Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2014, 247 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2014, 247 | Wet |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in verband met de instelling van de Autoriteit Consument en Markt het door haar te houden markttoezicht zoveel mogelijk te stroomlijnen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Instellingswet Autoriteit Consument en Markt wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 komt te luiden:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid;
een zelfstandige last die wegens een overtreding wordt opgelegd;
1°. een rechtspersoon, natuurlijke persoon of andere entiteit handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf, met inbegrip van een onderneming als bedoeld in artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
2°. een organisatie waarin meerdere rechtspersonen, natuurlijke personen of andere entiteiten handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf verenigd zijn, met inbegrip van een ondernemersvereniging als bedoeld in artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
Onze Minister van Economische Zaken;
de enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen, bedoeld in artikel 5:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ter bevordering van de naleving van wettelijke voorschriften.
B
Aan artikel 2 worden vier leden toegevoegd, luidende:
3. De Autoriteit Consument en Markt heeft tevens tot taak om, binnen het kader van de in het tweede lid bedoelde taken, voorlichting te geven over de rechten en plichten van consumenten. Zij maakt daarbij gebruik van een informatieloket.
4. Tot de taken van de Autoriteit Consument en Markt behoort het uit eigen beweging doen van marktonderzoeken en maken van rapportages, indien dat naar haar oordeel nuttig is voor de uitvoering van de taken, bedoeld in het tweede lid.
5. De werkzaamheden van de Autoriteit Consument en Markt hebben tot doel het bevorderen van goed functionerende markten, van ordelijke en transparante marktprocessen en van een zorgvuldige behandeling van consumenten. Zij bewaakt, bevordert en beschermt daartoe een effectieve concurrentie en een gelijk speelveld op markten en neemt belemmeringen daarvoor weg.
6. De toepassing van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen heeft mede betrekking op de taken die de Autoriteit Consument en Markt uitvoert in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
C
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Autoriteit Consument en Markt bestaat uit drie leden, onder wie de voorzitter.
2. In het vierde lid wordt «In het geval van een vacature vormen de overblijvende leden» vervangen door: In het geval van een vacature vormen de overblijvende leden, in afwijking van het eerste lid,.
D
Artikel 6, eerste lid, komt te luiden:
1. Onverminderd artikel 18, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen bevat het jaarverslag een overzicht van de kosten die op basis van artikel 6a, eerste lid, ten laste zijn gebracht van marktorganisaties en een globale beschrijving van de ontwikkeling van de markt in de postsector en de telecommunicatiesector.
E
Na artikel 6 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. De kosten van de Autoriteit Consument en Markt die samenhangen met de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2, tweede lid, worden ten laste gebracht van marktorganisaties, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
2. De kosten van de Autoriteit Consument en Markt die samenhangen met het uit eigen beweging doen van marktonderzoeken en maken van rapportages, bedoeld in artikel 2, vierde lid, met de behandeling van bezwaar- en beroepschriften, met het sanctioneren van overtredingen waaronder het nemen en bekendmaken van besluiten omtrent het opleggen van bestuurlijke sancties en bindende aanwijzingen, met werkzaamheden die uitsluitend ten behoeve van andere overheidsorganisaties worden verricht, en met het geven van deskundige raad aan Onze Minister of Onze Minister van Infrastructuur en Milieu worden niet ten laste gebracht van marktorganisaties.
3. De kosten van de Autoriteit Consument en Markt die samenhangen met het nemen en bekendmaken van besluiten, niet zijnde beschikkingen, en het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften worden niet ten laste van marktorganisaties gebracht indien:
a. de desbetreffende werkzaamheden niet gericht zijn op het tot stand brengen van marktordening of er geen sprake is van een voldoende afgebakende groep marktorganisaties die van de werkzaamheden profijt hebben, of
b. de baten naar verwachting niet opwegen tegen de kosten van de Autoriteit Consument en Markt om de in de aanhef bedoelde kosten ten laste te brengen van marktorganisaties.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere kosten worden aangewezen die in afwijking van het eerste lid niet ten laste van marktorganisaties worden gebracht.
5. De systematiek volgens welke de kosten worden bepaald en ten laste worden gebracht van marktorganisaties houdt in dat:
a. ten hoogste de door de Autoriteit Consument en Markt gemaakte kosten ten laste van marktorganisaties worden gebracht,
b. zowel directe als indirecte kosten ten laste van marktorganisaties kunnen worden gebracht,
c. de kosten van de Autoriteit Consument en Markt die samenhangen met de uitvoering van een taak voor een specifieke sector uitsluitend ten laste worden gebracht van marktorganisaties in die sector, en
d. de kosten samenhangend met het geven van een beschikking of met de behandeling van een aanvraag van een marktorganisatie tot het geven van een beschikking ten laste worden gebracht van de marktorganisatie aan wie de beschikking is gericht of die de aanvraag heeft gedaan.
6. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de systematiek volgens welke de kosten worden bepaald en ten laste gebracht van marktorganisaties. In die maatregel kan worden bepaald dat voor daarbij aan te wijzen categorieën van besluiten van de Autoriteit Consument en Markt de gemiddelde kosten van een desbetreffend besluit ten laste van een marktorganisatie worden gebracht.
7. De bedragen die de Autoriteit Consument en Markt ter vergoeding van de kosten aan marktorganisaties in rekening brengt worden bij ministeriële regeling vastgesteld.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat, ten behoeve van een geleidelijke overgang naar de op basis van de voorgaande leden aan marktorganisaties in rekening te brengen vergoedingen, gedurende een periode van ten hoogste drie jaren na inwerkingtreding van dit artikel andere bedragen in rekening worden gebracht. Daarbij kan gedifferentieerd worden naar marktsector.
9. De Autoriteit Consument en Markt kan de door marktorganisaties verschuldigde bedragen invorderen bij dwangbevel. Titel 4.4, met uitzondering van de artikelen 4:85 en 4:95, van de Algemene wet bestuursrecht is, voor zover al niet van toepassing, van overeenkomstige toepassing.
10. Voor zover een door de Autoriteit Consument en Markt in rekening gebracht bedrag verplicht tot betaling van een geldsom, komt deze geldsom toe aan de Staat der Nederlanden.
1. Een ieder verstrekt de Autoriteit Consument en Markt desgevraagd de gegevens en inlichtingen en verschaft haar desgevraagd inzage in de gegevens en bescheiden die redelijkerwijs nodig zijn voor de uitvoering van de in artikel 2, tweede lid, bedoelde taken.
2. De Autoriteit Consument en Markt kan een termijn stellen waarbinnen de in het eerste lid bedoelde gegevens, inlichtingen of bescheiden worden verstrekt.
3. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.
4. De Autoriteit Consument en Markt draagt er zorg voor dat de wijze waarop zij uitvoering geeft aan het eerste lid zodanig is dat de daaruit voortvloeiende lasten voor marktorganisaties zo laag mogelijk zijn.
F
Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:
1. Gegevens of inlichtingen welke in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van een taak als bedoeld in artikel 2, tweede lid, zijn verkregen mogen uitsluitend worden gebruikt voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van die taak of van enige andere taak als bedoeld in artikel 2, tweede lid.
G
Aan artikel 10 worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Onze Minister of Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan geen besluiten vernietigen op het gebied van energie, post, telecommunicatie en vervoer die de Autoriteit Consument en Markt neemt op grond van het bepaalde bij of krachtens een voor een specifieke marktsector geldende wet. Artikel 22, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is op die besluiten niet van toepassing.
4. Onze Minister of Onze Minister van Infrastructuur en Milieu zendt een afschrift van een besluit tot vernietiging aan de Tweede en de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
H
Onder vernummering van Hoofdstuk 3 tot Hoofdstuk 3A, wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidend:
1. Met het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften dat is opgedragen aan de Autoriteit Consument en Markt zijn belast de bij besluit van de Autoriteit Consument en Markt aangewezen ambtenaren die deel uitmaken van het personeel, bedoeld in artikel 5, eerste lid.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
1. De in artikel 12a, eerste lid, bedoelde ambtenaren zijn bevoegd om bedrijfsruimten en voorwerpen te verzegelen, voor zover dat voor de uitoefening van de in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde bevoegdheden redelijkerwijs noodzakelijk is.
2. De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, oefenen de hun in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht toegekende bevoegdheden zo nodig uit met behulp van de sterke arm.
1. De in artikel 12a, eerste lid, bedoelde ambtenaren zijn bevoegd een woning zonder toestemming van de bewoner te betreden, voor zover dat voor de uitoefening van de in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde bevoegdheden redelijkerwijs noodzakelijk is.
2. Het eerste lid is niet van toepassing bij het toezicht van de Autoriteit Consument en Markt op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet op het financieel toezicht.
1. Voor het betreden, bedoeld in artikel 12c, eerste lid , is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij de rechtbank Rotterdam. De machtiging kan bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd. De machtiging wordt zo mogelijk getoond.
2. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor de Autoriteit Consument en Markt binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank Rotterdam.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. Een machtiging als bedoeld in artikel 12d, eerste lid, is met redenen omkleed en ondertekend en vermeldt:
a. de naam van de rechter-commissaris die de machtiging heeft gegeven;
b. de naam of het nummer en de hoedanigheid van degene aan wie de machtiging is gegeven;
c. de wettelijke bepaling waarop het binnentreden berust en het doel waartoe wordt binnengetreden;
d. de dagtekening.
2. Indien het betreden dermate spoedeisend is dat de machtiging niet tevoren op schrift kan worden gesteld, zorgt de rechter-commissaris zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling.
3. De machtiging blijft ten hoogste van kracht tot en met de derde dag na die waarop zij is gegeven.
4. Artikel 6 van de Algemene wet op het binnentreden is niet van toepassing.
1. De ambtenaar die is binnengetreden, maakt op zijn ambtseed of -belofte een schriftelijk verslag op omtrent het binnentreden.
2. In het verslag vermeldt hij:
a. zijn naam of nummer en zijn hoedanigheid;
b. de dagtekening van de machtiging en de naam van de rechter-commissaris die de machtiging heeft gegeven;
c. de wettelijke bepaling waarop het binnentreden berust en het doel waartoe is binnengetreden;
d. de plaats waar is binnengetreden en de naam van degene bij wie is binnengetreden;
e. de wijze van binnentreden en het tijdstip waarop in de woning is binnengetreden en waarop deze is verlaten;
f. hetgeen in de woning is verricht en overigens is voorgevallen;
g. de namen of nummers en de hoedanigheid van de overige personen die zijn binnengetreden.
3. Het verslag wordt uiterlijk op de vierde dag na die waarop is binnengetreden, toegezonden aan de rechter-commissaris die de machtiging heeft gegeven.
4. Een afschrift van het verslag wordt uiterlijk op de vierde dag na die waarop is binnengetreden, aan degene bij wie is binnengetreden, uitgereikt of toegezonden. Indien het doel waartoe is binnengetreden daartoe noodzaakt, kan deze uitreiking of toezending worden uitgesteld. Uitreiking of toezending geschiedt in dat geval zodra het belang van dit doel het toelaat. Indien het niet mogelijk is het afschrift uit te reiken of toe te zenden, houdt de rechter-commissaris of de ambtenaar die is binnengetreden het afschrift gedurende zes maanden beschikbaar voor degene bij wie is binnengetreden.
5. De artikelen 10 en 11 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. Artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op geschriften, gewisseld tussen een marktorganisatie en een advocaat, die zich bij de marktorganisatie bevinden, doch waarop, indien zij zich zouden bevinden bij die advocaat, artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zou zijn.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van degenen, bedoeld in artikel 51, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht.
1. Onverminderd artikel 5:45 van de Algemene wet bestuursrecht vervalt de bevoegdheid van de Autoriteit Consument en Markt tot het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom aan een marktorganisatie, indien de Autoriteit Consument en Markt op aanvraag van die marktorganisatie besluit tot het bindend verklaren van een door die marktorganisatie gedane toezegging.
2. De Autoriteit Consument en Markt kan een besluit nemen als bedoeld in het eerste lid, indien zij het bindend verklaren van een toezegging doelmatiger acht dan het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom.
3. De marktorganisatie dient de aanvraag voor het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid in, voordat de Autoriteit Consument en Markt een besluit omtrent het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom heeft genomen.
4. De termijn, bedoeld in artikel 5:45, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Autoriteit Consument en Markt de aanvraag ontvangt, tot de dag waarop de Autoriteit Consument en Markt een besluit op de aanvraag heeft genomen. Artikel 5:45, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
5. De marktorganisatie gedraagt zich overeenkomstig het besluit, bedoeld in het eerste lid.
6. De Autoriteit Consument en Markt bepaalt gedurende welke periode het besluit, bedoeld in het eerste lid, geldt en kan deze periode telkens verlengen.
7. De Autoriteit Consument en Markt kan een besluit als bedoeld in het eerste lid of een besluit tot verlenging als bedoeld in het zesde lid, wijzigen of intrekken indien:
a. er een wezenlijke verandering is opgetreden in de feiten waarop het besluit berust;
b. het besluit berust op door de marktorganisatie verstrekte onvolledige, onjuiste of misleidende gegevens;
c. de marktorganisatie in strijd met het vijfde lid handelt.
Artikel 5:10a van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing bij het verhoor van een andere, voor de marktorganisatie werkzame, natuurlijke persoon dan degene, bedoeld in artikel 5:10a.
De Autoriteit Consument en Markt kan in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift met het toezicht op de naleving waarvan zij is belast, aan de overtreder een bindende aanwijzing opleggen.
1. De Autoriteit Consument en Markt kan de termijn, genoemd in artikel 5:51, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, met ten hoogste dertien weken verlengen, indien voor de desbetreffende overtreding bij wettelijk voorschrift is bepaald dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd van ten hoogste 10% van de omzet van de overtreder.
2. Van deze verlenging wordt mededeling gedaan aan de overtreder.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de bevoegdheid tot verlenging, bedoeld in het eerste lid.
1. De Autoriteit Consument en Markt kan met het oog op de bepaling van de hoogte van de op te leggen bestuurlijke boete de boekhouding van de marktorganisatie onderzoeken teneinde de voor de oplegging van de bestuurlijke boete in aanmerking te nemen financiële gegevens te kunnen bepalen. Zij kan zich laten bijstaan door een onafhankelijke financieel deskundige.
2. De marktorganisatie verleent medewerking aan een onderzoek als bedoeld in het eerste lid.
3. De Autoriteit Consument en Markt kan de marktorganisatie die in strijd handelt met het tweede lid een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450.000.
1. De Autoriteit Consument en Markt kan in geval van:
a. overtreding van artikel 6b, eerste en tweede lid,
b. overtreding van een zelfstandige last,
c. overtreding van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, of
d. verbreking, opheffing of beschadiging van een verzegeling als bedoeld in artikel 12b, eerste lid, of van het op andere wijze verijdelen van de door die verzegeling beoogde afsluiting,
aan de overtreder een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450.000, of indien dat meer is, van ten hoogste 1% van de omzet van de marktorganisatie, indien deze een marktorganisatie is als bedoeld in artikel 1, onder 1°, dan wel, indien de overtreding door een marktorganisatie als bedoeld in artikel 1, onder 2°, is begaan, van de gezamenlijke omzet van de aangesloten marktorganisaties.
2. De Autoriteit Consument en Markt kan in geval van overtreding van artikel 12h, vijfde lid, de overtreder een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450.000, of indien dat meer is, van ten hoogste 10% van de omzet van de marktorganisatie, als bedoeld in artikel 1, onder 1°, dan wel, indien de overtreding door een marktorganisatie als bedoeld in artikel 1, onder 2°, is begaan, van de gezamenlijke omzet van de aangesloten marktorganisaties.
3. Ingeval van een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of b, of ingeval de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde overtreding een weigering inhoudt medewerking te verlenen aan de toepassing van artikel 5:17, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan de Autoriteit Consument en Markt een last onder dwangsom opleggen om de door haar gevraagde inlichtingen of inzage te geven, de zelfstandige last na te leven, onderscheidenlijk inzage te verlenen in de in de last onder dwangsom aangegeven zakelijke gegevens en bescheiden.
4. Artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing op de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde overtreding en artikel 199 van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing op de in het eerste lid, onderdeel d, bedoelde overtreding.
Indien de Autoriteit Consument en Markt op grond van artikel 5:1, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht toepassing geeft aan artikel 51, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht , bedraagt voor de daar bedoelde overtreder de bestuurlijke boete ten hoogste € 450.000.
1. Indien de Autoriteit Consument en Markt een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste een percentage van de omzet van de overtreder, wordt onder omzet van de overtreder verstaan de netto-omzet, bedoeld in artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die de overtreder heeft behaald in het meest recente boekjaar ten aanzien waarvan de overtreder een jaarrekening beschikbaar heeft of zou moeten hebben.
2. Indien de overtreding is begaan door een marktorganisatie als bedoeld in artikel 1, onder 2°, en de Autoriteit Consument en Markt een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste een percentage van de gezamenlijke omzet van de marktorganisaties, bedoeld in artikel 1, onder 1°, die bij de eerstbedoelde marktorganisatie zijn aangesloten, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de berekening van de omzet van een aangesloten marktorganisatie.
3. Indien de Autoriteit Consument en Markt op grond van de Postwet 2009 of de Telecommunicatiewet een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste een percentage van de omzet van de overtreder wordt, in afwijking van het eerste lid, onder omzet van de overtreder verstaan de netto-omzet, bedoeld in artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die de overtreder in Nederland heeft behaald in het meest recente boekjaar ten aanzien waarvan de overtreder een jaarrekening beschikbaar heeft of zou moeten hebben.
1. De werking van een beschikking van de Autoriteit Consument en Markt tot oplegging van een bestuurlijke boete wordt opgeschort totdat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen die beschikking, is verstreken.
2. Indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een bezwaarschrift is ingediend, wordt, in afwijking van het eerste lid, de werking van de beschikking opgeschort met 24 weken gerekend met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze aan de overtreder is bekendgemaakt of, indien dat eerder is, tot de dag na die waarop de beslissing op bezwaar op de voorgeschreven wijze aan de overtreder is bekendgemaakt.
Onverminderd artikel 10:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden de werkzaamheden in verband met het opleggen van een bestuurlijke boete niet verricht door personen die betrokken zijn geweest bij de opstelling van het rapport, bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en het daaraan voorafgaande onderzoek.
1. Aan een last onder dwangsom kunnen voorschriften worden verbonden inzake het verstrekken van gegevens aan de Autoriteit Consument en Markt.
2. Een last onder dwangsom geldt voor een door de Autoriteit Consument en Markt te bepalen termijn van ten hoogste twee jaren.
3. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom vervalt vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden. Artikel 5:45, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
1. Ingeval een bestuurlijke boete is opgelegd aan een marktorganisatie als bedoeld in artikel 1, onder 2°, kan de Autoriteit Consument en Markt, bij gebreke van betaling binnen de in artikel 4:112, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn als gevolg van insolventie van die marktorganisatie, bij elk van de marktorganisaties, bedoeld in de begripsomschrijving van artikel 1, onder 1°, die bij de eerstbedoelde marktorganisatie waren vertegenwoordigd in het besluitvormende orgaan op het tijdstip van de beslissing tot het begaan van de overtreding, de bestuurlijke boete invorderen.
2. Indien na invordering overeenkomstig het eerste lid, de bestuurlijke boete niet volledig is betaald, kan de Autoriteit Consument en Markt van elk van de vertegenwoordigde marktorganisaties, bedoeld in het eerste lid, het resterende bedrag invorderen.
3. Bij toepassing van het eerste en tweede lid kan van elke vertegenwoordigde marktorganisatie geen hoger bedrag worden gevorderd dan 10% van de omzet behaald in het meest recente boekjaar ten aanzien waarvan de vertegenwoordigde marktorganisatie een jaarrekening beschikbaar heeft of zou moeten hebben.
4. Een vertegenwoordigde marktorganisatie waarvan op grond van het eerste of tweede lid een bestuurlijke boete wordt gevorderd, is niet verplicht tot betaling indien zij aantoont dat zij de beslissing, bedoeld in het eerste lid, niet heeft uitgevoerd en zij hetzij niet op de hoogte was van die beslissing hetzij actief afstand heeft genomen van die beslissing voordat het onderzoek naar de overtreding was aangevangen.
1. De Autoriteit Consument en Markt maakt een door haar genomen beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie of een bindende aanwijzing, niet zijnde een beschikking als bedoeld in artikel 12v, eerste lid, openbaar met dien verstande dat gegevens die ingevolge artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur niet voor verstrekking in aanmerking komen, niet openbaar worden gemaakt.
2. De openbaarmaking van de beschikking geschiedt niet eerder dan nadat tien werkdagen zijn verstreken na de dag waarop de beschikking aan de overtreder bekend is gemaakt, tenzij de overtreder de beschikking zelf heeft openbaar gemaakt, heeft doen openbaar maken of heeft aangegeven geen bedenkingen te hebben tegen eerdere openbaarmaking.
3. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking van de beschikking opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan of het verzoek is ingetrokken.
4. Indien de openbaarmaking van de beschikking naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het aan de Autoriteit Consument en Markt opgedragen toezicht op de naleving, blijft openbaarmaking achterwege.
5. Het eerste tot en met vierde lid zijn mede van toepassing op een door de Autoriteit Consument en Markt genomen beslissing op bezwaar strekkend tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie of bindende aanwijzing.
1. De Autoriteit Consument en Markt maakt een door haar genomen beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie of een bindende aanwijzing openbaar indien voor de desbetreffende overtreding bij wettelijk voorschrift is bepaald dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd van ten hoogste 10% van de omzet van de overtreder en met dien verstande dat:
a. gegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Wet openbaarheid van bestuur niet openbaar worden gemaakt;
b. namen van betrokken natuurlijke personen niet openbaar worden gemaakt, indien het belang van openbaarmaking naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt niet opweegt tegen het belang, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel e of g, van de Wet openbaarheid van bestuur;
c. de naam van de overtredende marktorganisatie altijd openbaar wordt gemaakt, ook indien de naam van een natuurlijke persoon van die naam deel uitmaakt.
2. Artikel 12u, tweede tot en met vierde lid, zijn van toepassing.
3. Het eerste lid is mede van toepassing op een door de Autoriteit Consument en Markt genomen beslissing op bezwaar strekkend tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie of bindende aanwijzing. Artikel 12u, tweede tot en met vierde lid, is van toepassing.
1. De Autoriteit Consument en Markt kan door haar genomen andere besluiten dan beschikkingen tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie of bindende aanwijzing openbaar maken, alsmede andere documenten die door haar of in haar opdracht zijn vervaardigd voor de uitvoering van de aan haar bij of krachtens de wet opgedragen taken.
2. Gegevens die ingevolge artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur niet voor verstrekking in aanmerking komen, worden niet openbaar gemaakt.
3. Artikel 12u, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing indien de Autoriteit Consument en Markt op grond van het eerste lid besluit tot openbaarmaking van een besluit.
4. Artikel 12u, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Het eerste lid is niet van toepassing, voor zover een wettelijk voorschrift de openbaarmaking regelt.
Ha
Na artikel 44a worden zes artikelen ingevoegd:
Een besluit als bedoeld in artikel 49a, eerste lid, van de Mededingingswet tot het bindend verklaren van een toezegging en de aanvraag tot het nemen van een dergelijk besluit worden na de inwerkingtreding van artikel 12h van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt aangemerkt als een besluit onderscheidenlijk aanvraag als bedoeld in artikel 12h, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 april 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (Kamerstukken 33 622) tot wet is verheven en artikel XI, onderdeel AA, van die wet in werking is getreden, blijft artikel 62 van de Mededingingswet, zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van genoemd artikel XI, onderdeel AA, van toepassing of van overeenkomstige toepassing op beschikkingen van de Autoriteit Consument en Markt tot oplegging van een bestuurlijke boete voor overtredingen ter zake waarvan voor de inwerkingtreding van artikel 12k van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt een rapport als bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is opgemaakt.
Indien een overtreding van een zelfstandige last of van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht is begaan en beëindigd voor de inwerkingtreding van artikel 12m, eerste en derde lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, is artikel 12m, eerste en derde lid, niet van toepassing indien de Autoriteit Consument en Markt voor die overtredingen onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 12m, eerste en derde lid, geen bestuurlijke sanctie kon opleggen.
Indien voor de inwerkingtreding van artikel 12n van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt een overtreding is begaan en beëindigd, blijft met betrekking tot de hoogte van de boete die ten hoogste kan worden opgelegd aan een in artikel 51, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde overtreder het recht gelden zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van genoemd artikel 12n.
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 april 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (Kamerstukken 33 622) tot wet is verheven en de artikelen XI, onderdeel Q, onderscheidenlijk XIV, onderdeel U, van die wet in werking zijn getreden, blijven de artikelen 63 van de Mededingingswet onderscheidenlijk 15.12 van de Telecommunicatiewet, zoals die luidden onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van de genoemde artikelen XI, onderdeel Q, onderscheidenlijk XIV, onderdeel U, van toepassing of overeenkomstige toepassing op beschikkingen van de Autoriteit Consument en Markt tot oplegging van een bestuurlijke boete voor overtredingen ter zake waarvan voor de inwerkingtreding van artikel 12p van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt een rapport als bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is opgemaakt.
Indien voor de inwerkingtreding van artikel 12s van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt van een overtreding een rapport als bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is opgemaakt ter zake van een overtreding, begaan door een marktorganisatie als bedoeld in artikel 1, onder 2°, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, blijft met betrekking tot de invordering vanwege insolventie van die marktorganisatie, het recht gelden zoals dat luidde onmiddellijk voor inwerkingtreding van genoemd artikel 12s.
I
Artikel 45i vervalt.
J
In het opschrift van hoofdstuk 5 wordt «HOOFSTUK» vervangen door: HOOFDSTUK.
De Aanbestedingswet 2012 wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 4.21, vijfde lid, vervalt.
B
Het tweede lid van artikel 4.22 alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
C
Artikel 4.23 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Autoriteit Consument en Markt kan onder haar ressorterende ambtenaren aanwijzen als toezichthouders ten behoeve van het opmaken van een rapport als bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2. In het tweede lid wordt «kan de Autoriteit Consument en Markt de overeenkomst onderzoeken» vervangen door «kunnen de door de Autoriteit Consument en Markt daartoe aangewezen ambtenaren de overeenkomst en de boekhouding onderzoeken» en wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Zij kunnen zich laten bijstaan door een onafhankelijk financieel deskundige.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij overtreding van het derde lid is artikel 12m, derde lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt van overeenkomstige toepassing.
De Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 3.8, vijfde lid vervalt.
B
Het tweede lid van artikel 3.9 alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
C
Artikel 3.10 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Autoriteit Consument en Markt kan onder haar ressorterende ambtenaren aanwijzen als toezichthouders ten behoeve van het opmaken van een rapport als bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2. In het tweede lid wordt «kan de Autoriteit Consument en Markt de overeenkomst onderzoeken» vervangen door «kunnen de door de Autoriteit Consument en Markt daartoe aangewezen ambtenaren de overeenkomst en de boekhouding onderzoeken» en wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Zij kunnen zich laten bijstaan door een onafhankelijk financieel deskundige.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij overtreding van het derde lid is artikel 12m, derde lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt van overeenkomstige toepassing.
De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:
A
Bijlage 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
Elektriciteitswet 1998: artikel 51
Gaswet: artikel 19
Spoorwegwet: artikel 71, derde lid
2. De zinsnede met betrekking tot de Postwet 2009 komt te luiden:
Postwet 2009: hoofdstuk 3A en artikel 58
3. De zinsnede met betrekking tot de Wet luchtvaart komt te luiden:
Wet luchtvaart: de artikelen 8.25ea, vierde lid, en 8.25f, tweede, vierde en vijfde lid
B
Artikel 1 van bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. De zinsnede met betrekking tot de Mededingingswet vervalt.
2. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
Instellingswet Autoriteit Consument en Markt: artikel 12h, eerste lid, voor zover de aanvraag is afgewezen
C
Artikel 4 van bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. De zinsnede met betrekking tot de Loodsenwet komt te luiden:
Loodsenwet: de artikelen 21, derde lid, 27b, vierde lid, 27d, 27e, 27f, 27h en 27l
2. De zinsnede met betrekking tot de Postwet 2009 komt te luiden:
Postwet 2009: hoofdstuk 3A en artikel 58
3. De zinsnede met betrekking tot de Wet luchtvaart komt te luiden:
Wet luchtvaart: de artikelen 8.25ea, vierde lid, 8.25f, tweede, vierde en vijfde lid, en 8.25g, eerste lid
4. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
Scheepvaartverkeerswet: de artikelen 14a, tweede lid, eerste volzin, en 15ba, eerste lid
Spoorwegwet: artikel 71, derde lid
5. Onderdeel c van de zinsnede met betrekking tot de Telecommunicatiewet komt te luiden:
c. hoofdstuk 15, met uitzondering van de artikelen 15.2, 15.2a en 15.4
D
Artikel 7 van bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
Instellingswet Autoriteit Consument en Markt
Wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 2006, 614)
2. De zinsnede met betrekking tot de Loodsenwet komt te luiden:
Loodsenwet, met uitzondering van de artikelen 21, derde lid, 27b, vierde lid, 27d, 27e, 27f, 27h en 27l
3. De zinsnede met betrekking tot de Mededingingswet komt te luiden:
Mededingingswet
4. De zinsnede met betrekking tot de Postwet 2009 komt te luiden:
Postwet 2009, met uitzondering van hoofdstuk 3A en artikel 58
5. De zinsnede met betrekking tot de Spoorwegwet komt te luiden:
Spoorwegwet, met uitzondering van de artikelen 19, 21 en 71, derde lid
6. De zinsnede met betrekking tot de Wet luchtvaart komt te luiden:
Wet luchtvaart: artikel 11.24
7. Onderdeel 3 van onderdeel c van de zinsnede met betrekking tot de Telecommunicatiewet komt te luiden:
3. hoofdstuk 15, met uitzondering van de artikelen 15.2, 15.2a en 15.4
E
Artikel 11 van bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
Instellingswet Autoriteit Consument en Markt
Wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 2006, 614)
2. De zinsnede met betrekking tot de Loodsenwet komt te luiden:
Loodsenwet, met uitzondering van de artikelen 21, derde lid, 27b, vierde lid, 27d, 27e, 27f, 27h en 27l
3. De zinsnede met betrekking tot de Mededingingswet komt te luiden:
Mededingingswet
4. De zinsnede met betrekking tot de Postwet 2009 komt te luiden:
Postwet 2009, met uitzondering van hoofdstuk 3A en artikel 58
5. De zinsnede met betrekking tot de Spoorwegwet komt te luiden:
Spoorwegwet, met uitzondering van de artikelen 19, 21 en 71, derde lid
6. De zinsnede met betrekking tot de Wet luchtvaart komt te luiden:
Wet luchtvaart: artikel 11.24
7. Onderdeel 3 van onderdeel c van de zinsnede met betrekking tot de Telecommunicatiewet komt te luiden:
3. hoofdstuk 15, met uitzondering van de artikelen 15.2, 15.2a en 15.4
Artikel 305d van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek komt te luiden:
1. Het gerechtshof Den Haag kan op verzoek van een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, die krachtens haar statuten tot taak heeft de bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen:
a. bevelen dat degene die een overtreding pleegt van de wettelijke bepalingen, bedoeld in onderdeel a van de bijlage bij de Wet handhaving consumentenbescherming, die overtreding staakt;
b. bevelen dat een gedragscode die een handelen in strijd met de artikelen 193a tot en met 193i van Boek 6 bevordert door de houder van die gedragscode, bedoeld in artikel 193a, onder i, van Boek 6, wordt aangepast;
c. de houder van de gedragscode die het handelen in strijd met de artikelen 193a tot en met 193i van Boek 6 bevordert, veroordelen tot het openbaar maken of openbaar laten maken van de beschikking, bedoeld in de onderdelen a en b. Indien er sprake is van een misleidende handelspraktijk als bedoeld in de artikelen 193c tot en met 193g van Boek 6, kan het gerechtshof op verzoek van de handelaar tevens veroordelen tot rectificatie van de informatie. De openbaarmaking of rectificatie geschiedt op een door het gerechtshof te bepalen wijze en op kosten van de door het gerechtshof aan te geven partij of partijen.
2. Artikel 305a lid 2 is van overeenkomstige toepassing op een verzoek als bedoeld in het eerste lid.
3. Het gerechtshof behandelt het verzoek onverwijld.
4. Geschillen ter zake van de tenuitvoerlegging van de in lid 1 bedoelde veroordelingen, alsmede van de veroordeling tot betaling van een dwangsom, zo deze is opgelegd, worden bij uitsluiting door het gerechtshof Den Haag beslist.
In artikel 193j, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt «als bedoeld in artikel 305d lid 1 van Boek 3» vervangen door: als bedoeld in artikel 305d lid 1 onder a van Boek 3.
In artikel 48, vierde lid, van de Drinkwaterwet vervalt de laatste volzin.
De Elektriciteitswet 1998 wordt gewijzigd als volgt:
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel at door een puntkomma, worden aan het eerste lid van artikel 1 twee onderdelen toegevoegd, luidende:
een zelfstandige last die niet wegens een overtreding wordt opgelegd;
de enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen, bedoeld in artikel 5:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ter bevordering van de naleving van wettelijke voorschriften.
B
In de artikelen 4a, tweede lid, en 36, tweede lid, wordt «Commissie van de Europese Gemeenschappen» telkens vervangen door: Europese Commissie.
Ba
Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:
1. De Autoriteit Consument en Markt is belast met de aan haar opgedragen taken ter uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze wet, verordening 714/2009, verordening 713/2009 en verordening 1227/2011, alsmede met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, verordening 714/2009, verordening 713/2009 en verordening 1227/2011.
Bb
In de artikelen 10Aa, derde lid, 12, tweede lid, 13, tweede lid, en 15, zesde lid, vervalt telkens de zinsnede «7,».
C
Artikel 5a komt te luiden:
D
Artikel 7 komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en onverminderd artikel 7, derde lid, van die wet is de Autoriteit Consument en Markt bevoegd gegevens of inlichtingen te verstrekken aan het Agentschap, voor zover die gegevens of inlichtingen van betekenis kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van het Agentschap.
2. Artikel 7, vierde lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt is van overeenkomstige toepassing.
E
In artikel 16da wordt «een bindende aanwijzing geven» vervangen door: een aanwijzing geven.
F
Artikel 26, vierde lid, komt te luiden:
4. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
G
Artikel 37a, zesde lid, komt te luiden:
6. Van een op grond van dit artikel genomen beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
H
Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt in artikel 51 een lid ingevoegd, luidende:
3. De geschilbeslechtingswerkzaamheden worden niet verricht door personen die betrokken zijn bij werkzaamheden op grond van hoofdstuk 3, paragrafen 4 tot en met 6.
I
Artikel 77h wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 13» vervangen door «artikel 5a, 13» en wordt «overtreding van het bepaalde bij verordening» vervangen door: overtreding van het bepaalde bij of krachtens verordening.
2. Het tweede tot en met zesde lid van artikel 77h alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid van artikel 77h vervallen.
J
Artikel 77i wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede en derde lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
2. De tekst wordt gewijzigd als volgt:
a. De zinsnede «in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking» vervalt telkens;
b. In onderdeel a vervallen de zinsneden «7, tweede lid,» en «alsmede artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht»;
c. In onderdeel b vervalt de zinsnede: 5a, derde lid,.
K
De artikelen 77o en 77q vervallen.
L
Artikel 80 vervalt.
M
In artikel 82 wordt «besluiten» vervangen door: een besluit, niet zijnde een beschikking,.
N
In artikel 84 wordt «verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap» vervangen door: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
O
Artikel 85 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid vervalt.
2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
De Gaswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel ao door een puntkomma, worden aan het eerste lid van artikel 1 twee onderdelen toegevoegd:
een zelfstandige last die niet wegens een overtreding wordt opgelegd;
de enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen, bedoeld in artikel 5:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ter bevordering van de naleving van wettelijke voorschriften.
Aa
In artikel 1a, eerste lid, wordt «met taken ter uitvoering van deze wet» vervangen door «met de aan haar opgedragen taken ter uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze wet» en wordt «met het toezicht op de naleving van deze wet» vervangen door: met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
B
Artikel 1b komt te luiden:
C
Artikel 1g komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en onverminderd artikel 7, derde lid, van die wet is de Autoriteit Consument en Markt bevoegd gegevens of inlichtingen te verstrekken aan het Agentschap, voor zover die gegevens of inlichtingen van betekenis kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van het Agentschap.
2. Artikel 7, vierde lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt is van overeenkomstige toepassing.
D
Artikel 1h komt te luiden:
1. Onze Minister kan van een gasbedrijf, een gasbeurs, een netgebruiker of een afnemer de gegevens en inlichtingen verlangen die hij nodig heeft voor de uitvoering van zijn taken op grond van deze wet of verordening 715/2009.
2. Degene aan wie een verzoek is gedaan om gegevens en inlichtingen te verstrekken, is verplicht binnen de door Onze Minister gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
3. Gegevens of inlichtingen omtrent een gasbedrijf, een gasbeurs, een netgebruiker of een afnemer, welke door Onze Minister in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van deze wet of verordening 715/2009 zijn verkregen, mogen uitsluitend voor de toepassing van deze wet, verordening 715/2009, verordening 713/2009, de Mededingingswet, de Elektriciteitswet 1998, de Warmtewet en de artikelen 4.4 en 4.5 van de Wet handhaving consumentenbescherming worden gebruikt.
4. In afwijking van het derde lid is Onze Minister bevoegd bescheiden, gegevens of inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, te verstrekken aan:
a. een buitenlandse instelling, die op grond van nationale wettelijke regels is belast met de toepassing van de regels op het gebied van gas, voor zover die bescheiden, gegevens en inlichtingen van betekenis zijn of kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van die instelling;
b. een bestuursorgaan dat op grond van deze wet of van een andere wettelijke regeling dan deze wet is belast met taken die de toepassing of mede de toepassing van bepalingen op het gebied van gas betreffen, voor zover die bescheiden, gegevens of inlichtingen van betekenis kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van dat bestuursorgaan;
c. het Agentschap, voor zover die bescheiden, gegevens of inlichtingen van betekenis kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van het Agentschap.
5. Op basis van het vierde lid kunnen uitsluitend bescheiden, gegevens of inlichtingen worden verstrekt indien:
a. de geheimhouding van de bescheiden, gegevens of inlichtingen in voldoende mate is gewaarborgd, en
b. voldoende is gewaarborgd dat de bescheiden, gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
6. Indien Onze Minister op grond van artikel 10a, eerste lid, onderdeel f, de netbeheerder van het landelijk gastransportnet opdraagt werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 52a, zijn het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing op die netbeheerder.
Da
In de artikelen 2a, zesde lid, 4, tweede lid, en 5, tweede lid, vervalt telkens de zinsnede «1g,».
E
In de artikelen 12f, tweede lid, 16, vijfde lid, 38b en 52a, tweede lid, wordt «Commissie van de Europese Gemeenschappen» telkens vervangen door: Europese Commissie.
F
Artikel 14a wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid vervalt.
2. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.
G
Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt in artikel 19 een lid ingevoegd, luidende:
3. De geschilbeslechtingswerkzaamheden worden niet verricht door personen die betrokken zijn bij werkzaamheden op grond van hoofdstuk 2, paragrafen 2.2 en 2.3.
H
Artikel 60ac wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede tot en met zesde lid van artikel 60ac alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
2. In de tekst wordt «de artikelen 5,» vervangen door «de artikelen 1b, 5,» en wordt «van verordening» vervangen door: dan wel van overtreding van het bepaalde bij of krachtens verordening.
I
Artikel 60ad wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede en derde lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
2. De tekst wordt gewijzigd als volgt:
a. De zinsnede «in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking» vervalt telkens;
b. In onderdeel a vervallen de zinsneden «1g, tweede lid,» en «alsmede artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht».
J
De artikelen 60aj en 60al vervallen.
K
In artikel 61 wordt «besluiten» vervangen door: een besluit, niet zijnde een beschikking,.
Ka
In het opschrift van paragraaf 5.8 wordt «EG-besluiten» vervangen door: EU-besluiten.
L
In artikel 63 wordt «verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap» vervangen door: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
M
Artikel 64 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt «of artikel 18h» en wordt «artikel 43» vervangen door: artikel 45.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
N
Paragraaf 5.10 vervalt.
De Loodsenwet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1, onderdeel a, wordt «Verkeer en Waterstaat» vervangen door: Infrastructuur en Milieu.
B
Aan artikel 27g wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De Autoriteit Consument en Markt kan bij de vaststelling van de tarieven en vergoedingen correcties aanbrengen indien de tarieven of vergoedingen voor een kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de tarieven en vergoedingen worden vastgesteld:
a. bij rechterlijke uitspraak of met toepassing van de artikelen 6:18 of 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gewijzigd, of
b. zijn vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en de Autoriteit Consument en Markt, indien zij de beschikking had over juiste en volledige gegevens, tarieven of vergoedingen zou hebben vastgesteld die in aanmerkelijk mate zouden afwijken van de vastgestelde tarieven of vergoedingen.
C
Artikel 45b komt te luiden:
1. De Autoriteit Consument en Markt is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk VIA.
2. De krachtens artikel 12a, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt aanwezen ambtenaren beschikken voor het toezicht, bedoeld in het eerste lid, niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
D
Artikel 45c vervalt.
E
In artikel 45e vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
F
Artikel 45f wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 27c, 27i, 27j, 27k en 27l, eerste lid, en 45c, tweede lid,» vervangen door: de artikelen 27c, 27i, 27j, 27k en 27l, eerste lid,.
2. In het tweede lid vervalt de zinsnede «, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking» en komt de tweede volzin te luiden: Artikel 12o van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt is van overeenkomstige toepassing.
3. Het derde lid vervalt.
G
De paragrafen 2, 3, 4 en 5 van hoofdstuk VIIB vervallen.
H
In artikel 45k, eerste lid, wordt «de artikelen 45f, 45g, of 45h» vervangen door: artikel 45f of artikel 12m van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.
De Mededingingswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel d wordt «Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap» vervangen door: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
2. In de onderdelen e, f, g en h wordt «artikel 81» telkens vervangen door: artikel 101.
3. Onderdeel j vervalt.
4. In onderdeel k wordt «artikelen 81 en 82 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap» vervangen door: artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
B
Hoofdstuk 2 komt te luiden:
De Autoriteit Consument en Markt is belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde.
1. Onze Minister kan de Autoriteit Consument en Markt opdragen werkzaamheden te verrichten in het kader van de uitvoering van regelgeving op het gebied van de mededinging op grond van het Verdrag, voor zover daarin niet reeds bij of krachtens de wet is voorzien, alsmede werkzaamheden op het gebied van de mededinging in verband met andere verdragen of internationale afspraken.
2. Onze Minister kan de Autoriteit Consument en Markt instructies geven met betrekking tot het verrichten van de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden, alsmede met betrekking tot het door de Autoriteit Consument en Markt in te nemen standpunt in een adviescomité als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van verordening 1/2003 en artikel 19, vierde lid, van verordening 139/2004 , met dien verstande dat een instructie inzake een standpunt in een adviescomité geen betrekking heeft op de mededingingsaspecten van een individueel geval.
1. Onze Minister kan, al dan niet op verzoek van een van Onze andere Ministers, de Autoriteit Consument en Markt opdragen een rapportage uit te brengen inzake de effecten voor de mededinging van voorgenomen of geldende regelgeving of van een voorgenomen of een geldend besluit.
2. Het uitbrengen van een rapportage aan een van Onze andere Ministers geschiedt door tussenkomst van Onze Minister.
3. Op verzoek van een of beide Kamers van de Staten-Generaal brengt de Autoriteit Consument en Markt met tussenkomst van Onze Minister een rapportage uit aan de beide Kamers der Staten-Generaal. Onze Minister zendt de rapportage onverwijld naar de beide Kamers der Staten-Generaal. Onze Minister kan de rapportage doen vergezellen van zijn bevindingen.
Beleidsregels met betrekking tot de uitoefening van de in deze wet aan de Autoriteit Consument en Markt toegekende bevoegdheden kunnen betrekking hebben of mede betrekking hebben op de wijze waarop de Autoriteit Consument en Markt bij toepassing van artikel 6, derde lid , andere belangen dan economische belangen in zijn afweging moet betrekken.
1. De Autoriteit Consument en Markt legt voorgenomen beleidsregels met betrekking tot de uitoefening van de in deze wet aan haar toegekende bevoegdheden ten minste vier weken voor vaststelling daarvan aan Onze Minister voor.
2. Indien de voorgenomen beleidsregels naar het oordeel van Onze Minister in strijd zijn met het belang van een goede taakuitoefening door de Autoriteit Consument en Markt, deelt Onze Minister dit gemotiveerd mee aan de Autoriteit Consument en Markt binnen twee weken nadat de regels aan hem zijn voorgelegd.
3. Indien Onze Minister een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid heeft gedaan, stelt de Autoriteit Consument en Markt de beleidsregels niet vast.
4. De Autoriteit Consument en Markt maakt door haar vastgestelde beleidsregels bekend in de Staatscourant.
C
Artikel 5l vervalt.
D
In artikel 12 wordt «Commissie van de Europese Gemeenschappen» vervangen door «Europese Commissie» en «artikel 81, eerste lid,» door: artikel 101, eerste lid,.
E
In de artikelen 13, eerste lid, en 25d, derde lid, wordt «Europese Gemeenschappen» telkens vervangen door: Europese Unie.
F
In artikel 14 wordt «artikel 81, derde lid,» vervangen door: artikel 101, derde lid,.
G
In de artikelen 25b, eerste lid, en 25d wordt «artikel 86» telkens vervangen door: artikel 106.
H
In artikel 25c wordt «Europese Gemeenschap» vervangen door: Europese Unie.
I
In artikel 25d, derde lid, wordt «Europese Gemeenschappen» vervangen door Europese Unie.
J
In de artikelen 25e, 64, eerste lid, 89b, 89c, eerste lid, 89d, eerste lid, 89e, eerste lid, 89f, tweede lid, en 89g, eerste lid, wordt «Commissie van de Europese Gemeenschappen» telkens vervangen door: Europese Commissie.
K
Artikel 25h wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. publieke media-instellingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Mediawet 2008.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op bestuursorganen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en op bestuursorganen van openbare lichamen van beroep en bedrijf die zijn ingesteld op grond van artikel 134 van de Grondwet.
3. Het zesde lid komt te luiden:
6. De vaststelling of economische activiteiten of een bevoordeling plaatsvinden respectievelijk plaatsvindt in het algemeen belang geschiedt voor provincies, gemeenten en waterschappen door provinciale staten, de gemeenteraad respectievelijk het algemeen bestuur en voor het Rijk en voor zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen door de minister die het aangaat.
4. In artikel 25h, vierde lid, wordt «artikel 87» vervangen door: artikel 107.
L
Na artikel 25m wordt in hoofdstuk 4b een artikel ingevoegd, luidende:
M
In artikel 29, eerste lid, wordt «€ 113.450.000» vervangen door: € 150.000.000.
N
Artikel 31 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Voor verzekeraars in de zin van de Wet op het financieel toezicht wordt voor de toepassing van artikel 29, eerste lid, de omzet vervangen door de waarde van de bruto geboekte premies. De in artikel 29, eerste lid, omschreven omzet behaald in Nederland dient berekend te worden op basis van de bruto geboekte premies ontvangen van Nederlandse ingezetenen.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Voor ondernemingspensioenfondsen en bedrijfstakpensioenfondsen in de zin van de Pensioenwet, beroepspensioenfondsen in de zin van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en premiepensioeninstellingen in de zin van de Wet op het financieel toezicht wordt voor de toepassing van artikel 29, eerste lid, de omzet vervangen door de waarde van de bruto geboekte premies.
O
Artikel 35 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «algemene maatregel van bestuur» vervangen door: ministeriële regeling.
2. Het derde en vierde lid vervallen.
P
Artikel 42 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «algemene maatregel van bestuur» vervangen door: ministeriële regeling.
2. Het derde en vierde lid vervallen.
3. Het vijfde lid wordt vernummerd tot derde lid.
Q
De artikelen 43, 58, 63, 65, 67, 68, 68a, 72, 75a, 76, 77, 77a, 80, 82a, 82b en 92 vervallen.
R
Artikel 44 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid vervalt.
2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.
Ra
In artikel 48 wordt «algemene maatregel van bestuur» vervangen door: ministeriële regeling.
S
In artikel 49, tweede lid, wordt «derde en vierde lid» vervangen door: derde lid.
T
Hoofdstuk 5a vervalt.
U
Hoofdstuk 6 komt te luiden:
1. De in artikel 12a, eerste lid , van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt bedoelde ambtenaren zijn bevoegd een woning zonder toestemming van de bewoner te doorzoeken, voor zover dat voor de uitoefening van de in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde bevoegdheden redelijkerwijs noodzakelijk is.
2. Zo nodig oefenen zij de bevoegdheid tot doorzoeken uit met behulp van de sterke arm.
1. Voor het doorzoeken, bedoeld in artikel 50, eerste lid , is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij de rechtbank Rotterdam. De machtiging kan bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd. De machtiging wordt zo mogelijk getoond.
2. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor de Autoriteit Consument en Markt binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank Rotterdam.
4. Het doorzoeken vindt plaats onder toezicht van de rechter-commissaris.
1. Een machtiging als bedoeld in artikel 51, eerste lid, is met redenen omkleed en ondertekend en vermeldt:
a. de naam van de rechter-commissaris die de machtiging heeft gegeven;
b. de naam of het nummer en de hoedanigheid van degene aan wie de machtiging is gegeven;
c. de wettelijke bepaling waarop de doorzoeking berust en het doel waartoe wordt doorzocht;
d. de dagtekening.
2. Indien het doorzoeken dermate spoedeisend is dat de machtiging niet tevoren op schrift kan worden gesteld, zorgt de rechter-commissaris zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling.
3. De machtiging blijft ten hoogste van kracht tot en met de derde dag na die waarop zij is gegeven.
1. De ambtenaar die een doorzoeking als bedoeld in artikel 50 , eerste lid, heeft verricht, maakt op zijn ambtseed of -belofte een schriftelijk verslag op omtrent de doorzoeking.
2. In het verslag vermeldt hij:
a. zijn naam of nummer en zijn hoedanigheid;
b. de dagtekening van de machtiging en de naam van de rechter-commissaris die de machtiging heeft gegeven;
c. de wettelijke bepaling waarop de doorzoeking berust;
d. de plaats waar is doorzocht en de naam van degene bij wie de doorzoeking is verricht;
e. het tijdstip waarop de doorzoeking is begonnen en is beëindigd;
f. hetgeen tijdens het doorzoeken is verricht en overigens is voorgevallen;
g. de namen of nummers en de hoedanigheid van de overige personen die aan de doorzoeking hebben deelgenomen.
3. Het verslag wordt uiterlijk op de vierde dag na die waarop de doorzoeking is beëindigd, toegezonden aan de rechter-commissaris die de machtiging heeft gegeven.
4. Een afschrift van het verslag wordt uiterlijk op de vierde dag na die waarop de doorzoeking is beëindigd, aan degene bij wie de doorzoeking is verricht, uitgereikt of toegezonden. Indien het doel waartoe is doorzocht daartoe noodzaakt, kan deze uitreiking of toezending worden uitgesteld. Uitreiking of toezending geschiedt in dat geval, zodra het belang van dit doel het toestaat. Indien het niet mogelijk is het afschrift uit te reiken of toe te zenden, houdt de rechter-commissaris of de ambtenaar die de doorzoeking heeft verricht, het afschrift gedurende zes maanden beschikbaar voor degene bij wie de doorzoeking is verricht.
V
Het opschrift van hoofdstuk 7, § 1, komt te luiden:
W
Artikel 56 komt te luiden:
X
Artikel 57 komt te luiden:
Y
Het tweede lid van artikel 58a komt te luiden:
2. Artikel 12r, tweede lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt is niet van toepassing.
Z
De paragrafen 2 en 4 van hoofdstuk 7 vervallen.
AA
Artikel 62 komt te luiden:
AB
In artikel 64, eerste lid, wordt «de artikelen 81 en 82» vervangen door: de artikelen 101 en 102.
AC
Het opschrift van hoofdstuk 7, paragraaf 5, vervalt.
AD
De paragrafen 1, 1b en 2a van hoofdstuk 8 vervallen.
AE
In de artikelen 70a, eerste lid, 71, 73, 74, onderdeel 5°, onder a, en 75, onderdeel a, vervalt telkens de zinsnede «, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking».
AF
Artikel 70c, tweede lid, komt te luiden:
2. Van de beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
AG
In artikel 82, eerste lid, wordt «een onderzoek als bedoeld in artikel 52» vervangen door: een onderzoek met betrekking tot een overtreding.
AH
In artikel 82b, eerste lid, vervalt de zinsnede «of een last onder dwangsom».
AI
De hoofdstukken 9 en 12a vervallen.
AJ
In artikel 88 wordt «artikel 83» vervangen door «artikel 103», wordt «de artikelen 81 en 82» vervangen door «de artikelen 101 en 102» en wordt «artikel 84» vervangen door: artikel 104.
AK
In artikel 89 wordt «zijn de hoofdstukken 5A en 6, 7 en 9 van overeenkomstige toepassing» vervangen door: zijn de hoofdstukken 6 en 7 van overeenkomstige toepassing.
AL
In artikel 89b, eerste lid, en 89g, eerste lid, wordt «artikel 50, eerste lid,» telkens vervangen door: artikel 12a, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.
AM
In artikel 89g, tweede lid, wordt «hoofdstuk 6» vervangen door «hoofdstuk 3, paragraaf 1, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en hoofdstuk 6» en wordt «ter uitoefening van toezicht en onderzoek» vervangen door: ter uitoefening van het toezicht op de naleving.
AN
Het opschrift van hoofdstuk 11 vervalt.
AO
In artikel 93, tweede lid, wordt «derde lid» vervangen door: eerste lid.
De Postwet 2009 wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervallen de onderdelen e, f en g en wordt onderdeel d geletterd c.
2. Aan het eerste lid worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
een zelfstandige last die niet wegens een overtreding wordt opgelegd;
de enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen, bedoeld in artikel 5:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ter bevordering van de naleving van wettelijke voorschriften.
3. In het tweede lid wordt «onderdeel d» vervangen door: onderdeel c.
B
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «Commissie van de Europese Gemeenschappen» telkens vervangen door: Europese Commissie.
2. In onderdeel a van het eerste lid wordt «de artikelen 47, 52, 55 of 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap» vervangen door: de artikelen 53, 59, 62 en 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
3. In onderdeel c van het eerste lid wordt «artikel 86, derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap» vervangen door: artikel 106, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
C
In artikel 5 wordt «de kantonrechter te ’s-Gravenhage» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank Den Haag.
D
Het tweede lid van artikel 37 alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
E
Artikel 39 komt te luiden:
1. Onze Minister kan van een ieder de gegevens en inlichtingen verlangen die hij nodig heeft voor de uitvoering van de hem bij of krachtens deze wet opgedragen taken.
2. Degene aan wie een verzoek is gedaan om gegevens en inlichtingen te verstrekken, is verplicht binnen een door Onze Minister gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
3. Zij die uit hoofde van een ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.
4. Gegevens en inlichtingen welke door Onze Minister in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van deze wet zijn verkregen, mogen uitsluitend voor de toepassing van deze wet en de Mededingingswet worden gebruikt.
F
Artikel 47 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «bindende aanwijzingen geven» vervangen door: een bindende gedragslijn opleggen.
2. In het tweede lid wordt «bindende aanwijzingen geven» vervangen door: een zelfstandige last opleggen.
3. Het derde lid komt te luiden: Van een beschikking als bedoeld in het tweede lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
G
Artikel 49 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid:
a. vervalt de zinsnede «overtreding van een bindende aanwijzing als bedoeld in artikel 47, eerste lid, alsmede»;
b. wordt de zinsnede «39, eerste en derde lid, 41, 59 , 61 , 63, tweede lid , en 64 van deze wet, alsmede artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht » vervangen door: 41 en 61; en
c. wordt «10% van de relevante netto-omzet van de onderneming in Nederland» vervangen door: 10% van de omzet van de onderneming.
2. In het tweede lid wordt «bindende aanwijzing als bedoeld in artikel 47, tweede lid» vervangen door «zelfstandige last als bedoeld in artikel 47, tweede lid» en wordt «10% van de relevante netto-omzet van de onderneming in Nederland» vervangen door: 10% van de omzet van de onderneming in Nederland.
3. Aan het slot van het tweede lid wordt een zin toegevoegd: Artikel 12o van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt is van overeenkomstige toepassing.
4. Het derde lid vervalt.
H
Het eerste lid van artikel 55 komt te luiden:
1. Een beschikking waarbij een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 49 , tweede lid, wordt opgelegd of waarbij op basis van artikel 48, tweede lid, een last onder dwangsom wordt opgelegd wordt, nadat zij bekend is gemaakt, ter inzage gelegd bij Onze Minister.
I
In artikel 56 wordt «invordering van de bestuurlijke boete» vervangen door: invordering van een door Onze Minister opgelegde bestuurlijke boete.
J
De artikelen 57, 59 en 63 vervallen.
K
Artikel 60 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «binnen zeventien weken» vervangen door «binnen vier maanden» en wordt aan het slot van het eerste lid een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing indien de Autoriteit Consument en Markt aan een andere partij dan de aanvrager om gegevens verzoekt met het oog op het te nemen besluit.
2. In het tweede lid wordt «ten hoogste acht weken» vervangen door: ten hoogste twee maanden.
L
Hoofdstuk 9 vervalt.
M
In artikel 66, tweede lid, wordt «Europese Gemeenschap» vervangen door: Europese Unie.
N
Artikel 85 vervalt.
De Spoorwegwet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 63, tweede lid, vervallen de laatste twee volzinnen.
B
Artikel 70 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De Autoriteit Consument en Markt is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde krachtens artikel 17, eerste lid, onderdeel d, en het bepaalde bij of krachtens de artikelen 27, eerste lid, 57 tot en met 63, 67, 68 en 95, eerste volzin.
2. Het derde en vierde lid vervallen.
C
Artikel 71 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vijfde lid vervalt.
2. Het zesde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.
D
De artikelen 72 en 75 vervallen.
E
Het derde en vierde lid van artikel 76 vervallen.
De Telecommunicatiewet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel r wordt «artikel 81, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap» vervangen door: artikel 101, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
2. In onderdeel ccc wordt «artikel 95 van het EG-Verdrag» vervangen door: artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
B
In de artikelen 1.3, derde lid, 4.1, derde lid, onderdeel b, 6a.1, vierde en zevende lid, 6a.6, zesde lid, 6b.5, tweede en derde lid, 8.4a, eerste lid, 8.5, eerste lid, 10.5, eerste lid, 18.2, onderdeel b, en 18.20, tweede en derde lid, wordt «Commissie van de Europese Gemeenschappen» telkens vervangen door: Europese Commissie.
C
Artikel 5.3, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. De zinsnede «acht weken» wordt vervangen door: 2 maanden.
2. Aan het slot wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing indien de Autoriteit Consument en Markt aan een andere partij dan de aanvrager om gegevens verzoekt met het oog op de te nemen beschikking, alsmede artikel 12.5, derde lid.
D
Artikel 5.8, achtste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. De zinsnede «zeventien weken» wordt vervangen door: 4 maanden.
2. Aan het slot wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing indien de Autoriteit Consument en Markt aan een andere partij dan de aanvrager om gegevens verzoekt met het oog op de te nemen beschikking, alsmede artikel 12.5, derde lid.
E
Artikel 6.2 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Op een besluit van de Autoriteit Consument en Markt op een aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid is artikel 12.5, eerste en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
2. In het vierde lid (nieuw) vervalt de tweede volzin.
F
In de artikelen 6a.5 en 12.7 vervalt telkens de tweede volzin.
G
In het opschrift van § 6a.6 en artikel 6a.20, derde lid, wordt «artikel 82 van het EG-Verdrag» telkens vervangen door: artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
H
In artikel 6b.2, vierde, vijfde en zevende lid, wordt «Gemeenschapsrecht» telkens vervangen door: Unierecht.
I
In artikel 7.7, eerste en derde lid, wordt «aanbieders» telkens vervangen door: Aanbieders.
J
In artikel 12.2, vierde lid, laatste volzin, wordt «Het» vervangen door: Zij.
K
De artikelen 12.4, 15.2, derde lid, tweede volzin, 15.5 en 15.15 vervallen.
L
Artikel 12.5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «binnen zeventien weken» vervangen door «binnen vier maanden» en wordt aan het slot van het eerste lid een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing indien de Autoriteit Consument en Markt aan een andere partij dan de aanvrager om gegevens verzoekt met het oog op de te nemen beschikking.
2. In het derde lid wordt «acht weken» vervangen door: twee maanden.
M
In artikel 12.9, vierde lid, wordt »12.3 tot en met 12.5» vervangen door: 12.3, 12.5.
N
In artikel 12.10, derde lid, vervalt de zinsnede: 12.4,.
O
Na artikel 12.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Op vordering van Onze Minister verstrekken de bij een geschil betrokken partijen binnen twee weken dan wel binnen een andere door Onze Minister te bepalen redelijke termijn, aan Onze Minister alle gegevens die relevant zijn voor de beoordeling van het geschil.
2. De bij het geschil betrokken partijen zijn verplicht onverwijld, maar in elk geval binnen de door Onze Minister gestelde redelijke termijn, alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen ten behoeve van de beoordeling van het geschil.
P
Artikel 15.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel k, vervalt de zinsnede: 12.4, voor zover het bevoegdheden betreft van Onze Minister,.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.
4. De eerste volzin van het tweede lid (nieuw) komt te luiden:
De Autoriteit Consument en Markt is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens andere bepalingen van deze wet dan bedoeld in het eerste lid en met het toezicht op de roamingverordening.
5. In het derde lid (nieuw) wordt «eerste, tweede en derde lid» vervangen door: eerste lid.
Q
Artikel 15.2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «artikel 15.1, derde lid,» vervangen door: artikel 15.1, tweede lid,.
2. Het derde lid vervalt.
3. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
R
In artikel 15.2a, tweede lid, wordt «artikel 15.1, derde lid,» vervangen door: artikel 15.1, tweede lid,.
S
Artikel 15.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het tweede lid wordt «10% van de relevante omzet van de onderneming in Nederland,» telkens vervangen door: 10% van de omzet van de onderneming.
2. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede «, met uitzondering van artikel 6a.20,».
3. In het tweede lid, onderdeel b, vervalt de zinsnede «, met uitzondering van artikel 6a.20».
4. Het derde, vijfde en zesde lid vervallen.
5. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.
6. In het derde lid (nieuw) wordt «artikel 15.1, derde lid,» vervangen door «artikel 15.1, tweede lid,» en vervalt de zinsnede «, niet zijnde regels bedoeld in het tweede lid, alsmede van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht».
T
Artikel 15.7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «De ambtenaren, bedoeld in artikel 15.1, eerste, tweede onderscheidenlijk derde lid,» vervangen door: De ambtenaren, bedoeld in artikel 15.1, eerste lid,.
2. In het tweede lid wordt «De ambtenaren, bedoeld in artikel 15.1, eerste, tweede onderscheidenlijk derde lid,» vervangen door: De ambtenaren, bedoeld in artikel 15.1, eerste lid,.
U
In artikel 15.12 wordt «een beschikking waarmee een bestuurlijke boete is opgelegd» vervangen door «een beschikking van Onze Minister waarmee een bestuurlijke boete is opgelegd» en «beroep» telkens door: beroep of hoger beroep.
V
In artikel 15.14 wordt «invordering van de bestuurlijke boete» vervangen door: invordering van een door Onze Minister opgelegde bestuurlijke boete.
W
Artikel 16.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De kosten samenhangend met de werkzaamheden of diensten die Onze Minister verricht ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet, kunnen door Onze Minister ten laste worden gebracht van degene ten behoeve van wie deze werkzaamheden worden verricht. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden hierover regels gesteld.
2. In het tweede lid vervalt: of bij de roamingverordening.
3. Het derde en zesde lid vervallen.
4. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
5. In het derde en vierde lid (nieuw) wordt «de overheid» telkens vervangen door: Onze Minister.
X
Het opschrift van hoofdstuk 17 vervalt.
Y
In artikel 18.2, onderdeel b, wordt «artikel 86, derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap» vervangen door: artikel 106, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Z
Artikel 18.3a komt te luiden:
AA
Artikel 18.7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt: of bij de roamingverordening.
2. In het eerste, derde en vijfde lid wordt «Onze Minister, onderscheidenlijk de Autoriteit Consument en Markt,» telkens vervangen door: Onze Minister.
3. In het eerste en vijfde lid wordt «zijn, onderscheidenlijk haar,» vervangen door: zijn.
4. Het zesde lid komt te luiden:
6. Zij die uit hoofde van een ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.
AB
Na artikel 18.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Met het oog op het bevorderen van een open en concurrerende markt in de elektronische communicatiesector maakt de Autoriteit Consument en Markt informatie met betrekking tot aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken, bijbehorende faciliteiten of openbare elektronische communicatiediensten op een door de Autoriteit Consument en Markt te bepalen wijze bekend voor zover die informatie verband houdt met bij of krachtens de hoofdstukken 4 tot en met 9 en 11 van deze wet opgelegde verplichtingen.
ABa
In artikel 18.17 wordt «Europese Gemeenschap» vervangen door: Europese Unie.
AC
In artikel 18.21, eerste, tweede en derde lid, wordt «Europese Gemeenschappen» telkens vervangen door: Europese Unie.
De Warmtewet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel l wordt «artikel 70» vervangen door: artikel 19.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel q door een puntkomma, worden aan artikel 1 twee onderdelen toegevoegd:
een zelfstandige last die niet wegens een overtreding wordt opgelegd;
de enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen, bedoeld in artikel 5:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ter bevordering van de naleving van wettelijke voorschriften.
B
De tweede volzin van artikel 5, eerste lid, komt te luiden: Van het besluit tot vaststelling van een maximumprijs wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Ba
In artikel 8a, achtste lid, wordt «Nederlandse Mededingingsautoriteit» vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.
C
Artikel 14 vervalt.
D
Het tweede en derde lid van artikel 15 alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
E
Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
2. In de tekst wordt «een bindende aanwijzing geven» vervangen door: een bindende gedragslijn opleggen.
F
Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede, derde, vierde, vijfde en zevende lid vervallen.
2. Het zesde lid worden vernummerd tot tweede lid.
3. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:
2. De Autoriteit Consument en Markt kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 5, eerste en vierde lid, 9, eerste lid, 13, 17 en 40 de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450.000 of, indien dat meer is, 1% van de omzet van de overtreder.
G
In artikel 23 wordt «besluiten» vervangen door: besluiten, niet zijnde beschikkingen,.
H
Artikel 44 vervalt.
De Wet handhaving consumentenbescherming wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onderdeel f komt te luiden:
elke overtreding van een wettelijke bepaling als bedoeld in de bijlage bij deze wet, welke schade toebrengt of kan toebrengen aan de collectieve belangen van consumenten;
2. Onderdeel g komt te luiden:
elke overtreding die een intracommunautaire inbreuk is als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, van verordening 2006/2004;
3. De onderdelen j en k komen te luiden:
een zelfstandige last die niet wegens een overtreding wordt opgelegd;
de enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen, bedoeld in artikel 5:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ter bevordering van de naleving van wettelijke voorschriften;
B
Artikel 2.2 komt te luiden:
C
In artikel 2.3, tweede lid, wordt de zinsnede «bedoeld in de onderdelen a en b» vervangen door: bedoeld in onderdeel a.
D
Artikel 2.4 komt te luiden:
1. De Autoriteit Consument en Markt legt voorgenomen beleidsregels ten minste vier weken voor vaststelling daarvan aan Onze Minister voor.
2. Indien de voorgenomen beleidsregels naar het oordeel van Onze Minister in strijd zijn met het belang van een goede taakuitoefening door de Autoriteit Consument en Markt, deelt Onze Minister dit gemotiveerd mee aan de Autoriteit Consument en Markt binnen twee weken nadat de regels aan hem zijn voorgelegd.
3. Indien Onze Minister een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid heeft gedaan, stelt de Autoriteit Consument en Markt de beleidsregels niet vast.
4. De Autoriteit Consument en Markt maakt door haar vastgestelde beleidsregels bekend in de Staatscourant.
F
De artikelen 2.5, 2.7, 2.10, 3.3 en 9.9 vervallen.
G
In artikel 2.6, eerste lid, wordt «een overtreding van één of meer wettelijke bepalingen met de handhaving waarvan de Autoriteit Consument en Markt is belast» vervangen door: een inbreuk of intracommunautaire inbreuk op één of meer wettelijke bepalingen met de handhaving waarvan de Autoriteit Consument en Markt krachtens artikel 2.2 is belast.
H
De opschriften van hoofdstuk 2, paragrafen 3 en 4 vervallen.
I
Artikel 2.8 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
2. In de tekst wordt «een bindende aanwijzing» vervangen door: een bindende gedragslijn.
J
Artikel 2.9 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid van artikel 2.9 alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
2. In de tekst wordt «overtreding» vervangen door: inbreuk of intracommunautaire inbreuk.
K
In artikel 2.15 wordt «de artikelen 2.8 en 2.9» vervangen door: artikel 2.9.
M
Artikel 2.23 komt te luiden:
1. De Autoriteit Consument en Markt kan in het kader van haar taken, genoemd in deze wet, een openbare waarschuwing uitvaardigen voordat zij een inbreuk of intracommunautaire inbreuk heeft vastgesteld, indien dat redelijkerwijs noodzakelijk is om consumenten snel en effectief te informeren over een schadeveroorzakende handelspraktijk van een ondernemer en daardoor schade te voorkomen.
2. Een ondernemer wordt uitsluitend met name genoemd in de openbare waarschuwing indien er sprake is van een reëel en acuut risico op benadeling van consumenten en van een redelijk vermoeden van overtreding. In de openbare waarschuwing komt duidelijk naar voren dat er nog geen sprake is van een door de Autoriteit Consument en Markt vastgestelde inbreuk of intracommunautaire inbreuk.
3. De uitvaardiging van een openbare waarschuwing waarin een ondernemer met name wordt genoemd geschiedt niet eerder dan nadat vijf werkdagen zijn verstreken na de dag waarop het besluit tot het uitvaardigen van de openbare waarschuwing aan hem is bekend gemaakt, tenzij hij het besluit zelf heeft openbaar gemaakt, heeft doen openbaar maken of heeft aangegeven geen bedenkingen te hebben tegen eerdere openbaarmaking.
4. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de werking van het besluit opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan of het verzoek is ingetrokken.
5. Het besluit van de Autoriteit Consument en Markt tot het uitvaardigen van een openbare waarschuwing als bedoeld in het derde lid vermeldt behalve de naam van de ondernemer in ieder geval de schadeveroorzakende handelspraktijk, de inhoud van de openbaarmaking, de gronden waarop het besluit berust alsmede de wijze waarop en de termijn waarna de openbare waarschuwing zal worden uitgevaardigd.
N
Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «bedoeld in de onderdelen a en d» vervangen door: bedoeld in onderdeel a.
2. In het tweede lid wordt «bedoeld in onderdeel c» vervangen door: bedoeld in onderdeel b.
O
Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Autoriteit Financiële Markten» vervangen door «Stichting Autoriteit Financiële Markten», wordt «de onderdelen a, c en d» vervangen door «de onderdelen a en b» en wordt «overtreding» vervangen door: inbreuk of intracommunautaire inbreuk.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op geschriften gewisseld tussen een overtreder en een advocaat die is toegelaten tot de balie, die zich bij de overtreder bevinden, doch waarop, indien zij zich zouden bevinden bij die advocaat, artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zou zijn.
P
(vervallen)
Q
Artikel 3.4 komt te luiden:
1. De Stichting Autoriteit Financiële Markten kan in het kader van haar taken, genoemd in deze wet, een openbare waarschuwing uitvaardigen voordat zij een inbreuk of intracommunautaire inbreuk heeft vastgesteld, indien dat redelijkerwijs noodzakelijk is om consumenten snel en effectief te informeren over een schadeveroorzakende handelspraktijk van een ondernemer en daardoor schade te voorkomen. Artikel 2.23, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. De Stichting Autoriteit Financiële Markten kan, indien zij van oordeel is dat een inbreuk of intracommunautaire inbreuk op een van de wettelijke bepalingen, bedoeld in de onderdelen a en b van de bijlage bij deze wet, heeft plaatsgevonden:
a. een zelfstandige last opleggen;
b. een bestuurlijke boete opleggen;
c. een last onder dwangsom opleggen.
3. Artikel 4.3 is van overeenkomstige toepassing indien begrippen worden uitgelegd, die worden gehanteerd in een van de wettelijke bepalingen, bedoeld in onderdeel a van de bijlage bij deze wet.
4. Met betrekking tot de toepassing van het tweede lid is artikel 2.24 van overeenkomstige toepassing.
5. Met betrekking tot de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, is artikel 2.15 van toepassing dan wel, indien het betreft een overtreding van onderdeel b van de bijlage bij deze wet, artikel 1:81 van de Wet op het financieel toezicht.
6. Met betrekking tot de toepassing van het tweede lid, onderdeel b, zijn de artikelen 5:48 tot en met 5:51 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing en is artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht van overeenkomstige toepassing.
7. Een last onder dwangsom kan strekken tot verzekering van de medewerking die krachtens artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden gevorderd.
8. Aan een last onder dwangsom kunnen voorschriften worden verbonden die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om effectieve controle op de uitvoering van de last te verzekeren.
R
Na artikel 3.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De Stichting Autoriteit Financiële Markten kan een beschikking openbaar maken omtrent het opleggen van een zelfstandige last, last onder dwangsom of bestuurlijke boete alsmede een toezegging door de overtreder dat een inbreuk of intracommunautaire inbreuk zal worden gestaakt.
2. De Stichting Autoriteit Financiële Markten maakt een voornemen tot openbaarmaking van een beschikking als bedoeld in het eerste lid van te voren bekend aan degene tot wie de beschikking is gericht. Dit geschiedt op hetzelfde moment als dat degene tot wie de beschikking is gericht in de gelegenheid wordt gesteld daarover zijn zienswijze uit te brengen.
3. De Stichting Autoriteit Financiële Markten maakt een beschikking als bedoeld in het eerste lid niet eigener beweging openbaar gedurende twee weken nadat het besluit op de in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, tenzij degene tot wie de beschikking is gericht de beschikking zelf heeft openbaar gemaakt, heeft doen openbaar maken of openbaarmaking met degene tot wie de beschikking is gericht is overeengekomen.
S
In de artikelen 3.5 en 3.6, tweede lid, wordt «bedoeld in onderdeel e» telkens vervangen door: bedoeld in onderdeel c.
T
In artikel 3.6, derde lid, wordt «De artikelen 2.4, tweede lid, 2.10, eerste en tweede lid, 2.23 en 2.24» vervangen door: De artikelen 2.24, 3.2, tweede lid, 3.4, zesde tot en met achtste lid, en 3.4a.
U
In de artikelen 3.7 en 3.8, tweede lid, wordt «bedoeld in onderdeel f» telkens vervangen door: bedoeld in onderdeel d.
V
In artikel 3.8, derde lid, wordt «De artikelen 2.4, tweede lid, 2.10, eerste en tweede lid, 2.23 en 2.24» vervangen door: De artikelen 2.24, 3.2, tweede lid, 3.4, zesde tot en met achtste lid, en 3.4a.
W
Het opschrift van hoofdstuk 3, paragraaf 4 komt te luiden:
X
In artikel 3.9 wordt «De Inspectie Verkeer en Waterstaat» vervangen door «De Inspectie Leefomgeving en Transport» en «onderdeel g» door: onderdeel e.
Y
Artikel 3.10 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «onderdeel g» vervangen door: onderdeel e.
2. In het tweede lid wordt «overtreding» vervangen door: inbreuk of intracommunautaire inbreuk.
Z
In artikel 3.10, derde lid, wordt «De artikelen 2.4, tweede lid, 2.10, eerste en tweede lid, 2.23 en 2.24» vervangen door: De artikelen 2.24, 3.2, tweede lid, 3.4, zesde tot en met achtste lid, en 3.4a.
Za
In het opschrift van hoofdstuk 3, § 5, en in de artikelen 3.11 en 3.12, eerste lid, wordt «Voedsel en Warenautoriteit» telkens vervangen door: Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
AA
In de artikelen 3.11 en 3.12, tweede lid, wordt «bedoeld in onderdeel h» telkens vervangen door: bedoeld in onderdeel f.
AB
In artikel 3.12, derde lid, wordt «De artikelen 2.4, tweede lid, 2.10, eerste en tweede lid, 2.23 en 2.24» vervangen door: De artikelen 2.24, 3.2, tweede lid, 3.4, zesde tot en met achtste lid, en 3.4a.
AC
Artikel 4.1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel b wordt «de Belastingdienst/FIOD-ECD.» vervangen door: de Belastingdienst/FIOD;.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. de Kansspelautoriteit.
AD
Artikel 4.3 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid vervallen.
2. In de tekst wordt «bedoeld in onderdeel b» vervangen door: bedoeld in onderdeel a.
AE
Artikel 5.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de Belastingdienst/FIOD-ECD» vervangen door: de Belastingdienst/FIOD.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «de Inspectie Verkeer en Waterstaat» vervangen door: de Inspectie Leefomgeving en Transport.
3. In het tweede lid wordt onder verlettering van onderdeel f tot onderdeel g een nieuw onderdeel f ingevoegd, luidende:
f. de Kansspelautoriteit;.
AF
(vervallen)
AG
In artikel 7.1 wordt «artikel 8.8» vervangen door: hoofdstuk 8.
AH
Artikel 8.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid, onderdeel b, vervalt.
2. In het tweede lid worden de onderdelen c en d geletterd b en c.
AI
Artikel 8.2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 15d, eerste en tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: de artikelen 15a tot en met 15c, 15d, eerste en tweede lid, en 15f van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
2. In het derde lid wordt «de artikelen 227b, eerste en tweede lid, en 227c, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: de artikelen 196c, 227a, 227b en 227c van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
AJ
In artikel 8.3 wordt «als bedoeld in artikel 236 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: indien dat beding vernietigbaar is volgens afdeling 3 van titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
AK
In artikel 8.4 wordt «artikel 6a, tweede en derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: de artikelen 5, 6, 6a, 17 tot en met 19, 21 tot en met 23 en 25 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
AL
(vervallen)
AM
In artikel 8.6 wordt «neemt de artikelen 50b en 50c van Boek 7 van dat Boek in acht. Op de vorige volzin zijn de artikelen 50g lid 1 en 50h van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing» vervangen door: neemt de artikelen 50a tot en met 50i van dat Boek in acht.
AN
In artikel 8.7 wordt «de artikelen 501 en 502 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: de artikelen 500 tot en met 513 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
AO
Artikel 8.8 komt te luiden:
AP
Artikel 8.9 komt te luiden:
AQ
Na artikel 8.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
AR
De bijlage wordt vervangen door de bijlage die is opgenomen in bijlage I van deze wet.
De Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiency wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede en derde lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
2. In de tekst de wordt de zinsnede «de artikelen 2 , 4 , 5 , 6 , 7, derde lid , en 9» vervangen door: de artikelen 2, 4, 5, 6 en 7, derde lid,.
B
Artikel 21 komt te luiden:
C
In artikel 22 wordt «het bij of krachtens de artikelen 2, 4, 5, 6, 7, derde lid, en 9 bepaalde of van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: het bij of krachtens de artikelen 2, 4, 5, 6 en 7, derde lid, bepaalde.
D
De artikelen 28 en 30 vervallen.
De Wet luchtvaart wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 8.25d, zevende lid, wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
B
In artikelen 8.25da wordt «Onze minister van Verkeer en Waterstaat» telkens vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.
C
Artikel 8.25h, wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De exploitant van de luchthaven verleent binnen de door de Autoriteit Consument en Markt gestelde termijn alle medewerking die deze redelijkerwijs kan verlangen bij de uitoefening van haar bevoegdheden op grond van deze wet.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing indien de Autoriteit Consument en Markt aan de exploitant van de luchthaven om gegevens verzoekt met het oog op een te nemen besluit.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Ingeval van overtreding van het tweede lid is artikel 12m van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt van overeenkomstige toepassing.
4. Het vijfde lid vervalt.
D
In artikel 8.25j wordt «Verkeer en Waterstaat» vervangen door: Infrastructuur en Milieu.
E
Artikel 11.14a komt te luiden:
F
In het opschrift van paragraaf 11.2.1 wordt «Verkeer en Waterstaat» vervangen door: Infrastructuur en Milieu.
G
In artikel 11.24 wordt «artikel 8.25h, eerste of derde lid, zijn artikel 54a en hoofdstuk 7, met uitzondering van de artikelen 58a en 63, van de Mededingingswet van overeenkomstige toepassing» vervangen door: artikel 8.25h, eerste of tweede lid, is hoofdstuk 7, met uitzondering van artikel 58a, van de Mededingingswet van overeenkomstige toepassing.
H
Artikel 12.3a vervalt.
Artikel 1 van de Wet op de economische delicten wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel 1° wordt in de zinsnede met betrekking tot de Telecommunicatiewet «11a.1, vijfde en zesde lid, 15.2a en 18.9;» vervangen door: 11a.1, vijfde en zesde lid, en 18.9;.
2. In onderdeel 2° wordt de zinsnede «de artikelen 2.1, eerste en vijfde lid, eerste volzin, 3.20, eerste tot en met derde lid, 4.1, vierde lid, 4.2, vijfde en tiende lid, 4.4, vijfde lid, 10.2, 10.10, eerste lid, laatste volzin, 11.7, vierde lid,» vervangen door: de Telecommunicatiewet, de artikelen 3.20, eerste tot en met derde lid, 10.2, 10.10, eerste lid, laatste volzin,.
3. In onderdeel 4° komt de zinsnede met betrekking tot de Telecommunicatiewet te luiden:
de Telecommunicatiewet, de artikelen 3.9, 5.4, eerste en tweede lid, 5.6, tweede en derde lid, 7.7, derde en vierde lid, 10.6, 10.7, 13.4, tweede, derde en vierde lid, 18.2, voor zover het bevoegdheden betreft van Onze Minister van Economische Zaken, 18.7, 18.12, voor zover het bevoegdheden betreft van Onze Minister van Economische Zaken, en 18.17, eerste en derde lid;.
Artikel 1:25a van de Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van het eerste en tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 12j van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt is niet van toepassing.
2. In het derde lid wordt de zinsnede «1:56, eerste, tweede en vijfde lid, 1:58, eerste tot en met vierde lid, 1:59, 1:65, eerste en vijfde lid, 1:68, 1:72 tot en met 1:75, 1:79, 1:80,» vervangen door: 1:56, eerste, tweede en zesde lid, 1:58, eerste tot en met vierde lid, 1:65, eerste en vijfde lid, 1:73, tweede, derde en vierde lid, 1:74, derde, vierde en vijfde lid, 1:79, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel d, 1:80, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel d,.
3. Na het vierde lid worden drie leden toegevoegd, luidende:
5. Artikel 1:59 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid van dat artikel een bindende aanwijzing als bedoeld in artikel 1 van de Instellingswet Autoriteit en Markt wordt verstaan.
6. Artikel 1:75 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid van dat artikel een bindende aanwijzing als bedoeld in artikel 1 van de Instellingswet Autoriteit en Markt wordt verstaan en dat onder de aanwijzing, bedoeld in het tweede lid van artikel 1:75 een zelfstandige last als bedoeld in artikel 1 van de Instellingswet Autoriteit en Markt wordt verstaan, niet zijnde een bindende aanwijzing als bedoeld in laatstgenoemd artikel.
7. De ambtenaren, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, beschikken voor de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Wet personenvervoer 2000 wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 19a wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde en vierde lid vervallen.
2. Het vijfde tot en met tiende lid worden vernummerd tot derde tot en met achtste lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «het derde lid» vervangen door: artikel 6b van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt «het vijfde lid» vervangen door: het derde lid.
5. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het zesde lid» vervangen door: het vierde lid.
6. In het zevende en achtste lid (nieuw) wordt «zevende» telkens vervangen door: vijfde.
7. In het achtste lid (nieuw) wordt «het achtste lid» vervangen door: het zesde lid.
B
In de artikelen 57, 58, 59 en 63 wordt «raad van bestuur van de mededingingsautoriteit» telkens vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.
C
In de artikelen 58, eerste lid, en 59, tweede lid, wordt «zijn» vervangen door: haar.
D
Artikel 60 vervalt.
E
In artikel 63ab, eerste lid, wordt «raad van bestuur van de mededingingsautoriteit» vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.
F
Artikel 87 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vijfde lid wordt «zijn belast de bij besluit van de Autoriteit Consument en Markt aangewezen ambtenaren van de Nederlandse Mededingingsautoriteit» gewijzigd door «is de Autoriteit Consument en Markt belast» en wordt «elfde lid, onderdeel c» vervangen door: elfde lid, onderdeel b.
2. In het zesde lid wordt «eerste, vierde of vijfde lid» vervangen door: eerste of vierde lid.
G
In het tweede lid van artikel 88 wordt «het toezicht door ambtenaren als bedoeld in artikel 87, vierde lid» vervangen door: het toezicht, bedoeld in artikel 87, vijfde lid.
H
Het tweede en derde lid van artikel 94 alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
I
In artikel 95 wordt «artikel 94, eerste lid,» telkens vervangen door: artikel 94.
J
Artikel 96a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt de zinsnede: in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking.
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
K
Artikel 97 komt te luiden:
Onverminderd artikel 12b, tweede lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, treffen de in artikel 87 of 89 of de in artikel 12a, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt bedoelde ambtenaren en personen zo nodig met behulp van de sterke arm de nodige maatregelen, indien naar hun oordeel in onvoldoende mate medewerking wordt verleend bij de uitvoering van de hun opgedragen taak.
L
Het tweede lid van artikel 124d komt te luiden:
2. De Autoriteit Consument en Markt is belast met het toezicht op de naleving van het eerste lid.
In artikel 27, tweede lid, van de Wet post BES wordt «de bevoegdheden van artikel 15» vervangen door: artikel 15, eerste tot en met zevende lid,.
In artikel 44b, tweede lid, van de Wet telecommunicatievoorzieningen BES wordt «de bevoegdheden van hoofdstuk VIII» vervangen door: de bevoegdheden van hoofdstuk VIII, met uitzondering van artikel 34, vierde lid,.
De Wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 2006, 614) wordt gewijzigd als volgt:
A
In de artikelen VIA, vijfde lid, en VII, derde lid, vervalt de laatste volzin.
B
In artikel IXB, vierde lid, wordt «raad van bestuur» telkens vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.
C
Artikel IXC wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. De artikelen 78 van de Elektriciteitswet 1998, 1h van de Gaswet en 6b van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt zijn van toepassing bij de uitvoering van de artikelen IXA en IXB.
2. In het vierde en vijfde lid vervalt telkens de zinsnede «in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking».
3. Het zesde lid vervalt.
Artikel XX van de Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) (Stb. 2012, 334) wordt gewijzigd als volgt:
1. In het achtste lid vervalt de laatste volzin.
2. In het negende lid vervallen de zinsnede «in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking» en de laatste volzin.
Op een verzoekschrift dat is ingediend overeenkomstig de artikelen 2.5 van de Wet handhaving consumentenbescherming en 305d van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, zoals die luidden onmiddellijk voor inwerkingtreding van de artikelen V, VI, en XVI, onderdeel F, van deze wet, blijven de bepalingen van de Wet handhaving consumentenbescherming van toepassing zoals die luidden onmiddellijk voor inwerkingtreding van de genoemde artikelen V, VI en XVI, onderdeel F.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te Wassenaar, 25 juni 2014
Willem-Alexander
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Uitgegeven de derde juli 2014
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PbEG 1998, L80) |
Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2b en 3, voor zover samenhangend met artikel 2b, van de Prijzenwet |
Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (Richtlijn inzake elektronische handel) (PbEG 200, L178) |
Artikel 8.2 van deze wet. |
Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG (PbEU L 304/64) Richtlijn consumentenrechten) |
De artikelen 8.2a, 8.4a en 8.5 van deze wet |
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PbEG 1993, L95) |
Artikel 8.3 van deze wet |
Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PbEG 1999, L171) |
Artikel 8.4 van deze wet |
Richtlijn 2008/122/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de bescherming van de consumenten met betrekking tot bepaalde aspecten van overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling (PbEU 2008, L33/10) |
Artikel 8.6 van deze wet |
Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (PbEG 1990, L158) |
Artikel 8.7 van deze wet |
Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (Richtlijn oneerlijke handelspraktijken) (PbEU 2005, L149) |
Artikel 8.8 en 8.10 van deze wet |
Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU 2006, L376) |
Artikel 8.9 van deze wet |
Artikelen 1, 2, onderdeel c, en 4 tot en met 8 van Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (PbEG 2006, L376) |
|
Artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PbEU 2008, L293) |
|
Artikel 8.11 van deze wet |
|
Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (PB L 201) (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) |
Artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet |
Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PbEG 2008, L133). |
Het bepaalde ingevolge de artikelen 2:60, 2:80, 4:20, derde en vierde lid, en 4:33, derde en vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht |
Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten (PbEU 2002, L271) |
Het bepaalde ingevolge de artikelen 4:19, tweede lid, en 4:20, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht |
Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik: artikelen 86 tot 100 (PbEG L 311); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/27/EG (PbEU 2004, L 136). Artikel 9, eerste lid, onderdeel f, 10, derde lid, en 21 van Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PbEU 2010, L95) |
De artikelen 82 tot en met 96 Geneesmiddelenwet |
Artikelen 9, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f en g, 10, eerste, derde en vierde lid, 19, 20 en 22 tot en met 26 van Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PbEU 2010, L95) |
Artikelen uit de Mediawet 2008: 1.1, 2.1, tweede lid, onderdeel e, 2.88, 2.89, 2.94, eerste en tweede lid, onderdeel a, 2.95, eerste lid, onderdelen b en c, en tweede lid, 2.96, 2.97, 2.106, derde lid, 2.107, 2.109, tweede lid, 2.113, 2.114, eerste lid, 3.5 en 3.7 tot en met 3.18. De artikelen in de Nederlandse Reclame Code en de Reclamecode voor Alcoholhoudende dranken van de Stichting Reclame Code die dienen ter implementatie van de artikelen 12, 15 en 16 van Richtlijn 89/552/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG, en waarop de artikelen 2.92, 3.6 en 9.16 van de Mediawet 2008 van toepassing zijn. |
Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (PbEU 2010, L46) |
|
Wijziging van de Wet handhaving consumentenbescherming in verband met de omzetting van Verordening (EU) nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PbEU 2010, L334) |
Artikelen 9, eerste lid, onderdeel d, 10, tweede lid, en 11, vierde lid, onderdeel a, van Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PbEU 2010, L95) |
Artikel 5 van de Tabakswet |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2014-247.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.