Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2011
Heden heeft de Executive Director van het International Energy Agency (IEA) te Parijs, de heer Tanaka, bekend gemaakt dat
het IEA het crisismechanisme in werking stelt om de spanning op de oliemarkt te verminderen. In deze brief zal ik de totstandkoming
van de beslissing en de inzet van Nederland nader toelichten.
De situatie op de oliemarkt
De politieke onrust in het Midden-Oosten en in Noord-Afrika heeft geleid tot feitelijke uitval van de productie van Libië.
Dat betekent dat 1,6 mln vaten olie, ofwel 2% van de wereldproductie van de markt is verdwenen. De krappere markt en de vrees
dat de onrust in de regio zou leiden tot verdere productie-uitval hebben geleid tot substantieel hogere prijzen. De spanning
op de oliemarkt zal op korte termijn niet verminderen. De seizoensmatige stijging van de olievraag in het derde kwartaal zal
de oliemarkt nog krapper maken, mede doordat de vraag van raffinaderijen naar ruwe olie met 2,5 miljoen vaten per dag zal
stijgen. Aangezien de OPEC-ministersvergadering het op 8 juni jl. niet eens kon worden over een productieverhoging, zal deze
spanning zonder verdere actie groter worden. Hierdoor zouden de prijzen verder kunnen stijgen, wat het herstel van de wereldeconomie
verder bemoeilijken zal.
Deze ontwikkeling staat niet op zichzelf, want er is sprake van een geleidelijk toenemende gespannen situatie op de oliemarkt.
Sinds de tweede helft van vorig jaar loopt de spanning op: gemiddeld lag de vraag toen 0,77 mln vaten per dag boven het aanbod.
Vandaar ook dat de olieprijs geleidelijk is gestegen tot ruim boven de $ 100 per vat. De laatste maanden schommelt de prijs
voor een vat Brent tussen de $ 110 en de $ 125 per vat. Mocht de prijs de rest van dit jaar boven de $ 100 blijven, dan betekent
dat dat de wereldeconomie net zo negatief beïnvloed zal worden als in 2008.
Inzet van voorraden door IEA-lidstaten
Naar aanleiding van toenemende spanning op de oliemarkt sinds vorig jaar, de aanhoudende uitval van Libische productie en
de stijgende vraag heeft de Executive Director van het IEA, na overleg met de lidstaten besloten in een periode van 30 dagen
60 mln vaten olie vanuit de crisisvoorraden in de markt te zetten. Inmiddels hebben Saoedi-Arabië en andere Golfstaten zelfstandig
besloten hun olieproductie op te voeren. De inzet uit de voorraden is dan ook nadrukkelijk bedoeld om de tijd te overbruggen
die nodig is om die productiestijging te effectueren, zodat de productie dan structureel hoger ligt.
Positie van Nederland
Nederland heeft ingestemd met het voorstel voor inzet van een klein deel van de olievoorraden. Dit in aansluiting op de analyse
van het IEA. Met name door goede afstemming met een grote producent als Saoedi-Arabië kan het IEA, en Nederland als IEA-lidstaat,
een bijdrage leveren aan het verminderen van de spanning op de oliemarkt.
In het totaal van 60 mln vaten neemt Nederland proportioneel deel. Dit betekent dat Nederland 1,173 mln vaten in zal zetten.
Deze inzet komt vanuit de voorraden van Stichting COVA (Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten), waar het grootste
deel van onze verplicht aan te houden voorraden olie en olieproducten wordt aangehouden. COVA zal de in te zetten voorraden
(ca. 3,5% van het totaal) tegen marktprijzen verkopen.
Afhankelijk van de marktontwikkelingen zal in een later stadium en in IEA-verband bepaald worden wanneer de landen hun voorraden
moeten aanvullen. In ieder geval is snelle aanvulling voor Nederland niet nodig: de olievoorraden liggen op dit moment ruim
boven de verplicht aan te houden voorraden. Het vermogen van Nederland om adequaat te reageren op eventuele verdere aanscherping
van de crisis is door deze voorraadinzet niet in het geding. De huidige strategische voorraad is 35 mln vaten, dus deze tijdelijke
vermindering heeft geen onoverkomelijke nadelen voor onze eigen voorraad.
Nu de beslissing met instemming van Nederland is genomen, zal ik COVA opdracht geven de inzet van voorraden ter hand te nemen.
De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen