Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2014, 261 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2014, 261 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie, van 7 maart 2014, nr. WJZ / 14034673, directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 5 en 13 van de Wet schadefonds olietankschepen BES;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 maart 2014, nr. W15.14.0062/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie, van 19 juni 2014, nr. WJZ / 14068700, directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1. In dit besluit wordt onder wet verstaan: Wet schadefonds olietankschepen BES.
2. Bijdragende olie wordt aangemerkt als te zijn ontvangen in de zin van artikel 5 van de wet zodra deze, na een aanvoer over zee als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a of b, van het Verdrag, in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt opgeslagen.
3. Voor de toepassing van het bij en krachtens artikel 5, eerste lid, van de wet bepaalde wordt als degene, die in een kalenderjaar bijdragende olie heeft ontvangen, aangemerkt een in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gevestigde persoon, die in dat kalenderjaar
a. bijdragende olie in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor zichzelf heeft bewerkt of verwerkt, dan wel heeft doen bewerken of verwerken, dan wel
b. bijdragende olie op de binnenlandse markt heeft verhandeld, voor zover de in dat jaar ontvangen bijdragende olie door hem of te zijnen behoeve door een ander bij de ontvangst in opslag is genomen.
4. Voor zover niet ingevolge het derde lid een persoon wordt aangemerkt als degene die in een kalenderjaar bijdragende olie heeft ontvangen, wordt voor de toepassing van het bij en krachtens artikel 5, eerste lid, van de wet bepaalde als zodanig aangemerkt degene, die de in dat jaar ontvangen bijdragende olie al dan niet ten behoeve van een ander bij de ontvangst in opslag heeft genomen.
1. Degene, die in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in een kalenderjaar in totaal 100.000 metrische ton of minder bijdragende olie heeft ontvangen, is voor wat betreft dat kalenderjaar vrijgesteld van de verplichting tot het doen van de opgave, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet.
2. Het eerste lid vindt geen toepassing, indien het totaal van de door de betrokkene en door een of meer met hem geassocieerde personen als bedoeld in artikel 1, derde lid, van de wet in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba ontvangen hoeveelheden bijdragende olie in het betreffende kalenderjaar meer dan 100.000 metrische ton bedraagt.
1. Ter voldoening aan de verplichting, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, dient opgave te worden gedaan van:
a. de hoeveelheden bijdragende olie, ontvangen op de wijze, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, van het Verdrag, onderverdeeld naar herkomst vanuit andere staten enerzijds en andere herkomst anderzijds;
b. de hoeveelheden bijdragende olie, ontvangen op de wijze, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b, van het Verdrag, alsmede de onderscheiden staten van herkomst van die hoeveelheden en de onderscheiden wijzen van vervoer naar de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
c. de naam en het adres van de ontvanger en van de met hem geassocieerde personen, alsmede de naam, het adres en de functie van degene, die het in het derde lid bedoelde formulier ondertekent.
2. De hoeveelheden, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, dienen te worden uitgedrukt in metrische tonnen, op de in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gebruikelijke wijze afgerond tot hele tonnen.
3. De opgave geschiedt met gebruikmaking van een formulier overeenkomstig het door de Onze Minister vastgestelde model, in te vullen op de in dat formulier en in de toelichting daarop aangegeven wijze.
4. Onze Minister stelt exemplaren van het formulier kosteloos verkrijgbaar.
5. De beschikking, houdende vaststelling van het model van het formulier en de toelichting daarop, wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 23 juni 2014
Willem-Alexander
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Uitgegeven de vijftiende juli 2014
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Het Koninkrijk is partij bij het op 27 november 1992 te Londen tot stand gekomen Protocol van 1992 tot wijziging van het Internationaal Verdrag van 1971 betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1971 (Trb. 1994, 228) (hierna: het Fondsverdrag). Het Koninkrijk is eveneens partij bij het bij dit verdrag horende Aanvullende Protocol van 2003 (Trb. 2004, 196). Het Fondsverdrag biedt vergoeding aan slachtoffers van schade door verontreiniging door olie afkomstig van olietankers. De schadevergoeding wordt betaald uit het Oliefonds. Dat Oliefonds wordt gevuld door de ontvangers van olie in staten die partij zijn bij het Fondsverdrag. Deze vergoeding komt bovenop een schadevergoeding door de eigenaar van het schadeveroorzakende schip.
Het Fondsverdrag 1992 is voor Nederland uitgevoerd in de Wet schadefonds olietankschepen (WSOT). Voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba is het Fondsverdrag 1992 uitgevoerd in de Wet schadefonds olietankschepen BES (WSOT BES). Artikel 5 WSOT BES bepaalt dat iedereen die in Bonaire, Sint Eustatius en Saba olie na vervoer over zee ontvangt, verplicht is ieder jaar op te geven hoeveel olie hij in het voorafgaande jaar heeft ontvangen. Voor Nederland is hetzelfde geregeld in artikel 5 van de WSOT. Artikel 5, eerste lid, WSOT BES en artikel 5, eerste lid, WSOT bepalen tevens dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gegeven met betrekking tot het tijdstip en de wijze van opgave en nadere regels kunnen worden gegeven met betrekking tot de vraag welke personen tot opgave verplicht zijn. Voor Nederland zijn deze nadere regels opgenomen in het Besluit opgave bijdragende olie (Stb. 1982, 491). Voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba geeft dit besluit deze nadere regels over de opgave van de ontvangen olie. Dit besluit betreft dus nieuwe uitvoeringswetgeving.
Artikel 1 beschrijft wat onder «bijdragende olie» moet worden verstaan en wie als «ontvanger» moet worden aangemerkt. Deze definities vloeien voort uit het Fondsverdrag. Bij een «ontvanger» als bedoeld in het Fondsverdrag en in dit besluit kan het zowel gaan om een bedrijf dat olie bewerkt of verwerkt als om een bedrijf dat olie opslaat en verhandelt. Artikel 2 bepaalt dat een ieder die Bonaire, Sint Eustatius en Saba in een kalenderjaar in totaal 100.000 metrische ton of minder bijdragende olie heeft ontvangen, voor dat jaar is vrijgesteld van de verplichting tot het doen van de opgave, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet. Dat betekent dat een ieder die per jaar meer dan 100.000 metrische ton bijdragende olie heeft ontvangen, verplicht is daarvan opgave te doen. In de opgave dient onder meer te staan:
a. de hoeveelheden bijdragende olie die over zee is aangevoerd in havens of laad- en losinstallaties in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
b. de hoeveelheden bijdragende olie die is ontvangen (bijvoorbeeld via een pijpleiding) in enige installatie in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en die (daarvoor) over zee is vervoerd en gelost in een haven of een laad- of losinstallatie van een niet-Verdragsluitende Staat.
c. de naam en het adres van de ontvanger en van de met hem geassocieerde personen, alsmede de naam, het adres en de functie van degene, die het opgaveformulier ondertekent. Wat onder geassocieerde personen moet worden verstaan, volgt uit artikel 1, derde lid, WSOT BES.
De opgave moet worden gedaan aan de Minister van Economische Zaken. Voor de opgave wordt een formulier gebruikt dat door de Minister ter beschikking wordt gesteld. De opgave over een kalenderjaar geschiedt op grond van artikel 4 vóór 15 april van het daaropvolgende kalenderjaar.
De verplichting tot het doen van een aangifte leidt tot een structurele toename van de regeldruk met minder dan € 1.000. Dit omdat naar verwachting jaarlijks 2 keer een aangifte in de zin van dit besluit zal worden gedaan. Het betreft 2 bedrijven die naar verwachting binnen een half uur vanuit de reeds aanwezige data in de administratie een opgave doen. Aangezien de verplichting tot het doen van opgave voortvloeit uit internationaalrechtelijke verplichtingen, is een alternatief met geen of minder regeldruk niet aan de orde.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2014-261.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.