30 175 Besluit luchtkwaliteit 2005

Nr. 133 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 maart 2012

Sinds mijn aantreden heb ik al enkele keren met uw Kamer van gedachten gewisseld over de voortgang van het luchtkwaliteitsbeleid in Nederland – in het bijzonder het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) – en de mate waarin wij nu en in de toekomst aan normen voldoen. Uw Kamer heeft in 2011 de motie Van der Werf/Van Veldhoven aangenomen1, waarin gevraagd wordt om een toekomstvisie voor de periode na het NSL. Aan de uitvoering van deze motie wordt gewerkt, waarbij het streven is om, conform de motie, uiterlijk eind dit jaar u de kabinetsvisie voor te leggen bij de aanbieding van het Monitoringsrapport NSL 2012. Hierover heb ik u recentelijk geïnformeerd.2

Aansluitend op deze motie wil ik u graag informeren over de ontwikkelingen die er op Europees vlak en in VN-verband plaatsvinden, aangezien de luchtkwaliteit in Nederland in belangrijke mate beïnvloedt wordt door de uitstoot van verontreinigende stoffen elders in Europa en ook de grenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen hun oorsprong vinden in Europese wetgeving.

Herziening Europees luchtbeleid

De Europese Commissie heeft aangekondigd dat zij in 2013 een voorstel zal doen voor de herziening van het Europese luchtbeleid. Deze herziening omvat een aanpassing van de Europese Thematische Strategie inzake Luchtverontreiniging3 waarin de uitgangspunten, de noodzaak voor verder wetenschappelijk onderzoek en de verantwoordelijkheden, met inbegrip van de uitvoering op alle bestuurlijke niveaus verder worden uitgewerkt.

Op basis hiervan zal de Commissie ook voorstellen de Europese richtlijnen die betrekking hebben op luchtkwaliteit en grensoverschrijdende luchtverontreiniging te herzien. Het gaat daarbij om de richtlijn Luchtkwaliteit (2008/50/EG), waarin de grens- en streefwaarden voor de niveaus van luchtverontreinigende stoffen zijn opgenomen, de zogeheten Vierde Dochterrichtlijn (2004/107/EG), waarin streefwaarden voor de concentratieniveaus van zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAKs) zijn vermeld en de richtlijn Nationale Emissieplafonds (2001/81/EG) die voor iedere lidstaat maximale emissieplafonds voor vier luchtverontreinigende stoffen bevat die na 2010 niet meer overschreden mogen worden.

In het regeerakkoord heeft het kabinet aangekondigd om met voorstellen te komen om de milieuregelgeving te vereenvoudigen en te moderniseren. Deze boodschap draagt het kabinet ook internationaal uit. In 2011 heeft de Commissie een Stakeholdergroep opgericht waarin zij deelnemers informeert over de mogelijke elementen die onderdeel kunnen gaan vormen van het herziene Europese luchtbeleid en het onderzoek dat zij in gang heeft gezet op dit terrein. In deze groep participeren de meeste lidstaten en een groot aantal vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Ook Nederland is als lidstaat in deze groep vertegenwoordigd.

In het najaar van 2011 zijn de Nederlandse prioriteiten onder de aandacht van de Commissie gebracht. Nederland heeft aangegeven bij de herziening van het luchtbeleid te willen streven naar:

Een kritische analyse van de bestaande grens- en streefwaarden: leiden deze inderdaad tot de gewenste bronmaatregelen en zijn zij daadwerkelijk nog een geschikte indicator voor de belasting van milieu en gezondheid.

Een vereenvoudiging van het aantal normen en grenswaarden, waarbij het streven is om met een kleiner aantal normen een even goede, of zo mogelijk betere, bescherming van gezondheid en natuur te waarborgen.

Realistische termijnen om aan normen te voldoen, waarbij ook rekening wordt gehouden met de beschikbaarheid van maatregelen op Europees en nationaal niveau.

De Nederlandse inbreng in deze discussie wordt in samenwerking met de andere betrokken departementen en overheden opgesteld. Op dit moment ziet het ernaar uit dat de Commissie in het voorjaar van 2013 met een pakket aan voorstellen zal komen voor de herziening van de Thematische Strategie en de genoemde richtlijnen. Uiteraard zal ik uw Kamer nader informeren indien zich hier nieuwe ontwikkelingen voordoen.

Emissieplafonds luchtverontreinigende stoffen

Wat betreft de herziening van de richtlijn Nationale Emissieplafonds (2001/81/EG) is de discussie al verder gevorderd, omdat deze richtlijn de EU-implementatie is van een VN-verdrag, namelijk het Protocol inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau behorende bij het Verdrag van 1979 inzake grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (het «Gothenburg protocol», naar de plaats waar het in 1999 is afgesloten)4.

Net als de richtlijn Nationale Emissieplafonds legt het Protocol nationale maxima vast voor de uitstoot van de luchtverontreinigende stoffen zwaveldioxide, stikstofoxiden, ammoniak en vluchtige organische stoffen. De plafonds gelden vanaf 2010. Daarnaast bevat het protocol emissie-eisen die gesteld moeten worden aan voertuigen en installaties.

Aan de herziening van dit Protocol wordt met een dubbel doel voor ogen, al enkele jaren gewerkt. Ten eerste is het nadrukkelijk de bedoeling het herziene Protocol meer toegankelijk te maken voor landen die nu nog geen partij zijn, met name in oostelijk en zuidoostelijk Europa. Daarnaast gaat de herziening leiden tot een update van de voorgeschreven emissie-eisen, zodat deze weer aansluiten op de stand der techniek en tot de invoering van emissieplafonds voor de genoemde stoffen, die na 2020 niet meer overschreden mogen worden. Aan het Protocol zal ook een emissieplafond voor een vijfde stof worden toegevoegd, namelijk voor fijn stof (PM2,5).

Nederland is, met de Europese Unie en de meeste EU-lidstaten, partij bij dit Protocol en heeft actief bijgedragen aan de herziening ervan. De verwachting is dat de partijen bij het Protocol er in de eerste week van mei 2012 in zullen slagen een akkoord te bereiken over de herziening van het Protocol.

Het kabinet streeft ernaar dat de vanaf 2020 geldende emissieplafonds bijdragen aan een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en ook passen binnen de ambitie die in het regeerakkoord is vastgelegd om een gelijk Europees speelveld te realiseren op emissienormen en -doelen.

De Europese Commissie is, binnen de grenzen van de Europese wetgeving, door de lidstaten gemandateerd om de onderhandelingen over de herziening van het Gothenburg Protocol te voeren, waarbij steeds consultatie met de lidstaten plaatsvindt over de inzet. Ook de emissieplafonds die vanaf 2020 zullen gelden zijn in EU-verband afgestemd. Nederland heeft de Commissie laten weten zich te kunnen binden aan emissiedoelen die met bestaand nationaal en Europees beleid haalbaar zijn.

Over het uitgangspunt om de plafonds te baseren op wat met bestaand beleid haalbaar is, lijkt consensus mogelijk binnen de EU-delegatie. Nederland heeft onder voorbehoud te kennen gegeven om per 2020 de volgende emissieplafonds5 aan te kunnen gaan: voor zwaveldioxide 47 kiloton (huidig plafond: 50), voor stikstofoxiden 205 kiloton (260), voor ammoniak 122 kiloton (128), voor vluchtige organische stoffen (uitgezonderd methaan) 167 kiloton (185) en voor fijn stof (PM2,5) 13 kiloton (-). Het voorbehoud dat het kabinet heeft gemaakt betreft dat ook de landen om ons heen gelijkwaardige reductieverplichtingen op zich nemen, zodat het gelijke Europese speelveld gewaarborgd kan worden.

Dit betekent voor een aantal stoffen weliswaar een aanzienlijke verlaging van de nu geldende plafonds, maar met het al ingezette nationale en Europese beleid zullen deze doelen voor Nederland alleszins haalbaar zijn. De nieuwe emissieplafonds weerspiegelen de facto het succes van het Europese bronbeleid met betrekking tot onder meer industriële installaties en de transportsector.

De emissiereductie die hiermee in Nederland en in andere Europese landen optreedt draagt bij aan het bereiken van doelen op milieu- en natuurgebied, zoals het bereiken van de normen die gelden voor de luchtkwaliteit en de doelen die gesteld zijn voor verzurende en eutrofiërende depositie. In het voorjaar zal het RIVM een doorrekening maken van de verwachte effecten van de emissieplafonds op het bereiken van deze doelen.

Nadat de onderhandelingen inzake het herziene Gothenburg protocol zijn afgerond en het kabinet het onderhandelingsresultaat aanvaardt, zal het ter ratificatie aan uw Kamer worden aangeboden.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma


X Noot
1

Kamerstukken 33 000 – XII, nr. 28.

X Noot
2

Kamerstukken 30 175, nr. 130.

X Noot
3

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 21.09.2005, COM (2005) 446.

X Noot
5

Het emissieplafond wordt zeer waarschijnlijk geformuleerd als een te bereiken procentuele reductie ten opzichte van 2005. Omdat het huidige Protocol en de NEC-richtlijn een emissieplafond in absolute termen kennen, heb ik voor de vergelijkbaarheid de reductiepercentages omgerekend naar een absoluut getal.

Naar boven