Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 augustus 2010
In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 juni 2010 is gesproken
over het «Actief Biologisch Beheer». In dit kader heeft de commissie verzocht om een stand van zakenbrief over de uitvoering
van de motie Jacobi/Koppejan (Kamerstuk 21 501-32, nr. 393). Aangezien dit onderwerp deel uit maakt van het beleidsterrein van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, geef ik hierbij
gehoor aan dit verzoek.
De motie Jacobi (PvdA) en Koppejan (CDA) (21 501-32, nr. 393):
verzoekt de regering aan de toepassing van Actief Biologisch Beheer strenge nadere voorwaarden te stellen gericht op het verkrijgen
van een duurzaam zichzelf in stand houdende, ecologisch gewenste toestand en totdat deze voorwaarden zijn vastgesteld geen
Actief Biologisch Beheer toe te passen; verzoekt de regering voorts beheervisserij met louter als doel helder water te verkrijgen,
te verbieden.
Op 17 mei bent u geïnformeerd over het voorgenomen overleg tussen de betrokken partijen (32 123 XIV, nr. 201). Inmiddels heeft dat overleg plaatsgevonden en is er overeenstemming bereikt over de voorwaarden waaraan voldaan moet worden
voordat een dergelijke maatregel uitgevoerd mag worden.
Ten aanzien van de toepassing van Actief Biologisch Beheer (omschreven als het éénmalig wegvangen van een substantieel deel
van de visstand) worden de volgende voorwaarden onderscheiden:
Actief Biologisch Beheer dient zeer terughoudend te worden toegepast en alleen als de omstandigheden voldoende basis bieden
voor de ecologisch gewenste toestand. De benodigde omstandigheden ten aanzien van nutriënten en inrichting van het watersysteem
zijn beschreven in:
a. de Handleiding Actief Biologisch Beheer (1992; ISBN 90 800120.5X) voor een integrale visie;
b. b. het rapport «Van helder naar troebel ... en weer terug» (STOWA 2008-4, ISBN 978.90.5773 386.4) voor een nadere uitwerking
van de relatie tussen nutriënten en inrichting.
c. Verder moet ook rekening worden gehouden met de invloed van factoren als scheepvaart, watervogels en het peilbeheer op de
bodemwoeling en eutrofiëring.
De uitwerking van de randvoorwaarden voor een specifiek watersysteem dient transparant te worden vastgelegd in een projectplan.
Betrokkenheid van de visrechthebbenden en van de Visstandbeheercommissies bij de totstandkoming van het projectplan is van
groot belang.
Om te voorkomen dat er onnodig vis wordt verwijderd, dient er enige jaren gewacht te worden met Actief Biologisch Beheer nadat
aan bovengenoemde randvoorwaarden is voldaan.
Chemische- en hydromorfologische kenmerken van een watersysteem zijn in hoofdzaak bepalend voor de planten en dieren die er
voorkomen. Bij verandering van deze kenmerken kan het enige tijd duren voordat zich een nieuw evenwicht instelt. Indien de
gewenste visstand vanzelf ontwikkelt bij de gewijzigde randvoorwaarden, kan wegvissen als aanvullende maatregel achterwege
blijven.
Een goede monitoring is gewenst om het effect van de maatregelen te evalueren. Dit draagt bij aan de verdere optimalisatie
van het pakket aan maatregelen.
Actief Biologisch Beheer mag alleen worden toegepast indien er een geschikte bestemming voor de vis is gevonden. Te denken
valt daarbij aan visproducten. Bij het weer uitzetten van vis moet nadrukkelijk rekening gehouden worden met de doelstellingen
van het betreffende water, het welzijn van de vis en visziekten.
Ten aanzien van beheervisserij (een terugkerende visserij met als nevendoelstelling het verbeteren van de waterkwaliteit)
dient een integrale afweging in de Vistandbeheercommissies plaats te vinden. De uitkomst hiervan dient te worden vastgelegd
in het visplan. Hierbij worden de belangen afgewogen en er mag geen sprake zijn van louter als doel helder water te verkrijgen.
Deze informatie is gepubliceerd op de website van de Visstandbeheerscommissies en is daarmee toegankelijk voor de waterbeheerders
en visrechthebbenden (http://www.visstandbeheercommissie.nl/actueel/22/uitkomst-politieke-discussie-over-verwijderen-van-vis.html).
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings