28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 273 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2010

In november 2009 heeft Detailhandel Nederland een rapportage «Itinerant groups target stores in European Union, an urgent cross-border problem» uitgebracht. Hierbij treft mijn reactie op dit rapport aan, zoals verzocht door de vaste Kamercommissie voor Justitie.

Onderzoek naar mobiel banditisme

Door middel van dit onderzoek vraagt Detailhandel Nederland aandacht voor de winkeldiefstallen die gepleegd worden door rondtrekkende bendes. Dit fenomeen komt zowel in Nederland als in de rest van Europa voor. Het rapport onderscheidt twee types rondtrekkende bendes. Ten eerste zijn er een aantal bendes die werken via het hit and run principe. Hierbij reist een groep van een man of drie naar West-Europa, voert de diefstallen uit en verdwijnt binnen een dag weer naar het thuisland. Vaak is dit Polen of een van de Baltische landen, tegenwoordig ook Roemenië en Bulgarije. Het tweede type bende is beter georganiseerd. Een groep bendeleden, behorende tot een criminele organisatie die in sommige gevallen wel 75 man groot is, trekt hierbij enkele weken door West-Europa. De meeste groepen bestaan uit twee tot vijf personen (voornamelijk jonge mannen) met een duidelijke taakverdeling. Sommigen leiden het personeel af terwijl anderen de goederen stelen.

Volgens de onderzoekers speelt het probleem van de rondtrekkende bendes in alle West-Europese landen. In de meeste landen neemt de omvang van het probleem toe, echter in Duitsland en België lijkt het probleem zich gestabiliseerd te hebben. Het rapport geeft hier geen oorzaak voor. Volgens het rapport bedraagt de schade in Nederland als gevolg van winkeldiefstallen en inbraken door rondtrekkende bendes jaarlijks zo’n 250 miljoen euro. De bendes zijn voornamelijk geïnteresseerd in cosmetica, kleding en doehetzelfartikelen. In het rapport wordt vermeld dat naar schatting zo’n 35% van de winkeldiefstallen door mobiele bendes wordt gepleegd.

Het rapport doet aanbevelingen op drie niveaus. Op lokaal niveau is het volgens de onderzoekers van belang dat de detailhandel blijft investeren in preventieve maatregelen, door bijvoorbeeld het personeel te trainen of te investeren in technische hulpmiddelen. Verder moeten overheid en bedrijfsleven beter samenwerken bij de aanpak van mobiele bendes. Ook zou het Openbaar Ministerie (OM) altijd een opsporingsonderzoek moeten starten als er sprake is van een rondtrekkende bende. Op nationaal niveau moet een risico-analyse worden gemaakt en een nationaal team worden opgericht. Tot slot wordt er ook een aantal aanbevelingen op Europees niveau gedaan. De lidstaten zouden moeten aandringen op meer onderzoek naar het fenomeen door Europol. Er zou een Joint Investigation Team voor mobiele bendes moeten worden opgericht en «best practices» zouden vaker uitgewisseld moeten worden.

Reactie op het rapport

Ondanks de in de afgelopen jaren geboekte successen bij het bestrijden van winkelcriminaliteit zijn winkeliers vaker slachtoffer van criminaliteit dan ondernemers in andere sectoren. Winkelcriminaliteit wordt door verschillende soorten daders gepleegd. Er zijn de zogenaamde gelegenheidsdieven, de veelplegers, en ook de rondtrekkende bendes. Dit rapport geeft inzicht in het probleem dat de rondtrekkende bendes vormen.

Om de winkelcriminaliteit effectief te bestrijden is het nodig dat de overheid en bedrijfsleven samen blijvend inzetten op preventie, hiertoe goed samenwerken en informatie met elkaar delen. De aanpak van overvallen door middel van een landelijke Taskforce Overvallen is een goed voorbeeld van een dergelijke publiek – private samenwerking. Ook de aanpak van winkelcriminaliteit is publiek-privaat ter hand genomen. Zo hebben de overheid en detailhandel eind 2008 gezamenlijk een Convenant Aanpak Winkelcriminaliteit deel 3 gesloten. Doel van dit convenant is de winkelcriminaliteit verder terug te dringen door middel van een aantal preventieve maatregelen. Dit heeft er inmiddels toe geleid dat een waarschuwingsregister is ontwikkeld voor frauderend personeel en dat een subsidieregeling voor winkelstraatmanagers is ontwikkeld. Daarnaast is in 2009 met vertegenwoordigers van een aantal grote winkelketens, de politie en het OM overlegd hoe gezamenlijk een extra intensivering kon worden gepleegd om het aantal winkeldiefstallen te reduceren. Afgesproken is om in 2009 en 2010 aanvullend op het convenant tien proeftuinen uit te voeren, waarin verschillende preventieve maatregelen, al dan niet in combinatie, worden ingezet.

Een van de proeftuinen, is gericht op de aanpak van rondtrekkende bendes. Doel van de proeftuin is het beter uitwisselen van informatie tussen bedrijfsleven en politie. De grote winkelketens hebben aangegeven dat zij veel informatie hebben over rondtrekkende bendes en die graag met de politie willen delen. In de proeftuin wordt een ketenbenadering ontwikkeld waarbij informatie vanuit de detailhandel, politie en het OM wordt gecombineerd. Op deze wijze wordt voorzien in een effectieve wijze van omgaan met rondtrekkende bendes, om virtueel en fysiek «mee te hoppen met deze bendes. Bij het KLPD is een speciale database ingericht waarin gegevens over incidenten bij de winkelketens worden opgenomen. Deze worden geanalyseerd en gematched met andere politie informatie. Dit leidt tot inzicht in nieuwe patronen, die vervolgens worden teruggekoppeld naar de detailhandel, zodat de bedrijven hierop hun preventieve maatregelen kunnen afstemmen.Een ander voordeel van hetgoed in kaart brengen van de bendes en hun modus operandi is dat de risico’s die rondtrekkende bendes opleveren beter worden ingeschat en er betere afweging kan worden gemaakt of de aanpak van een dergelijke bende al dan niet prioriteit in de opsporing moet krijgen. De informatie-uitwisseling is in maart 2010 voorbereid, waarna deze in de maanden april tot en met juni wordt uitgetest.

Om de inzet van preventieve maatregelen bij kleine bedrijven te bevorderen, heeft de minister van Justitie samen met de toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken voor 2011 middelen vrijgemaakt om de regeling Veiligheid Kleine Bedrijven ook in 2011 in stand te houden. Hiermee wordt het voor kleine bedrijven interessanter te investeren in preventieve maatregelen, omdat zij deze investering doen op basis van een onafhankelijke veiligheidsscan waarvoor de regeling subsidie geeft.

Op nationaal niveau geeft het rapport als voornaamste aanbeveling een nationaal team in te stellen. De aanpak van het probleem van rondtrekkende bendes is binnen de huidige opsporingsstructuur voldoende geborgd. Het Nationaal Dreigingsbeeld verschaft belangrijke input voor de formulering van de landelijke prioriteiten. Het bovenregionaal recherche overleg (BRO) en de regionale driehoek bepalen de (boven)regionale prioriteiten. Wanneer feiten en omstandigheden in relatie tot mobiel banditisme ertoe nopen, kan het BRO besluiten om een (tijdelijk) projectteam te formeren conform de reguliere wegingsmethoden van het BRO. Zo heeft er reeds in het verleden bij de Bovenregionale Recherche (BR) een dergelijk team gefunctioneerd (Polaris) dat zich met name richtte op de rondtrekkende bendes.

Om op Europees niveau rondtrekkende bendes aan te pakken zou door de Europese landen beter samengewerkt moeten worden en zouden best practices vaker uitgewisseld moeten worden. Het rapport noemt onder meer Europol en gemeenschappelijke onderzoeksteams als mogelijkheden in de aanpak van mobiel banditisme op Europees niveau. EU-prioriteiten op het gebied van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit worden tweejaarlijks vastgesteld op basis van het Organised Crime Threat Assessment van Europol. De huidige EU-prioriteiten – drugshandel, mensenhandel, fraude, corruptie en witwassen – lopen tot in 2011 door. Desondanks kan er worden samengewerkt in het kader van de analysebestanden van Europol, waarbij aspecten van mobiel banditisme reeds worden meegenomen in enkele analysebestanden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid, waar nodig, het Europol Informatiesysteem te gebruiken, waarin basale opsporingsinformatie wordt ingevoerd zodat verbanden tussen verschillende onderzoeken worden gesignaleerd. Gemeenschappelijke onderzoeksteams worden, waar nodig en bij voldoende aanknopingspunten, ingezet als een mogelijk EU-instrument, waardoor rondtrekkende bendes op alle niveaus (regionaal, nationaal en internationaal) aangepakt worden.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Naar boven