Besluit van 18 november 2014 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met beëindiging van de voorschotregeling en vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning (Stb. 307) en het Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 november 2014, nr. 2014-164617;

Gelet op artikel V van de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met beëindiging van de voorschotregeling en vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning (Stb. 307) en artikel 4 van het Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

  • 1. De artikelen I, onderdelen A, B, D en E, III en IV van de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met beëindiging van de voorschotregeling en vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning (Stb. 307) en het Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werken terug tot en met 1 februari 2014.

  • 2. De artikelen I, onderdeel C, en II, van de wet, genoemd in het eerste lid, treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 18 november 2014

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Uitgegeven de zevenentwintigste november 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

De artikelen en artikelonderdelen van de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met beëindiging van de voorschotregeling en vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning (Stb. 307), die betrekking hebben op het opnemen van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning (artikelen I, onderdelen A, B, D en E, III en IV) en het Besluit regels hoofdverblijf in dezelfde woning AOW treden in werking met terugwerkende kracht tot en met 1 februari 2014. Deze terugwerkende kracht is noodzakelijk omdat de Sociale verzekeringsbank (SVB) de twee-woningen-regel al toepast, en dus op de inwerkingtreding van wet en besluit anticipeert, vanaf 1 februari 2014. Het voornemen om op de inwerkingtreding van de artikelen en onderdelen die betrekking hebben op de twee-woningen-regel te gaan anticiperen is aangekondigd bij brief aan de Tweede Kamer van 8 november 20131, die in afschrift ook aan de Eerste kamer is gezonden en in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel2.

De artikelen en artikelonderdelen van genoemde wet die betrekking hebben op het beëindigen van de in artikel 22 van de Algemene Ouderdomswet (AOW) opgenomen voorschotregeling (artikelen I, onderdeel C, en II) treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

In artikel 22, eerste lid, van de AOW is geregeld dat alleen personen die tot en met een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de leeftijd van 65 jaar bereiken nog een voorschot op het ouderdomspensioen kunnen aanvragen. Het is de bedoeling dit tijdstip vast te stellen op 31 december 2014. Concreet betekent dit dat de laatste rechthebbende degene is die op 31 december 2014 de leeftijd van 65 jaar bereikt. De voorschotverlening gaat voor hem in per 31 december 2014. Per 1 januari 2015 is dan de feitelijke voorschotverlening voor nieuwe gevallen gestopt. De verrekening van twee of drie maanden voorschot vindt plaats met het ouderdomspensioen over de maanden april 2015 t/m september 2016. De voorschotregeling kan dan met ingang van 1 oktober 2016 worden ingetrokken, omdat dan alle verstrekte voorschotten zijn verrekend met de AOW-uitkering. Dit tijdstip zal op grond van artikel 22, vierde lid, van de AOW ook bij koninklijk besluit worden vastgesteld.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstukken II 2013/14, 29 389, nr. 60.

X Noot
2

Kamerstukken II 2013/14, 33 853, nr. 3, p. 6.

Naar boven