Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2012
Op 13 maart 2012 heb ik naar aanleiding van vragen van het lid Snijder-Hazelhoff uw
Kamer geïnformeerd over de «risico’s voedselveiligheid door Pools strooizout». De
vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft de Staatsecretaris
van EL&I naar aanleiding hiervan per brief op 21 maart 2012 verzocht om een aanvullende
brief aan de Kamer te sturen en daarin de onderstaande twee vragen te beantwoorden.
Aangezien deze vragen binnen mijn beleidsverantwoordelijkheid vallen heb ik de beantwoording
van deze vragen overgenomen.
1. Wat is de rol en controlefunctie van de NVWA bij de import van producten in Nederland?
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is actief betrokken bij de import
van levensmiddelen uit derde landen (niet EU-landen). Bij producten die afkomstig
zijn uit andere lidstaten wordt niet gesproken over import. Immers, deze producten
mogen in de Europese Unie, zonder binnengrenzen, vrij worden verhandeld. De NVWA bemonstert
wel steekproefsgewijs producten uit andere lidstaten maar het principe van de Europese
wetgeving geeft aan dat elke lidstaat zelf de controles uitvoert op de in de betreffende
lidstaat geproduceerde producten.
Anders ligt dat bij producten uit derde landen. Hier is een steeds groter aantal Europese
verordeningen van toepassing die de autoriteiten aan de buitengrenzen verplicht van
een bepaald product een vastgesteld percentage te controleren. Afhankelijk van het
product kan dit percentage oplopen tot soms wel 100%.
De NVWA werkt, om deze controles te kunnen uitvoeren, hierbij zeer nauw samen met
de Nederlandse douane. Ook voert de NVWA controles uit op producten die niet zijn
geregeld via Europese wetgeving. Dit geschiedt steeds risicogebaseerd. Een voorbeeld
is de controle op groente en fruit uit Vietnam in verband met de aanwezigheid van
residuen van bestrijdingsmiddelen.
2. Hoe is de kwaliteit van de controle op voedselveiligheid in andere lidstaten gewaarborgd?
Na de grote crises aan het begin van dit millennium (zoals BSE, dioxinen) en het toen
sterk afgenomen consumentenvertrouwen heeft de Europese Commissie een start gemaakt
met de harmonisatie van wetgeving op het terrein van diervoeder- en voedselveiligheid.
De diervoeder- en voedselveiligheid in Europa is nu geregeld door een stelsel van
verordeningen, die directe werking hebben in alle lidstaten. In deze verordeningen
zijn verantwoordelijkheden vastgelegd van het bedrijfsleven, maar ook van de bevoegde
autoriteiten die de officiële controles op naleving van de wetgeving moeten uitvoeren.
Tevens is hierin het Rapid Alert System Food and Feed (RASFF) vastgelegd, het «snelmeldsysteem»
tussen lidstaten indien er onveilige diervoeders of levensmiddelen op de markt zijn
gebracht. Dit «snelmeldsysteem» moet er voor zorgen dat onveilige producten snel van
de markt gehaald kunnen worden om een hoge mate van bescherming te kunnen bieden aan
de consument.
De wetgeving is nu in alle lidstaten gelijk, met zeer beperkte ruimte voor eigen interpretatie
door de lidstaten. Onderdeel van het stelsel is de zgn. Controleverordening (EG) nr.
882/2004, die regelt op welke wijze het toezicht op naleving van wetgeving door de
bevoegde autoriteiten dient plaats te vinden. Lidstaten dienen een Meerjaren Nationaal
Controle Plan op te stellen waarin nauwkeurig het stelsel van officiële controles
(het toezicht) wordt beschreven. Deze Nationale Controle Plannen zijn openbaar en
worden beoordeeld door de FVO (Food and Veterinairy Office, de auditafdeling van de
Europese Commissie). De FVO beoordeelt tevens of lidstaten zich aan de afspraken uit
de Controleverordening houden. Zij bezoeken daartoe de lidstaten, beoordelen de procedures
en werkwijzen van bevoegde autoriteiten, de corrigerende maatregelen die genomen worden
in bedrijven en daarmee uiteindelijk de effectiviteit van de officiële controles.
De bevindingen worden gerapporteerd aan de Europese Commissie en worden daarna openbaar
gemaakt.
Het hele stelsel aan verordeningen, de Meerjaren Nationaal Controle Plannen en de
controlebezoeken van de FVO moeten lidstaten elkaar het vertrouwen geven dat in Europa
diervoeders en levensmiddelen veilig zijn. De hele voedselketen valt onder dit stelsel,
zowel de primaire productie, de import, de productie, de opslag en handel en uiteindelijk
de verkoop aan de consument.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. I. Schippers