Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 28982 nr. 29 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 28982 nr. 29 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 oktober 2004
Op 31 maart van dit jaar heb ik u de kabinetsvisie op de toekomstige structuur van de energiemarkt gegeven (Kamerstukken II, 2003–2004, 28 982, nr. 18).
Daarbij is aangegeven dat een volledig onafhankelijk beheer van de gas- en elektriciteitsnetten nodig is om eerlijke concurrentie op de gas- en elektriciteitsmarkt te bevorderen. Dit komt de afnemer op de per 1 juli van dit jaar volledig geliberaliseerde markt ten goede. Het kabinet wil de volledige onafhankelijkheid van het netbeheer realiseren. Daartoe dienen de huidige regionale geïntegreerde distributiebedrijven te splitsen in een netbeheerder en een bedrijf waarin de overige activiteiten zoals productie, handel en levering, zijn ondergebracht.
In deze brief ga ik achtereenvolgens in op:
1. Ontwikkelingen tussen 31 maart jl. en heden;
2. Nut en noodzaak van de splitsing;
3. De splitsing in Europees perspectief;
4. De beoogde eindsituatie;
5. De wegen die naar de beoogde eindsituatie kunnen leiden;
6. De financieel-economische gevolgen van de splitsing;
7. Het eigendom van de netwerken;
8. Het eigendom van de netbeheerders en de privatiseringshorizon;
9. De vervolgstappen.
1. Ontwikkelingen tussen 31 maart jl. en heden
Tussen 31 maart jl. en heden is er veel gebeurd. Op 1 juli is de Nederlandse gas- en elektriciteitsmarkt volledig geliberaliseerd. Dankzij een grote inspanning van alle betrokkenen is de laatste fase van de marktopening succesvol verlopen.
Ruim 300 000 afnemers van elektriciteit en circa 100 000 afnemers van gas zijn gewisseld van leverancier. De door velen gevreesde administratieve chaos is uitgebleven. In de aanloop naar de volledige marktopening is de Wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer (I&I-wet) aangenomen en van kracht geworden.
Op 9 juni jl. heb ik u mijn visie en beleidsvoornemens gepresenteerd om de leveringszekerheid op een geliberaliseerde elektriciteitsmarkt te waarborgen. Samen met het reeds bestaande beleid ter waarborging van de leveringszekerheid van elektriciteit en gas, de I&I-wet en de daarop gebaseerde regelgeving, zorgt de uitvoering van deze beleidsvoornemens voor een adequate borging van de leveringszekerheid. De door diverse partijen geuite vrees dat splitsing een negatief effect zal hebben op de investeringen in productiecapaciteit voor elektriciteit staat in contrast met de investeringsplannen die diverse geïntegreerde distributiebedrijven de afgelopen maanden bekend hebben gemaakt. Eneco heeft recent met een bedrijf een overeenkomst gesloten over de bouw van een WKK-centrale van 300 MW. Delta heeft met twee buitenlandse bedrijven een principeovereenkomst gesloten over de bouw van de Sloe-centrale met een capaciteit van 820 MW, terwijl Essent besloten heeft een oude eenheid van de Amercentrale ter grootte van 400 MW grondig te gaan renoveren.
Een belangrijke ontwikkeling van de afgelopen tijd die ik in dit verband niet onvermeld wil laten is het feit dat het Energiebedrijf Intergas uit Oosterhout op 30 september jl. heeft laten weten zich vrijwillig te willen opsplitsen in een leveringsbedrijf, een netwerkbedrijf en een infrastructuurbedrijf (Energeia, 30 september 2004). In het persbericht waarin dit wordt aangekondigd, wordt gemeld dat uit een studie is gebleken dat alle drie de onderdelen van Intergas elk hun eigen dynamiek, klanten, concurrenten, kapitaalbeslag en risicoprofiel hebben. De onderdelen hebben als zelfstandig bedrijf goede perspectieven: bij het leveringsbedrijf kunnen de kosten omlaag, het infrastructuurbedrijf kan meer marktconform worden en de toerusting en het bezit en beheer van het netwerk kan in de nieuwe situatie verbeterd worden, aldus het persbericht. Dit sterkt mij in mijn overtuiging dat splitsing in de praktijk goed mogelijk is en voordelen zal hebben voor de afnemers.
In de afgelopen maanden ben ik over de splitsing intensief in gesprek geweest met vele partijen. Ik heb verschillende gesprekken gevoerd met bestuurders en commissarissen van verschillende betrokken bedrijven. Ook vindt op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau intensief overleg plaats met aandeelhouders. Bij sommige Provinciale Staten is of wordt door mijn medewerkers op verzoek een toelichting gegeven op het splitsingsbesluit en de uitwerking daarvan. Verder zijn veel gesprekken gevoerd met nationale en internationale deskundigen (met name banken en advocaten) over de financieel-economische gevolgen en juridische complicaties van de splitsing. Al deze gesprekken zijn mede bepalend geweest voor mijn aanpak van het splitsingsproces, die ik in deze brief uiteenzet.
Het is mijn bedoeling om ook in de komende maanden, bij het opstellen van de benodigde wetgeving, intensief overleg te blijven voeren met betrokkenen en deskundigen.
2. Nut en noodzaak van de splitsing
Zoals ik in mijn brief van 31 maart jl. heb aangegeven, staat in mijn energiebeleid het belang van de afnemer voorop. Doel van het energiebeleid is dat energie voor de afnemer tegen concurrerende prijzen beschikbaar is en dat er sprake is van een betrouwbare energievoorziening. Marktwerking is daarbij geen doel maar een middel. De splitsing van verticaal geïntegreerde regionale energiebedrijven draagt bij aan een eerlijke concurrentie tussen leveranciers en tussen producenten van energie. Dat is in het belang van afnemers.
Een noodzakelijke voorwaarde voor het tot stand brengen van een goed functionerende markt is dat voorkomen wordt dat belangen in het monopoloïde netwerk verweven zijn met commerciële belangen. Het belang van een vrije netwerktoegang en een hoge netwerkkwaliteit staat op gespannen voet met de commerciële belangen van de geïntegreerde energiebedrijven. Gebleken is dat juist in periodes waarin de markt onder druk komt te staan, aan de effectiviteit van de huidige wetgeving getwijfeld kan worden. Ook de aanscherping van de onafhankelijkheid van het netbeheer die is aangebracht via de I&I-wet, neemt niet alle mogelijkheden op invloeduitoefening door de moedermaatschappij weg. Zo heeft DTe op 6 oktober jl. laten weten, dat uit door KPMG uitgevoerd onderzoek naar de werking van het zogenaamde leveranciersmodel is gebleken, dat de afspraken over dit model en de wijze waarop die in de praktijk worden ingevuld, kunnen leiden tot ongelijke concurrentie tussen bestaande leveranciers (onderdeel uitmakend van concerns met een netwerk) en nieuwe leveranciers (die geen onderdeel uitmaken van een concern met een netwerk). Om te voorkomen dat er structureel prikkels blijven bestaan om via invloed op het netbeheer oneigenlijke concurrentievoordelen te behalen, is splitsing noodzakelijk.
De splitsing van de geïntegreerde energiebedrijven zorgt ook voor een transparante bedrijfsstructuur, hetgeen de mogelijkheden voor goed en scherp toezicht verbetert.
Door de splitsing wordt gegarandeerd dat het functioneren van de netbeheerder in de toekomst volledig onafhankelijk zal zijn van commerciële energie-activiteiten, waardoor de Nederlandse energiemarkt beter kan functioneren.
Ten slotte is een belangrijk voordeel van de splitsing dat de huidige aandeelhouders zich kunnen terugtrekken uit de commerciële energieactiviteiten van levering en productie, in de geest van de wet Financiering decentrale overheden. Belangrijk hierbij is dat de aandeelhouders de wens hebben uitgesproken dat zij meer beschikkingsruimte krijgen over hun financiële middelen die nu feitelijk zijn opgesloten in de geïntegreerde energiebedrijven.
Splitsing biedt hen die ruimte doordat ze na voltooiing van het proces hun aandelen van de commerciële activiteiten kunnen verkopen en desgewenst de netbeheerder kunnen herkapitaliseren. Ik kom hier in paragraaf 8 op terug.
3. Splitsing in Europees perspectief
Ik voorzie in Europa op de middellange termijn een tendens naar verdere internationalisering. De Nederlandse energiebedrijven zullen op den duur deel gaan uitmaken van internationale ondernemingen die met elkaar concurreren op de Europese markt. Ook vindt een proces van concentratie op de Europese markt plaats.
De Nederlandse markt is in dit proces van internationalisering en concentratie in Europa beter af als het netwerk een volledig onafhankelijke rol vervult ten opzichte van levering, handel en productie van energie. Via dit onafhankelijke netwerk kunnen diverse internationaal opererende ondernemingen dan concurreren om de gunsten van de Nederlandse afnemers.
Ik stel vast dat de Nederlandse bedrijven met of zonder netwerken hoe dan ook kleine spelers zijn op een Noord West Europese markt. In de vele gesprekken die ik heb gevoerd, wordt dit door deskundigen onderschreven. Ik wil verhinderen dat de energiebedrijven in de toekomst geïntegreerd (inclusief netwerk) worden overgenomen. Door de splitsing voorkom ik dit. Voor de Nederlandse consument zal het weinig uitmaken als die wordt bediend door Nederlandse bedrijven of door ondernemingen die in buitenlandse handen zijn. In vele andere sectoren en landen zijn immers ook reeds buitenlandse bedrijven actief. Het instandhouden van Nederlandse bedrijven is geen op zichzelf staande doelstelling van mijn beleid. Ik beoordeel de liberalisering primair op de gevolgen voor afnemers. Het gaat mij er om dat de energiebedrijven die op de Nederlandse markt opereren betrouwbare en efficiënte bedrijven zijn. Uiteraard geldt dat alle bedrijven (buitenlands en Nederlands) zich ook aan de Nederlandse wetgeving dienen te houden.
Ik ben mij er van bewust dat de voorgestelde splitsing verder gaat dan hetgeen door de recente Europese richtlijnen voor elektriciteit en gas wordt voorgeschreven.
Deze richtlijnen schrijven een juridische scheiding voor tussen de netwerk- en de leveringsbedrijven. De juridische scheiding was op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in Nederland al verplicht voordat de nieuwe richtlijnen tot stand waren gekomen. Met de juridische scheiding liep Nederland derhalve ook al voor in de Europese Unie. Overigens wil ik benadrukken dat het vooroplopen in Europa de Nederlandse afnemer feitelijk niet op achterstand zet, maar juist op voorsprong.
Ik heb de afgelopen maanden in Europa reeds diverse gesprekken gevoerd over de splitsing. Niet alleen in Nederland, maar ook elders heeft volledige scheiding van netwerk- en leveringsbedrijven plaatsgevonden (Engeland). In België wordt de mogelijkheid daartoe onderzocht.
In de afgelopen maanden heb ik bij verschillende lidstaten, het Europees Parlement en de Europese Commissie aandacht gevraagd voor het splitsingsbesluit. Bij diverse leden van het Europees Parlement kreeg ik steun voor dit besluit en ook de Europese Commissie heeft zich bij herhaling uitgesproken voor een verdergaande scheiding tussen netbeheerders en commerciële energiebedrijven dan nu is voorgeschreven in de richtlijnen. Dat standpunt geldt nog steeds. Ik zal in komende gesprekken met Europese instellingen en collega's uit de EU-lidstaten aandacht blijven besteden aan het splitsingsbesluit.
In discussies over de ontwikkelingen op de Europese energiemarkt is regelmatig aandacht gevraagd voor toenemende concentraties en de effecten daarvan op de mededinging.
In dit verband wijs ik erop dat per 1 mei jl. een pakket maatregelen van de Europese Commissie van kracht is geworden waarmee de effectiviteit van het mededingingsbeleid in de EU wordt vergroot. Onderdeel van het pakket is de zogenaamde Substantial Impediment of Effective Competition Test die de oude Dominant Position Test vervangt. De nieuwe test leent zich beter voor het beoordelen van de gevolgen van fusies op oligopoloïde markten voor consumenten en biedt daardoor in beginsel een betere bescherming. Ik ben verheugd met het van kracht geworden maatregelenpakket. Ik zal de effectiviteit van dit nieuwe instrumentarium alsmede van het Nederlandse mededingingsinstrumentarium de komende maanden nog nader bezien.
Na de splitsing zal de energiesector bestaan uit enerzijds commerciële bedrijven die zich bezighouden met de levering, handel en/of productie van elektriciteit en gas en anderzijds netbeheerders die zorgdragen voor het transport en de distributie van elektriciteit en gas en die daarbij volledig onafhankelijk opereren van de productie, handel en levering.
Op de netwerken zal worden geconcurreerd tussen Nederlandse en buitenlandse partijen om de gunst van de Nederlandse afnemer. Om deze situatie te bereiken en in stand te houden zal in de Elektriciteitswet 1998 en in de Gaswet een verbod worden opgenomen op het gelijktijdig direct of indirect bezitten van zowel aandelen in netbeheerders enerzijds en in leverings-, handels- en productiebedrijven van elektriciteit en gas anderzijds. Dit verbod is de kern van het wetsvoorstel zoals mij dat momenteel voor ogen staat. Dit verbod zal gelden voor de huidige holding, zodat netbeheerders en de commerciële activiteiten worden gescheiden. Dit verbod zal niet gelden voor de kring van huidige aandeelhouders (provincies en gemeenten). Ik wil hen namelijk niet dwingen hun aandelen te verkopen. De aandelen in de netbeheerder kunnen in de eindsituatie zowel direct als indirect bij de aandeelhouders berusten, afhankelijk van de splitsingsroute die wordt gekozen. Het openlaten van beide mogelijkheden biedt betrokkenen zowel juridisch als financieel-economisch meer ruimte om de splitsing te realiseren op een wijze die het beste bij de specifieke situatie van het betreffende bedrijf en haar aandeelhouders past.
Naast de genoemde verbodsbepaling zal in het betreffende wetsvoorstel in ieder geval ook worden bepaald dat TenneT als netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de taak heeft om de netten met een spanningsniveau van minimaal 110 kV en hoger te beheren. Ik acht deze beheertaak door TenneT nodig, gelet op de centrale functie van deze netten bij de waarborging van de leveringszekerheid.
Het creëren van onafhankelijke en zelfstandige netbeheerders vraagt ook om een scherpe definiëring van de taken, verantwoordelijkheden en toegestane werkzaamheden van de netbeheerder in de eindsituatie. Voor wat betreft de taken en verantwoordelijkheden is de centrale vraag welke activiteiten de netbeheerder zelf moet uitvoeren gelet op zijn onafhankelijkheid en welke activiteiten uitbesteed kunnen worden en zo ja, aan wie.
De werkzaamheden die nodig zijn om de netwerken adequaat te beheren, kunnen worden onderverdeeld in strategische en operationele taken (zie hiervoor ook Kamerstukken II, 1997–1998, 25 621, nr. 39). Strategische taken zullen door de netbeheerder zelf uitgevoerd moeten worden. Operationele taken kunnen desgewenst worden uitbesteed. Aangezien het netbeheer kan worden beschouwd als aanbestedende dienst, is de Europese aanbestedingsrichtlijn nutssectoren van toepassing op de netbeheerders. Het is van belang dat er na splitsing «vette» netbeheerders ontstaan die daadwerkelijk in staat zijn om zelfstandig te opereren.
Voor een antwoord op de vraag welke werkzaamheden een netbeheerder mag verrichten buiten zijn kerntaak van netbeheer, kan een onderscheid worden gemaakt tussen het uitvoeren van concurrerende activiteiten en niet-concurrerende activiteiten. Op dit moment zie ik geen reden de huidige bepalingen in de Elektriciteitswet 1998 en in de Gaswet ten aanzien van het uitoefenen van concurrerende activiteiten door netbeheerders te wijzigen. Dit betekent dat netbeheerders bijvoorbeeld in opdracht van anderen werkzaamheden kunnen blijven uitvoeren die op het gebied van hun eigen taken liggen. Dit is immers niet strijdig met de doelstelling om te komen tot een volledige onafhankelijkheid tussen enerzijds het netbeheer van elektriciteit en gas en anderzijds de commerciële activiteiten in dezelfde sector. Netbeheerders mogen niet in concurrentie met derden treden als het gaat om werkzaamheden die niet liggen op het gebied van hun eigen taken. Kerntaken van de netbeheerder zijn in ieder geval het beslissen over het investeringsbeleid, de bedrijfsvoering en contractmanagement ten behoeve van de uitbesteding van werkzaamheden.
5. Wegen die naar de beoogde eindsituatie kunnen leiden
Om de hierboven geschetste eindsituatie te bereiken zullen de geïntegreerde energiedistributiebedrijven geherstructureerd moeten worden. Ik ben voornemens een wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in te dienen waarin is opgenomen welke regels van kracht zullen zijn in de eindsituatie.
Zoals geschetst is dit in de eerste plaats een verbod op het tegelijkertijd direct of indirect (via een holding) houden van aandelen in een netbeheerder enerzijds en in een leverings-, handels- of productiebedrijf anderzijds. Dit verbod zal niet gelden voor de bestaande kring van aandeelhouders, dat wil zeggen voor de gemeenten en provincies die thans aandelen hebben in (de houdstermaatschappijen van) regionale energiebedrijven.
Ik beraad mij nog op de vraag of dit een permanente uitzondering moet zijn of dat deze zou moeten komen te vervallen voor die aandeelhouders die hun aandelen in één van beide bedrijven die straks zullen ontstaan van de hand hebben gedaan.
Ik laat het aan de betrokkenen over hoe zij de verschillende rechtspersonen en taken willen herschikken om te voldoen aan bovenstaand verbod. Ik wil echter wel een beeld schetsen van enkele splitsingsroutes die denkbaar zijn. Een eerste mogelijkheid, die ik ook genoemd heb in mijn brief van 31 maart jl., is het direct onder de aandeelhouders brengen van de netbeheerder. Deze route is in figuur 1 schematisch weergegeven.
Uit de gevoerde gesprekken en gemaakte analyses is mij echter gebleken dat deze route voor veel bedrijven mogelijk grote financiële risico's met zich kan brengen.
Bijvoorbeeld vanwege de Cross Border Lease contracten (CBL's) die met Amerikaanse investeerders zijn afgesloten op de netwerken. De in figuur 1 geschetste route is eenvoudig, maar het is de vraag of deze route gelet op de mogelijke financiële risico's, voor alle bedrijven de meest voor de hand liggende is.
Figuur 1: direct onder de aandeelhouders brengen van de netbeheerder
Een andere mogelijke route is in figuur 2 geschetst. In deze route wordt niet het netwerk maar het commerciële deel van het huidige geïntegreerde distributiebedrijf afgesplitst. Deze route biedt de huidige aandeelhouders de mogelijkheid tot verkoop van dat commerciële deel en daarmee realiseren zij de tot nu toe opgesloten waarde.
Door de netbeheerder onder de huidige holding te laten kunnen de aandeelhouders naar verwachting de mogelijke negatieve financieel-economische gevolgen zo veel mogelijk voorkomen. Een uitwerking van bovengenoemde situatie is, dat de huidige holding al haar commerciële activiteiten in een commerciële BV of NV onderbrengt. De aandelen van deze entiteit worden afhankelijk van de wensen van de huidige aandeelhouders aan hen of een andere partij verkocht.
Figuur 2: splitsing via oprichting nieuwe vennootschap
Een derde route die mogelijk is en lijkt op de vorige, is een zogenaamde afsplitsing overeenkomstig de regels van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Hierbij worden naar keuze hetzij de NVs of BVs waarin levering, handel en productie plaatsvinden, hetzij de NVs of BVs die als netbeheerder optreedt of optreden, onder een nieuw op te richten vennootschap gebracht.
De aandelen van deze nieuwe vennootschap worden gehouden door die gemeenten en provincies die aandeelhouders zijn van de huidige holding. De nieuwe holding verkrijgt zijn vermogen onder algemene titel van de huidige holding. Deze route is weergegeven in figuur 3.
Figuur 3: afsplitsing conform Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
Ik benadruk dat de hierboven geschetste varianten niet meer zijn dan voorbeelden van de wijze waarop de geïntegreerde distributiebedrijven de beoogde eindsituatie kunnen bereiken waarin zij voldoen aan de genoemde verbodsbepaling. Ook hier geldt, dat er vele wegen zijn die naar Rome leiden. Het is de bedoeling dat de betrokken bedrijven de op maat gesneden variant kunnen kiezen die voor hun specifieke situatie het beste uitpakt.
Het spreekt voor zich dat DTe als toezichthouder de taak heeft om toe te zien op de naleving van de wettelijke regels, inclusief het verbod dat tot splitsing zal leiden.
In overleg met de betrokken bedrijven en DTe zal worden bezien of het nodig is om door middel van overgangsbepalingen en/of overgangstermijnen rekening te houden met specifieke knelpunten als gevolg van het splitsen van bedrijfsvoeringprocessen.
In ieder geval zal zoveel mogelijk voorkomen moeten worden dat de splitsing onnodige en ongewenste consequenties heeft waarvan afnemers de dupe worden.
6. Financieel-economische gevolgen
Het staat vast dat de splitsing kosten met zich mee zal brengen. Mij is op basis van de informatie die ik tot nu toe heb verkregen duidelijk dat de omvang van de kosten en de kans dat zij zich voordoen sterk afhankelijk is van de keuzes die worden gemaakt bij de route om de eindsituatie te bereiken.
Bij de keuzes die ik maak bij de exacte vormgeving van de eindsituatie hebben de financieel-economische aspecten daarom mijn volle aandacht. Ik laat mij daarbij adviseren door nationale en internationale deskundigen. Ik hecht er hierbij aan te benadrukken dat dit niet alleen mijn verantwoordelijkheid is. Ik vertrouw erop dat de energiebedrijven met mij in gesprek blijven om samen te zoeken naar de beste oplossingen. Ik zorg ervoor dat er binnen de regels die in de wet zullen worden opgenomen over de eindsituatie, voldoende ruimte is voor splitsingsmaatwerk.
Het is aan de bedrijven om binnen die ruimte de verstandigste splitsingsmodaliteit te kiezen.
Op basis van mijn huidige inzicht in de materie concludeer ik dat de belangrijkste financieel-economische gevolgen die zich kunnen voordoen, verband houden met wijzigingen in de eigendomsstructuur en de solvabiliteit. Deze wijzigingen kunnen substantiële gevolgen hebben voor de door de energiebedrijven aangegane financiële verplichtingen zoals bijvoorbeeld afgesloten CBL's en voor diverse belastingen.
De energiebedrijven hebben in veel gevallen op hun netwerk- en productieactiva CBL's met Amerikaanse investeerders afgesloten. Het wetsvoorstel kan gevolgen hebben voor deze contracten, variërend van de kosten van heronderhandeling of het moeten verstrekken van aanvullende kredietwaardigheidsbrieven tot boetes of in het uiterste geval vroegtijdige beëindiging. Een en ander is afhankelijk van de gevolgen van het wetsvoorstel op de fiscale positie van de Amerikaanse investeerders. Of bepaalde gevolgen zich voordoen, is afhankelijk van vele factoren. De positionering van het juridische eigendom van de netwerken is daarbij naast kredietwaardigheidsvoorwaarden van groot belang. Ik zal in het wetsvoorstel een eindsituatie voorschrijven die zoveel mogelijk ruimte laat aan de bedrijven voor een herschikking met zo min mogelijk financieel-economische gevolgen. Gesprekken met deskundigen op CBL-gebied hebben mij gesterkt in de overtuiging dat dit mogelijk is. Ook bij eerdere structuurwijzigingen zoals de splitsing van het energiebedrijf EZH en overnames en fusies van energiebedrijven in de laatste jaren, zijn de gevolgen voor de CBL-contracten altijd beperkt geweest. Laat echter geen misverstand bestaan over de verantwoordelijkheid voor de CBL's: die ligt bij de bedrijven. Zij zijn vrijwillig en bewust deze verplichtingen aangegaan, met alle genoten voordelen en huidige risico's van dien.
Fiscale gevolgen van de herschikkingen binnen de bedrijven zijn niet uit te sluiten.
Bij splitsing kunnen fiscale eenheden worden doorbroken. In geval van juridische overdracht van onroerende activa buiten de fiscale eenheid is overdrachtsbelasting verschuldigd. Ook kan de fiscale herwaardering van de activa financiële gevolgen hebben voor de Staat. Ik streef ernaar fiscale gevolgen zoveel mogelijk te vermijden, daarbij uiteraard rekening houdend met de grenzen die de Europese regelgeving aangaande fiscale zaken en staatssteun stelt. Ik voer hierover overleg met mijn collega van Financiën.
Naast bovengenoemde gevolgen hebben reorganisatorische zaken als het wijzigen van organisatorische eenheden, de aanpassing van ICT-systemen, de wijziging van merknamen, de afhandeling van lopende contracten, huisvesting en personeel ook mijn aandacht. Ik zal de komende maanden gebruiken om de door mij geïdentificeerde financieel-economische aandachtsgebieden verder te analyseren. De energiebedrijven hebben via verschillende kanalen bedragen genoemd die volgens hen met deze operatie gemoeid zijn. Ik zie hun onderbouwingen graag tegemoet.
Zoals ik hierboven heb aangegeven speelt de positionering van de juridische eigendom van de netwerken een grote rol bij het al dan niet ontstaan van financiële consequenties van de CBL's op de netwerken. In het door mij voorgestane eindperspectief dient de juridische eigendom van het netwerk zich in beginsel niet buiten de groep te bevinden waar de netbeheerder deel van uitmaakt. Hoe een en ander in regelgeving wordt neergelegd bezie ik nader. Ik ben in ieder geval voornemens de reeds in de wet opgenomen eis dat de economische eigendom van het net bij de netbeheerder moet berusten, op een zodanig moment in werking te laten treden dat vanaf dezelfde datum zowel aan de eis dat de economisch eigendom van het net bij de netbeheerder moet berusten als aan de eisen inzake de gesplitste eindsituatie moet worden voldaan.
Door deze gelijktijdigheid wordt voorkomen dat de bedrijven mogelijk gedwongen worden om twee maal te reorganiseren.
8. Eigendom netbeheerders en privatiseringshorizon
Zoals ik reeds opmerkte, biedt de splitsing aandeelhouders in belangrijke mate meer beschikkingsruimte over hun geïnvesteerd kapitaal in energiebedrijven. Verkoop van de aandelen in de commerciële activiteiten is direct na splitsing mogelijk. Ook kan de netbeheerder desgewenst geherkapitaliseerd worden. Omdat de netbeheerders over het algemeen zeer solvabel zijn, is het mogelijk door middel van herkapitalisatie vreemd vermogen in te brengen en het eigen vermogen als (super)dividend aan de aandeelhouders uit te keren. Bij herkapitalisatie verandert er niets in het aandeelhouderschap.
Op deze manier kunnen aandeelhouders, indien zij dat wensen, op korte termijn een deel van hun geïnvesteerd vermogen uit de onderneming halen.
In de overleggen met aandeelhouders is regelmatig de vraag aan de orde geweest wat het effect van splitsing is op de waarde van de (aandelen van) de energiebedrijven.
Het grootste deel van de waarde van het geïntegreerde energiedistributiebedrijf wordt vertegenwoordigd door de netwerken. Deze waarde wordt voornamelijk bepaald door de regulering door DTe (Regulated Asset Base (RAB) waarde). Het reguleringskader voor DTe ligt vast in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Gelet op de reguleringssystematiek en de wettelijke verankering daarvan, staat de waardering van het netwerk relatief vast. Splitsing brengt hier geen verandering in.
De waarde van het commerciële bedrijf na splitsing is marktafhankelijk en wordt onder andere bepaald door het aantal en de soort potentiële kopers en de strategische premie die zij mogelijk willen bieden aan de verkopende partij. Deze strategische premie is bij splitsing mogelijk groter omdat er daardoor meer potentiële kopers zijn. In de gesprekken die ik met diverse banken heb gevoerd wordt dit beeld bevestigd.
Met betrekking tot het vraagstuk van de eigendom van de aandelen in de netbeheerders het volgende. In de brief van 31 maart jl. heb ik aangegeven dat de splitsing van de energiebedrijven uiterlijk 1 januari 2007 voltooid dient te zijn en dat daarna een besluit moet worden genomen over het al dan niet privatiseren van de regionale netbeheerders. Uit de vele gesprekken die ik met aandeelhouders heb gevoerd, blijkt dat zij een sterke behoefte hebben aan snelle duidelijkheid over de vraag of, en zo ja wanneer en onder welke voorwaarden, men de aandelen in de netbeheerder kan vervreemden. Splitsen met alleen het vooruitzicht het commerciële deel te kunnen verkopen en de netbeheerder te kunnen herkapitaliseren, zonder duidelijkheid over mogelijke privatisering van de netbeheerders, is voor veel aandeelhouders onbevredigend. Veel aandeelhouders zijn van mening dat heldere wet- en regelgeving en een scherp toezicht op de handhaving daarvan, noodzakelijke en voldoende voorwaarden zijn om de publieke belangen die bij het netbeheer in het geding zijn, na de splitsing te waarborgen. Aandeelhouders vragen het kabinet op grond hiervan de consequentie te trekken en privatisering van de netbeheerder na splitsing toe te staan.
Ik ben van mening dat het op korte termijn bieden van een duidelijk privatiseringsperspectief voor aandeelhouders het splitsingsproces ten goede zal komen.
Ik denk daarbij aan het toestaan van minderheidsprivatisering van de netbeheerders zodra door de bedrijven aan de splitsingsvoorwaarden is voldaan.
Wat mij betreft kan dit dan ook vóór 1 januari 2007. Ik wil bezien of naast de eis van splitsing aanvullende eisen nodig zijn om een onafhankelijk functioneren van de netbeheerder te waarborgen, hetzij in wetgeving, hetzij in privatiseringsvoorwaarden. Begin volgend jaar zal ik uw Kamer hierover nader informeren.
Van belang bij privatisering is overigens, dat het op basis van Europese regelgeving alleen mogelijk is bedrijven die actief zijn in de levering, handel en productie van elektriciteit of gas uit te sluiten van het (indirect) verwerven van aandelen in netbeheerders. Het in wet- en regelgeving vastleggen van andere restricties, zoals bijvoorbeeld de beperking van de toekomstige kring van aandeelhouders tot institutionele beleggers, zijn niet mogelijk. Een dergelijke beperking zou onverenigbaar zijn met het vrij verkeer van kapitaal, aangezien er geen dwingende redenen van algemeen, niet-economisch belang zijn, die deze restrictie zouden rechtvaardigen.
Door middel van deze brief heb ik u inzicht gegeven in de wijze waarop naar mijn overtuiging het beste invulling kan worden gegeven aan het besluit de geïntegreerde energiedistributiebedrijven te splitsen. Ik verwacht het wetsvoorstel dat de splitsing zal bewerkstelligen aan het einde van dit jaar gereed te hebben voor behandeling in de ministerraad. Om te komen tot een goed wetsvoorstel zal ik ook de komende maanden intensief blijven overleggen met de betrokken bedrijven, hun aandeelhouders en deskundigen. De financieel-economische gevolgen van het wetsvoorstel voor de bedrijven, zullen in dat overleg een belangrijke rol spelen. Parallel aan dit traject zal ik een visie op de privatisering van de netbeheerders uitwerken. Begin volgend jaar zal ik uw Kamer daar over informeren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28982-29.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.