Besluit van 28 januari 2014, houdende wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het regelen van functioneringsgesprekken voor voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 18 november 2013, nr. 452110;

Gelet op artikel 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 december 2013, nr. W03.13.0412/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 22 januari 2014, nr. 460866;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 37b van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren komt als volgt te luiden:

Artikel 37b

  • 1. De functionele autoriteit besteedt aan de wijze waarop de voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar zijn ambt vervult regelmatig aandacht door middel van het houden van functioneringsgesprekken.

  • 2. Een functioneringsgesprek vindt in elk geval plaats wanneer de functionele autoriteit dit wenselijk acht of de rechterlijk ambtenaar hierom verzoekt.

  • 3. Van een functioneringsgesprek maakt de functionele autoriteit een schriftelijk verslag op. De rechterlijk ambtenaar wordt door de functionele autoriteit in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze omtrent dit verslag kenbaar te maken. Van deze zienswijze wordt melding gemaakt in het verslag.

  • 4. Indien de voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar werkzaam is bij een gerechtshof of rechtbank, wordt in het eerste tot en met derde lid onder functionele autoriteit verstaan: het bestuur van dat gerechtshof of die rechtbank, uitgezonderd het niet-rechterlijk lid van dit bestuur.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2014.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 28 januari 2014

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Uitgegeven de zevende februari 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

In de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rechterlijke Macht 1/8/2007 tot 31/12/2010 is tussen de Minister van Veiligheid en Justitie en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) afgesproken te onderzoeken of het mogelijk en wenselijk is om functioneringsgesprekken vorm te geven binnen het personeelsbeleid voor rechterlijk ambtenaren die met rechtspraak zijn belast. Door GITP is een onderzoek uitgevoerd met als opdracht:

  • breng, op basis van een onderzoek, advies uit over de mogelijkheid en wenselijkheid van het toepassen van functioneringsgesprekken bij rechterlijk ambtenaren;

  • doe, bij een positief advies, voorstellen voor de implementatie van functioneringsgesprekken.

In de memorie van toelichting bij Wet organisatie en bestuur gerechten is reeds melding gemaakt dat in de praktijk bij de meeste gerechten met rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast evaluatiegesprekken worden gehouden, die in opzet en uitvoering gelijkenis vertonen met functioneringsgesprekken.1 Het in februari 2011 uitgebrachte advies van GITP geeft aan dat deze ontwikkeling sindsdien verder is ontwikkeld en steeds meer is geaccepteerd binnen de gerechten. Zo blijkt uit het advies dat binnen een aantal gerechten het reeds bestaande praktijk is om functioneringsgesprekken te houden, al dan niet onder de benaming «functioneringsgesprek», waarbij het niet gaat om het beoordelen van uitspraken en vonnissen van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren. Deze ontwikkeling wordt in deze gerechten als positief gewaardeerd. In het advies is verder aangegeven dat, om de kwaliteit van het rechterlijk werk ook in de toekomst te garanderen, het nodig is dat (ook) voor het leven benoemde rechters zich meer laten spiegelen in hun functioneren. In het advies wordt geadviseerd het functioneringsgesprek voor voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren vast te leggen in het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Brra).

Ten behoeve van het overleg met de Sectorcommissie rechterlijke macht (SORM) is het advies als volgt samengevat:

  • minimaal eenmaal per jaar wordt een functioneringsgesprek houden;

  • in dit gesprek wordt aandacht besteed aan het vakmanschap en de bijbehorende waarden en houdingen. Het gesprek dient te gaan over herkenbare activiteiten in de functie. Het streven is niet gericht op eenvormigheid met de functioneringsgesprekken die met niet-rechterlijke ambtenaren binnen de gerechten worden gevoerd, maar op het bepalen van eigen onderscheidende gespreksonderwerpen.

  • het gesprek, met erkenning van de hiërarchische relatie tussen het rechtspositionele gezag en de rechter, wordt zo horizontaal mogelijk ingekleurd.

  • de leidinggevende baseert zijn feedback op zowel eigen waarneming en oordeel als op waarnemingen van informanten.

  • ten behoeve van de gerechtsbesturen wordt een handreiking opgesteld, die bijvoorbeeld betrekking heeft op de inhoud en doelen van het gesprek en de verslaglegging. De Raad voor de rechtspraak zal daartoe in overleg met de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak het initiatief nemen;

  • het functioneringsgesprek zal onderdeel zijn van een levende praktijk van intervisie, peer-reviews, uitwisseling van goede praktijken, trainingen van magistraten etc.

In de SORM van 28 juni 2012 is overeenstemming bereikt over deze uitgangspunten.

In de praktijk worden al intervisie, spiegelbijeenkomsten met rechtzoekenden en advocaten en het meelezen van vonnissen toegepast. Deze collegiale structuren worden met het onderhavige besluit aangevuld met het vastleggen van het functioneringsgesprek in het Brra. Met de wijziging van artikel 37b van het Brra wordt beoogd dat door middel van het functioneringsgesprek meer kan worden ingezoomd op de werkzaamheden en de persoon van de rechter en nadrukkelijker tot de kern van het functioneren van de rechter wordt gekomen binnen de grenzen van de taken van de functionele autoriteit. Anders dan het evaluatiegesprek, is het functioneringsgesprek zowel gericht op het terugkijken en vooruitkijken en een gesprek met een tweezijdig karakter.

Het vastleggen in het Brra dient te worden gezien in de verhouding tussen de bevoegdheden van het bestuur en de onafhankelijkheid van de individuele rechter. Artikel 116, vierde lid, van de Grondwet bepaalt dat de wet het toezicht regelt door leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast uit te oefenen op de ambtsvervulling door zodanige leden en door personen niet behorend tot de rechterlijke macht die deelnemen aan rechtspraak. Net als bij het evaluatiegesprek, geldt dat de bevoegdheid tot het houden van een functioneringsgesprek berust bij het bestuur van het gerecht met uitzondering van het niet-rechterlijk lid van dit bestuur. Bij het functioneringsgesprek is het van belang dat de onafhankelijke positie van de voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaar gewaarborgd is en blijft. De onafhankelijke positie gaat evenwel niet zo ver dat individuele rechters binnen de rechterlijke macht niet een zekere verantwoording dienen af te leggen.2 De grens ligt daar waar het de procesrechtelijke behandeling van, de inhoudelijke beoordeling van alsmede de beslissing in een concrete zaak of in categorieën van zaken betreft. Het bestuur mag bij de uitvoering van de taken hierin niet treden (zie artikel 23, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

Het nieuwe artikel 37b van het Brra bepaalt dat regelmatig een functioneringsgesprek wordt gehouden. Onder «regelmatig» wordt hier verstaan ten minste eenmaal per jaar. Het gesprek vindt in elk geval plaats wanneer de functionele autoriteit dit wenselijk acht of de voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaar hierom verzoekt. Van het gesprek wordt een verslag opgemaakt. De rechterlijk ambtenaar wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld omtrent het verslag een zienswijze te geven.

Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat het nieuwe artikel 37b, net als het oude artikel, ziet op alle voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren (artikel 2, eerste lid, Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren) en ingevolge het Besluit rechtspositie leden met rechtspraak belast en gerechtsauditeurs CRvB en CBb op de leden met rechtspraak belast van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

In reactie op het ter consultatie aangeboden ontwerpbesluit heeft de NVvR aangegeven in te stemmen met het ontwerp en hebben de president van de Hoge Raad en de procureur-generaal bij de Hoge Raad gezamenlijk aangegeven geen aanleiding te zien tot opmerkingen. De reactie van de Raad voor de rechtspraak over de in het ter consultatie aangeboden ontwerp genoemde landelijke uniforme procedureregels heeft ertoe geleid dat begrip ter verduidelijking te vervangen door handreiking.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstukken 1999/2000 27 181, nr. 3, blz. 69–70.

X Noot
2

Zie ook Kamerstukken II 1999/2000, 27 181, nr. 3, blz. 36–37.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven