Besluit van 10 november 2014, houdende wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 17, eerste lid, Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 25 september 2014, nr. 561561;

Gelet op artikel 17, eerste lid, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord advies van 15 oktober 2014, nr. W03.14.0347/11;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 5 november 2014, nr. 575723;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Na de «– Stichting Naburige Rechtenorganisatie voor Musici en Acteurs (NORMA)» wordt de volgende collectieve beheersorganisatie toegevoegd aan de bijlage, bedoeld in artikel 17, eerste lid, Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten:

  • Stichting Onafhankelijke Producenten Nederland (StOP NL).

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2014, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 2015.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 10 november 2014

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Uitgegeven de twintigste november 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt dat de Stichting Onafhankelijke Producenten Nederland (StOP NL) wordt aangemerkt als een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (WTCBO). StOP NL komt daarmee onder de werkingssfeer van de WTCBO. Dit betekent dat het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten («het College») toezicht gaat houden op de activiteiten van StOP NL.

Artikel 1, onderdeel c, WTCBO bepaalt dat als collectieve beheersorganisatie kwalificeert een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie op grond van de Auteurswet of de Wet op de naburige rechten aangewezen rechtspersoon die belast is met de inning en de verdeling van vergoedingen, alsmede een rechtspersoon die door Onze Minister is aangewezen overeenkomstig artikel 17, eerste lid, WTCBO.

Uit artikel 17, eerste lid, volgt dat de WCTBO ook geldt voor een collectieve beheersorganisatie, vermeld in de bijlage bij deze wet. Op voordracht van het College kan deze bijlage door Onze Minister bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd. Het College heeft voorgesteld deze bijlage te wijzigen zodat StOP aan de lijst met onder toezicht gestelde collectieve beheersorganisaties kan worden toegevoegd. Met dit besluit wordt daaraan gevolg gegeven.

Uit de memorie van toelichting bij de gewijzigde WTCBO blijkt dat een organisatie voor plaatsing als collectieve beheersorganisatie op de bijlage in aanmerking komt, wanneer het statutaire doel of de feitelijke werkzaamheid geheel of in belangrijke mate bestaat uit de inning en/of verdeling van auteursrechtelijke of nabuurrechtelijke vergoedingen (Kamerstukken II 2008/2009, nr. 3, p. 29). Het College heeft in de voordracht gemotiveerd aangegeven dat StOP NL daaraan voldoet.

Artikel 17, tweede lid, WTCBO regelt dat voor plaatsing op de bijlage collectieve beheersorganisaties in aanmerking komen waarvan de totale incasso of het totaal aan voor verdeling beschikbare vergoedingen, over ten hoogste twee opeenvolgende kalenderjaren, een nader bij algemene maatregel van bestuur te bepalen drempel overschrijdt. In artikel 4 van het Besluit van 25 juni 2013, houdende uitvoering van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten is de drempel vastgesteld op 1.000.000 Euro. Uit de voordracht van het College blijkt dat StOP NL die drempel overschrijdt.

Het College heeft StOP NL, zowel mondeling als schriftelijk, in de gelegenheid gesteld te reageren op het voornemen van de voordracht. StOP NL heeft daarvan gebruik gemaakt en heeft een drietal bezwaren tegen de voordracht kenbaar gemaakt.

Ten eerste heeft StOP NL aangegeven dat zij niet kwalificeert als collectieve beheersorganisatie in de zin van de WTCBO en Richtlijn 2014/26/EU betreffende het collectieve beheer van auteurs- en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening voor het online gebruik ervan op de interne markt («de Richtlijn»). Zij stelt dat dit het geval is, omdat zij geen vergoedingen int en reparteert die gebaseerd zijn op een auteursrechtelijke en nabuurrechtelijke grondslag. Daarnaast stelt StOP NL dat zij niet kwalificeert als collectieve beheersorganisatie, omdat StOP NL niet als hoofddoel of enig doel het beheer van auteurs- of naburige rechten, namens meer dan één rechthebbende, zou hebben.

In reactie op dit bezwaar van StOP NL heeft het College aangegeven dat de Richtlijn geen rol speelt bij de beoordeling of StOP NL kwalificeert als collectieve beheersorganisatie in de zin van de WCTBO. Daarnaast heeft het College aangegeven dat het enkele feit dat een organisatie andere werkzaamheden verricht naast collectief beheer, niet uit sluit dat deze organisatie toch kwalificeert als collectieve beheersorganisatie in de zin van de WTCBO. Ten slotte heeft het College aangegeven dat StOP NL wel degelijk vergoedingen int en reparteert die gebaseerd zijn op een auteursrechtelijke en nabuurrechtelijke grondslag.

Naar mijn oordeel heeft het College terecht geoordeeld dat StOP NL kwalificeert als collectieve beheersorganisatie. Net als het College ben ik van mening dat de, nog niet geïmplementeerde, Richtlijn bij deze afweging geen rol speelt. Dit geldt evenmin voor het enkele feit dat StOP NL andere werkzaamheden verricht. Ten slotte kan ik mij vinden in het standpunt van het College dat StOP NL zich in belangrijke mate bezighoudt met de inning en verdeling van auteursrechtelijke of nabuurrechtelijke vergoedingen.

Daarnaast heeft StOP bezwaren tegen de kwalificatie als collectieve beheerorganisatie, omdat zij dan mogelijk op basis van de WTCBO gedwongen kan worden om met andere collectieve beheersorganisaties samen te werken. Het College heeft daarop aangegeven dat er geen aanwijzingen zijn dat van deze mogelijkheid gebruik zal worden gemaakt.

Het enkele feit dat onder WTCBO de mogelijkheid bestaat om een algemene maatregel van bestuur uit te vaardigen die collectieve beheersorganisaties dwingt samen te werken, staat los van de kwalificatie van StOP als collectieve beheersorganisatie in de zin van deze wet.

In het geval een dergelijke maatregel wordt overwogen, dan zal StOP NL overigens in de gelegenheid worden gesteld eventuele bezwaren tegen samenwerking met bepaalde collectieve beheersorganisaties voor het voetlicht te brengen. Bij het uitvaardigen van een algemene maatregel van bestuur kan daarmee – zo nodig – rekening worden gehouden.

Ten slotte heeft StOP NL bezwaar tegen de kwalificatie als collectieve beheersorganisatie, omdat de geheimhouding van door StOP NL gemaakte afspraken niet gewaarborgd zou zijn. Het College zou gehouden zijn de informatie die StOP NL haar heeft verschaft, openbaar te maken mocht daarom uit hoofde van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) worden verzocht. Het College stelt dat dit bezwaar geen grond vormt om af te zien van het onder toezicht stellen van een collectieve beheersorganisatie.

Net als het College meen ik dat, de mogelijke toepasselijkheid van de Wet openbaarheid van bestuur, geen grond vormt om af te zien van het onder toezicht stellen van een collectieve beheersorganisatie. Overigens gaat StOP NL er in haar bezwaar aan voorbij dat de Wob een drietal weigeringsgronden bevat op basis waarvan kan worden besloten bepaalde, van onder toezichtgestelden verkregen, gegevens niet openbaar te maken (Artikel 10, eerste lid, onder c, d en g Wob).

De voordracht van het College, waarin op het bezwaar van StOP NL wordt gereageerd, is als bijlage aan deze nota van toelichting gehecht.

Artikelen

Artikel I

Dit artikel regelt dat de Stichting Onafhankelijke Producenten Nederland (StOP NL) als een collectieve beheersorganisatie wordt aangemerkt door StOP NL op voordracht van het College op de bijlage van de WTCBO te plaatsen. Het toezicht van het College gaat zich overeenkomstig het bepaalde in de WTCBO, over StOP NL uitstrekken.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het besluit met ingang van 1 januari 2015.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven