Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2014
Hierbij zend ik u een ontwerpbesluit, houdende het bij wege van experiment afwijken
van de Elektriciteitswet 1998 voor decentrale opwekking van duurzame elektriciteit
(Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking). Voor de inhoud
en achtergronden van het ontwerpbesluit verwijs ik naar de ontwerp-nota van toelichting.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure
(artikel 7a, vijfde lid, van de Elektriciteitswet 1998), en biedt uw Kamer de mogelijkheid
zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Raad van State zal
worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.
Op grond van de aangehaalde bepaling geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging
van het advies van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier
weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
De grondslag van dit besluit is artikel 7a van de Elektriciteitswet 1998, vastgesteld
bij amendement Van der Werf en Leegte (Kamerstuk, 32 814, nr. 20, I en II) dat beoogt burgers en bedrijven ruimte te bieden voor experimenten in afwijking
van bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 gestelde regels.
Het doel van de experimenten is te toetsen of het nodig is dat deze regels onverkort
gelden voor lokale opwekking van duurzame energie.
Het besluit verleent de Minister van Economische Zaken bevoegdheid tot het verlenen
van ontheffingen voor de uitvoering van experimenten.
Aanvragen kunnen worden ingediend door coöperaties en verenigingen van eigenaars,
die voorzien in:
In de komende vier jaar zal worden bezien in welke mate dit besluit daadwerkelijk
leidt tot:
-
a. meer toepassing van duurzame energie of warmtekrachtkoppeling op lokaal niveau,
-
b. efficiënter gebruik van de beschikbare energie-infrastructuur of
-
c. meer betrokkenheid van energiegebruikers bij hun energievoorziening.
Aan het einde van deze vier jaar zal de minister de resultaten van de experimenten
beoordelen op deze effecten. Bij de beoordeling worden voorts de door de wet te beschermen
belangen en de in de wet tot uitdrukking gebrachte verantwoordelijkheden betrokken,
zoals betrouwbaarheid, betaalbaarheid en veiligheid van de elektriciteitsvoorziening
en de bescherming van consumenten.
De beoordeling van de doeltreffendheid en de effecten van de experimenten wordt met
een standpunt over de voorzetting, anders dan als experiment, aan de Tweede Kamer
der Staten-Generaal voorgelegd (artikel 7a, vierde lid, van de wet). Daarbij wordt
bezien in hoeverre de wet een structurele wijziging behoeft.
Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2015.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp