Besluit van 10 oktober 2014 tot het stellen van nadere regels ten aanzien van de verstrekking van koopkrachttegemoetkomingen aan lage inkomens in 2014 (Besluit koopkrachttegemoetkoming lage inkomens)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 september 2014, nr. 2014001624;

Gelet op artikel 36a, tweede lid, van de Wet werk en bijstand;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 24 september 2014, no. W12.14.0317);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 oktober 2014, nr. 2014-0000142561;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. college:

college van burgemeester en wethouders van de gemeente, waar een persoon als bedoeld in artikel 36a, eerste lid, van de wet op 1 september 2014 woonplaats heeft;

b. koopkrachttegemoetkoming:

de koopkrachttegemoetkoming, bedoeld in artikel 36a, eerste lid, van de wet;

c. SVB:

de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

d. wet:

Wet werk en bijstand.

Artikel 2. Vaststelling van het recht op koopkrachttegemoetkoming

  • 1. Voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van de koopkrachttegemoetkoming geldt als peildatum 1 september 2014.

  • 2. Voor de bepaling van de hoogte van het inkomen, bedoeld in artikel 36a, eerste lid, van de wet geldt als peilmaand september 2014.

  • 3. Het college verstrekt de koopkrachttegemoetkoming in 2014.

  • 4. Het college stelt het recht op een koopkrachttegemoetkoming op aanvraag, dan wel ambtshalve vast.

  • 5. Het college maakt regels bekend over de wijze van aanvraag van een koopkrachttegemoetkoming, die niet ambtshalve wordt verstrekt.

  • 6. In afwijking van het derde lid verstrekt de SVB de koopkrachttegemoetkoming in 2014 ambtshalve aan personen als bedoeld in artikel 36a, eerste lid, van de wet, die op 1 september 2014 recht hebben op algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen op grond van artikel 47a van de wet.

Artikel 3. Financiering en verantwoording

  • 1. Onze Minister verstrekt in 2014 ten laste van ’s Rijks kas aan de SVB een uitkering voor de lasten van de door de SVB betaalde koopkrachttegemoetkomingen en de daaraan verbonden uitvoeringskosten.

  • 2. Ten aanzien van de bekostiging en verantwoording door de SVB is paragraaf 2 van afdeling 4 van hoofdstuk 5 van de Regeling Wfsv van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In de jaren 2014 en 2015 worden de lasten en uitvoeringskosten, bedoeld in het eerste lid, inbegrepen in de baten en lasten, bedoeld in de artikelen 5.43 en 5.47 van de Regeling Wfsv, en bij het voorschot, bedoeld in artikel 5.44 van de Regeling Wfsv.

Artikel 4. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens in werking treedt.

Artikel 5. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit koopkrachttegemoetkoming lage inkomens.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 10 oktober 2014

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Uitgegeven de zeventiende oktober 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens bevat de grondslag in de Wet werk en bijstand (WWB) voor het recht van personen met een inkomen van ten hoogste 110 procent van de voor de desbetreffende gehuwde, alleenstaande ouder of alleenstaande van toepassing zijnde bijstandsnorm op een koopkrachttegemoetkoming in het kalenderjaar 2014. Het betreft een koopkrachttegemoetkoming van 100 euro voor een paar, 90 euro voor een alleenstaande ouder en 70 euro voor een alleenstaande. Het onderhavige besluit bevat nadere regels voor de verstrekking van deze koopkrachttegemoetkoming in het kalenderjaar 2014 aan deze personen.

De verstrekking van de koopkrachttegemoetkoming vindt plaats door de gemeente waar de belanghebbende woonachtig is. Echter, voor zover dit personen met een Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (Aio) betreft, geschiedt de verstrekking door de Sociale verzekeringsbank (SVB).

Doelgroep

De doelgroep van de koopkrachttegemoetkoming bestaat uit circa 874.000 huishoudens met een inkomen tot ten hoogste 110% van het sociaal minimum. Deze groep bestaat uit1:

  • circa 393.000 huishoudens met een WWB-uitkering (tot 65 jaar);

  • circa 16.000 huishoudens met een IOAW- of IOAZ-uitkering;

  • circa 46.000 huishoudens met een Aio-uitkering (65 jaar en ouder)

  • circa 419.000 huishoudens met een inkomen tot ten hoogste 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, maar zonder bijstandsuitkering.

Aan de 455.000 huishoudens met een WWB-, Aio-, IOAW- of IOAZ-uitkering kan de koopkrachttegemoetkoming ambtshalve worden toegekend. Aan de overige 419.000 huishoudens kan de koopkrachttegemoetkoming eveneens ambtshalve worden toegekend, indien de relevante getoetste inkomensgegevens reeds bij de gemeente bekend zijn, bijvoorbeeld in het kader van de bijzondere bijstand of het gemeentelijk minimabeleid. In de overige gevallen kan een belanghebbende een aanvraag indienen op een door het college nader bekend te maken wijze.

2. Uitkeringslasten en uitvoeringskosten

Het kabinet heeft in de begroting 2014 een bedrag van € 70 miljoen gereserveerd voor een eenmalige koopkrachttegemoetkoming voor de laagste inkomensgroepen2. Binnen het beschikbare budget van € 70 miljoen is € 10 miljoen voorzien voor de uitvoeringskosten.

Voor de uitvoering van de koopkrachttegemoetkoming is een bedrag van € 66 miljoen beschikbaar voor de colleges. Het betreft een (ongedeeld) bedrag voor zowel de te verstrekken koopkrachttegemoetkomingen als de uitvoeringskosten.

Voor de ambtshalve verstrekking van de koopkrachttegemoetkoming aan Aio-gerechtigden door de SVB is een bedrag van € 4 miljoen beschikbaar, waarvan € 0,2 miljoen voor uitvoeringskosten.

3. Financiering en verantwoording uitvoering

Een college van burgemeester en wethouders ontvangt middelen voor de lasten van de door het college uitbetaalde koopkrachttegemoetkomingen en voor de daaraan verbonden uitvoeringskosten.

De financiering van deze regeling vindt plaats via een zogenoemde decentralisatie-uitkering uit het gemeentefonds. Een bedrag van € 66 miljoen zal door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden toegevoegd aan het gemeentefonds. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal deze middelen verdelen over de colleges aan de hand van de verdeelmaatstaf aantal huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum per 1 januari 2012 (afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek), waarbij – om te voorkomen dat de kleinste gemeenten vanwege het afgeronde karakter van deze cijfers geen budget ontvangen – het minimum aan een college toe te kennen bedrag wordt gesteld op € 2.500. Met deze verdeelmaatstaf wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de daadwerkelijk te verwachten uitkeringslasten en uitvoeringskosten per gemeente. Gemeenten worden over het toe te kennen bedrag per gemeente geïnformeerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de septembercirculaire gemeentefonds 2014. De financiering via het gemeentefonds impliceert dat door gemeenten geen aparte financiële verantwoording aan het Rijk zal worden afgelegd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verstrekt voorts ten laste van ’s Rijks kas aan de SVB de middelen voor de lasten van de door de SVB uitbetaalde koopkrachttegemoetkomingen en de daaraan verbonden uitvoeringskosten. Het betreft een bedrag van € 4 miljoen. De SVB legt hierover financiële verantwoording af aan het Rijk, conform de wijze die bij de Aio gebruikelijk is. De uitvoeringskosten worden gefinancierd op grond van artikel 45 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

4. Administratieve lasten

Gemeenten kunnen het recht op een koopkrachttegemoetkoming vaststellen op schriftelijke aanvraag, maar – indien de relevante getoetste inkomensgegevens van de rechthebbende bij de gemeente bekend zijn – ook ambtshalve. Het ligt in de lijn der verwachting dat gemeenten daar waar mogelijk zullen overgaan tot ambtshalve verstrekking van de koopkrachttegemoetkoming, niet alleen omdat aan deze wijze van verstrekking geen administratieve lasten voor de rechthebbende verbonden zijn, maar ook omdat ambtshalve verstrekking gepaard gaat met de minste uitvoeringskosten voor gemeenten. Ambtshalve verstrekking van de koopkrachttegemoetkoming is in ieder geval mogelijk aan de personen met een uitkering op grond van de WWB, IOAW of IOAZ, omdat gemeenten reeds beschikken over de relevante getoetste inkomensgegevens van hun doelgroep. Aan personen met een Aio wordt de koopkrachttegemoetkoming ambtshalve verstrekt door de SVB. Met de ambtshalve toekenning en betaling van een koopkrachttegemoetkoming aan de 455 duizend huishoudens met een WWB-, Aio-, IOAW- of IOAZ-uitkering zijn voor de rechthebbenden geen administratieve lasten gemoeid.

De overige 419 duizend huishoudens met een inkomen tot ten hoogste 110% van het sociaal minimum kunnen de koopkrachttegemoetkoming aanvragen bij hun gemeente. Bij dit aantal is geen rekening gehouden met het feit dat van een onbekend aantal van deze huishoudens de relevante getoetste inkomensgegevens reeds bij de gemeente bekend zijn, zodat ook aan deze huishoudens de koopkrachttegemoetkoming ambtshalve – dus zonder administratieve lasten voor de rechthebbenden – kan worden toegekend.

Uitgaande van een verwacht niet-gebruik van 30% van deze 419 duizend huishoudens is het daadwerkelijke aantal aanvragers geraamd op 293 duizend huishoudens. Met deze aanvraag van de koopkrachttegemoetkoming zijn voor deze rechthebbenden wel eenmalig administratieve lasten gemoeid, die naar verwachting beperkt zullen zijn. Op macroniveau gaat het bij deze 293 duizend huishoudens om circa 445 duizend uren en circa € 245 duizend aan administratieve lasten.

Het besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten van bedrijven.

5. Uitvoering

De uitvoering van het onderhavige besluit is opgedragen aan de colleges en aan de SVB.

De uitbetaling van de koopkrachttegemoetkoming vindt plaats in het kalenderjaar 2014. Daarbij hebben de colleges en de SVB beleidsvrijheid om zelf te bepalen wanneer binnen dat kalenderjaar de koopkrachttegemoetkoming wordt uitbetaald. De verstrekking van de koopkrachttegemoetkoming vindt plaats door middel van een afzonderlijk uitkeringsproces met afzonderlijke beschikkingen, mogelijkheid van bezwaar en beroep en verplichte terugvordering bij fraude

6. Ontvangen commentaren

Het besluit is voorgelegd aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Uitvoeringspanel gemeenten, de SVB en de Inspectie SZW.

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

De VNG acht de in het besluit opgenomen regels helder voor gemeenten. De VNG maakt zich wel zorgen over de relatief korte uitvoeringsperiode die gemeenten krijgen om de koopkrachttegemoetkoming handen en voeten te geven, waarbij de standaardperiode van drie maanden tussen wet en uitvoering niet wordt gehaald.

De VNG gaat ervan uit dat het Inlichtingenbureau aangeeft aan wie de SVB de koopkrachttegemoetkoming verstrekt, zodat dubbele verstrekking van de koopkrachttegemoetkoming kan worden voorkomen. Ook gaat de VNG ervan uit dat de bekostiging van de koopkrachttegemoetkoming nog kan worden geregeld via de septembercirculaire gemeentefonds 2014. Ten slotte gaat de VNG ervan uit dat het ministerie van SZW tijdig informatie aan gemeenten verstrekt over de uitvoering van de koopkrachttegemoetkoming via het SZW-gemeenteloket.

Gemeenten hebben via Suwinet-Inkijk inzicht in de personen aan wie de SVB per 1 september 2014 een Aio-uitkering verstrekt, waarbij gemeenten ervan uit mogen gaan dat de SVB aan deze personen ook een koopkrachttegemoetkoming verstrekt. Daarnaast kunnen gemeenten ook via het Inlichtingenbureau een bestand downloaden met de personen in de betreffende gemeente aan wie de SVB per 1 september 2014 een Aio-uitkering heeft verstrekt. Bekostiging van de koopkrachttegemoetkoming zal tijdig worden gerealiseerd via de septembercirculaire gemeentefonds 2014 van de minister van BZK. Zoals afgesproken met de VNG zal het ministerie van SZW zorg dragen voor de informatievoorziening aan gemeenten via het SZW-gemeenteloket.

Uitvoeringspanel Gemeenten

Het Uitvoeringspanel Gemeenten acht het besluit uitvoerbaar.

Sociale verzekeringsbank

De SVB acht het besluit invoerbaar en uitvoerbaar op de beoogde datum van inwerkingtreden. De SVB zal de koopkrachttegemoetkoming eind oktober 2014 ambtshalve verstrekken aan alle personen met een recht op Aio op de peildatum 1 september 2014.

De SVB merkt nog op dat als achteraf blijkt dat er geen recht op Aio bestond, dat de SVB de onverschuldigd betaalde koopkrachttegemoetkoming zal terugvorderen in geval van overtreding van de inlichtingenplicht. Een overtreding van de inlichtingenplicht in het kader van de koopkrachttegemoetkoming 2014 betekent – als gevolg van de ambtshalve verstrekking van de koopkrachttegemoetkoming – ook een overtreding van de inlichtingenplicht in het kader van de Aio. Omdat in dergelijke gevallen niet twee keer voor dezelfde overtreding een boete kan worden opgelegd, zal de SVB in voorkomende gevallen alleen een boete opleggen voor het overtreden van de inlichtingenplicht in het kader van Aio. De regering deelt de zienswijze van de SVB dat enerzijds niet twee keer voor dezelfde overtreding een boete kan worden opgelegd en dat anderzijds zowel de Aio als de koopkrachttegemoetkoming teruggevorderd dienen te worden. Van schending van de inlichtingenplicht in de WWB kan pas sprake zijn indien sprake is van feiten en omstandigheden, die van belang zijn voor de uitkering en die redelijkerwijs duidelijk moeten zijn voor betrokkene.

In het kader van de handhaafbaarheid voorziet de SVB geen bijzondere risico’s bij de ambtshalve verstrekking van de koopkrachttegemoetkoming door de SVB. Wel voorziet de SVB het risico dat personen die een koopkrachttegemoetkoming van de SVB ontvangen, of hun partner, ook een aanvraag bij de gemeente doen. De SVB geeft daarbij aan dat gemeenten dubbele betaling kunnen voorkomen door via Suwinet-inkijk of via het Inlichtingenbureau vast te stellen of de betrokkene of de partner een Aio en derhalve een koopkrachttegemoetkoming van de SVB ontvangt. De SVB levert de hiervoor benodigde gegevens periodiek aan Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) en het Inlichtingenbureau gemeenten. De regering deelt de zienswijze van de SVB dat de meerwaarde van gegevensaanlevering over specifiek de personen die van de SVB een koopkrachttegemoetkoming ontvangen ten opzichte van de reguliere gegevensaanlevering over de personen die van de SVB een Aio ontvangen, zeer beperkt en daarmee niet nodig is.

Ten slotte is naar aanleiding van een opmerking van de SVB de formulering van artikel 3, tweede lid, verduidelijkt.

Inspectie SZW

Het besluit heeft de Inspectie SZW geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen voor wat betreft de toezichtbaarheid.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1 bevat enkele algemene definities waardoor de overige artikelen eenvoudiger leesbaar worden, alsmede een voor het onderhavige besluit toe te passen definitie van college. Het college van burgemeester en wethouders dat een koopkrachttegemoetkoming verstrekt is het college van de gemeente waar een belanghebbende op 1 september 2014 woonplaats heeft.

Artikel 2. Vaststelling van het recht op koopkrachttegemoetkoming

In het eerste lid van artikel 2 is bepaald dat 1 september 2014 als peildatum geldt voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van een koopkrachttegemoetkoming. Daarbij is gekozen voor een peildatum die dicht ligt bij het moment van de uitvoering van de koopkrachttegemoetkoming.

De peildatum van 1 september 2014 is bijvoorbeeld van belang om de leeftijd en huishoudenssituatie (i.c. gehuwd, alleenstaande ouder of alleenstaande) te kunnen bepalen, op grond waarvan het recht op en de hoogte van de koopkrachttegemoetkoming worden vastgesteld.

Met het vaststellen van een peildatum wordt tevens voorkomen dat tussen gemeenten onderling en tussen gemeenten en de SVB gegevensuitwisseling dient plaats te vinden om dubbele toekenning te voorkomen.

Op grond van de Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens bestaat de doelgroep van de koopkrachttegemoetkoming uit personen met een inkomen van maximaal 110% van de voor de desbetreffende gehuwde, alleenstaande ouder of alleenstaande van toepassing zijnde bijstandsnorm. De hier bedoelde bijstandsnorm is de norm, bedoeld in Hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 van de WWB, verhoogd met de maximale toeslag, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de WWB.

In het tweede lid van artikel 2 is bepaald dat september 2014 als peilmaand geldt voor de bepaling van de hoogte van het inkomen, en voor de bepaling of het inkomen van de belanghebbende niet meer bedraagt dan 110% van de desbetreffende bijstandsnorm.

Het derde lid van artikel 2 bepaalt dat het college de koopkrachttegemoetkoming verstrekt. Een uitzondering geldt voor de verstrekking van een koopkrachttegemoetkoming aan personen met een Aio-uitkering.

Het vierde lid van artikel 2 bepaalt dat verstrekking van een koopkrachttegemoetkoming door het college ambtshalve kan plaats vinden, dan wel op schriftelijke aanvraag. Zoals in het algemeen deel van de toelichting is vermeld ligt het in de lijn der verwachting dat ambtshalve verstrekking plaats vindt aan personen behorend tot de doelgroep, van wie de relevante getoetste inkomensgegevens bij het desbetreffende college reeds bekend zijn.

Indien het college overgaat tot verstrekking door middel van een schriftelijke aanvraag bepaalt het vijfde lid dat het desbetreffende college bekend maakt op welke wijze die aanvraag dient te geschieden, zodat voor de belanghebbende duidelijk is op welke wijze de koopkrachttegemoetkoming kan worden verkregen. Deze bepaling is bedoeld voor de verstrekking van koopkrachttegemoetkomingen, die niet ambtshalve worden verstrekt.

In het zesde lid van artikel 2 is bepaald dat de koopkrachttegemoetkoming aan personen met een Aio-uitkering per 1 september 2014 wordt verstrekt door de SVB en niet door het college van de gemeente waar een belanghebbende op 1 september 2014 zijn woonplaats heeft. Deze verstrekking door de SVB, die ook de Aio-uitkering zelf verstrekt, vindt ambtshalve plaats. Dit is de meest efficiënte wijze van verstrekking.

Artikel 3. Financiering en verantwoording

In het eerste lid van artikel 3 is bepaald dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de SVB de middelen verstrekt voor de bekostiging en verstrekking van de koopkrachttegemoetkomingen in 2014. In het tweede lid van artikel 3 is bepaald dat op deze financiering paragraaf 2 van afdeling 4 van hoofdstuk 5 van de Regeling Wfsv van overeenkomstige toepassing is. In het derde lid van artikel 3 is bepaald dat de SVB de lasten en baten die verband houden met de betaling van de koopkrachttegemoetkomingen verantwoordt als onderdeel van de totale lasten en baten die verband houden met de betaling van de Aio. Dit betekent dat de SVB een voorschot zal ontvangen en afrekening achteraf plaatsvindt.

Artikel 4. Inwerkingtreding

Het onderhavige besluit zal in werking treden op hetzelfde tijdstip als de Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens. Deze afwijking van de geldende systematiek van vaste verandermomenten wordt gerechtvaardigd door het feit dat de doelgroep is gebaat bij een snelle inwerkingtreding, aangezien de koopkrachttegemoetkoming in het kalenderjaar 2014 wordt verstrekt om in 2014 negatieve koopkrachteffecten te verzachten. Om deze reden wordt tevens afgeweken van de minimale invoeringstermijn van drie maanden ten aanzien van gemeenten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Standen WWB, IOAW, IOAZ, Aio uit ontwerpbegroting 2014.

X Noot
2

Kamerstukken II 2013/14, 33 750 XV, nr. 2.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven