto) beleggingsopbrengsten, blijven hierdoor buiten de jaarrekening. Het wegnemen van het verschil tussen de kostenrapportage in jaarverslag en jaarrekening vergt aanpassing van de Richtlijn van de jaarrekening.
Een volledig transparante opgave van de transactiekosten is voor pensioenfondsen (en alle andere beleggers) naar verwachting niet mogelijk. In de prijs van een beleggingsproduct zitten veelal – naast de aan- en verkoopkosten – «verborgen» kosten. Niet alle pensioenfondsen zijn in de positie om van externe vermogensbeheerders volledige transparantie af te dwingen. Waar DNB aan een fonds toestaat in hun jaarstaten de transactiekosten te schatten, kunnen de fondsen ook in hun jaarverslag met een schatting volstaan.
De gevolgen van dit besluit voor de administratieve lasten zijn nihil. De informatie die in hun jaarverslag moet worden gepubliceerd, wordt al door pensioenfondsen gegenereerd op grond van reeds bestaande verplichtingen.
Met de wet Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 is artikel 80a aan de Wet verplichte beroepspensioenregeling toegevoegd. Dit artikel, dat betrekking heeft op de afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen, komt overeen met artikel 69 van de Pensioenwet. In artikel 16 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling worden regels gesteld voor de afkoopvoet bij toepassing van artikel 69 van de Pensioenwet. Door toevoeging van artikel 80a aan dit artikel wordt dit ook voor de Wet verplichte beroepspensioenregeling geregeld.
In artikel 51a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt de boetecategorie van een aantal artikelen verhoogd van 1 naar 2. Het gaat hierbij om artikelen die betrekking hebben op – onder meer – de evenwichtige belangenbehartiging door het bestuur van een pensioenfonds (artikel 105, tweede lid, Pensioenwet), het adviesrecht van het verantwoordingsorgaan met betrekking tot de hoogte en samenstelling van de pensioenpremie (artikel 115a, derde lid, onderdeel k,), het goedkeuringsrecht van het belanghebbendenorgaan met betrekking tot hoogte en samenstelling van de pensioenpremie (artikel 115c, negende lid, onderdeel f, Pensioenwet) en de vermelding van de hoogte en de samenstelling van de pensioenpremie in de jaarrekening en de actuariële en bedrijfstechnische nota (artikel 130a, respectievelijk artikel 145, eerste lid Pensioenwet).
Deze zogenoemde premiewaarborgen zijn ingevoerd met de Wet Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014. Genoemde bepalingen beogen te waarborgen dat de pensioenpremie op evenwichtige wijze wordt verlaagd bij een versobering van de pensioenregeling, bijvoorbeeld vanwege aanscherping van het fiscale pensioenkader. Een versobering van de pensioenopbouw zonder premieverlaging leidt tot benadeling van jongere generaties, hetgeen ten koste gaat van het maatschappelijke draagvlak voor het pensioenstelsel. De verzwaring van de maximaal op te leggen boetes bij overtreding van de bovengenoemde bepalingen strekt tot een zorgvuldige en afgewogen besluitvorming over de hoogte van de pensioenpremie.
De verhoging van de boetecategorie voor de genoemde artikelen is niet beperkt tot de artikelleden die betrekking hebben op de totstandkoming van de pensioenpremies. Een dergelijk onderscheid zou ten koste gaan van de inzichtelijkheid en de consistentie van de sanctiebepalingen. Op een later tijdstip zal de gehele boete indeling worden bezien.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2014-530.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.