Besluit van 6 december 2013 tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de instelling van een centrale examenbank en de uitwerking van het informatiesysteem inzake beroepskwalificaties

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 1 oktober 2013, FM/2013/1754 M, directie Financiële Markten;

Gelet op de artikelen 4:9, derde en vierde lid, en 4:9a, vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 oktober 2013, no. W06.13.0353/lll);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 2 december 2013, FM/2013/1909 U, directie Financiële Markten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5 wordt in de definitie zorgverzekering na «van de Zorgverzekeringswet» ingevoegd: en een aanvullende ziektekostenverzekering.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In onderdeel b wordt «de artikelen 7 en 8» vervangen door: artikel 7.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid, onderdelen b en c, is niet van toepassing op de gevolmachtigde of ondergevolmachtigde agent.

C

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In tabel 1 wordt «zorgverzekering» in de kolom Modules vervangen door: zorgverzekeringen.

2. In tabel 1 vervalt bij het onderwerp Zorgverzekering in de kolom Modules: – Basis.

3. In tabel 1 vervalt bij het onderwerp Pensioen in de kolom Modules: – Inkomen.

D

Artikel 8 vervalt.

E

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «of 8».

2. Onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid, worden na het eerste lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 2. De examens van de modules, bedoeld in het eerste lid, worden afgelegd bij een op grond van artikel 11a erkend exameninstituut.

  • 3. De examens van de modules, bedoeld in het eerste lid, kunnen, indien Onze Minister daar gelegenheid toe biedt, tevens bij Onze Minister worden afgelegd.

F

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de artikelen 7 en 8» vervangen door: artikel 7.

2. In het vierde lid wordt telkens «de artikelen 7 en 8» vervangen door: artikel 7.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De examens, bedoeld in het eerste en vierde lid, voldoen aan bij ministeriële regeling vast te stellen eindtermen en toetstermen en kunnen, indien Onze Minister daar gelegenheid toe biedt, tevens bij Onze Minister worden afgelegd.

G

Artikel 11b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

2. Het tweede lid (nieuw), onderdelen g, h, j, k, l, m en n, vervalt onder verlettering van de onderdelen i en o tot g en h.

H

Artikel 11c komt te luiden:

Artikel 11c

  • 1. Een kandidaat die met goed gevolg het examen voor een module als bedoeld in artikel 9, eerste lid, heeft afgelegd, ontvangt ten bewijze daarvan een certificaat.

  • 2. Een kandidaat die alle voor een diploma benodigde certificaten heeft behaald, ontvangt ten bewijze daarvan een diploma.

  • 3. Een kandidaat die met goed gevolg het examen, bedoeld in artikel 11, eerste of vierde lid, heeft afgelegd, ontvangt ten bewijze daarvan een certificaat.

I

Na artikel 11c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11ca

  • 1. Het certificaat wordt ondertekend door het exameninstituut dat het examen, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, heeft afgenomen.

  • 2. Het diploma wordt ondertekend door het exameninstituut dat het laatste examen heeft afgenomen dat benodigd is voor het behalen van het diploma.

  • 3. Het certificaat wordt aan de kandidaat uitgereikt of toegezonden door het exameninstituut, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het diploma wordt aan de kandidaat uitgereikt of toegezonden door het exameninstituut, bedoeld in het tweede lid.

  • 5. Duplicaten van certificaten en diploma’s worden uitsluitend door Onze Minister verstrekt. Verstrekking geschiedt tegen betaling van de kostprijs.

  • 6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de afgifte van certificaten en diploma’s of de verstrekking van duplicaten daarvan.

J

Na paragraaf 2.2 worden drie paragrafen ingevoegd, luidende:

§ 2.3 Centrale examenbank

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:9, derde lid, van de wet
Artikel 11e
  • 1. Er is een centrale examenbank ten behoeve van de examinering van de examens van de modules, bedoeld in artikel 9, eerste lid, en de examens, bedoeld in artikel 11, eerste en vierde lid. De centrale examenbank wordt beheerd door Onze minster.

  • 2. Een exameninstituut maakt ten behoeve van de examens van de modules, bedoeld in artikel 9, eerste lid, en de examens, bedoeld in artikel 11, eerste en vierde lid, uitsluitend gebruik van de centrale examenbank.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting en beheer van de centrale examenbank.

§ 2.4 Informatiesysteem inzake beroepskwalificaties

Bepalingen ter uitvoering van het artikel 4:9a, vijfde lid, van de wet
Artikel 11f
  • 1. Het informatiesysteem inzake beroepskwalificaties, bedoeld in artikel 4:9a, eerste lid, van de wet bevat persoonsgegevens van:

    • a. kandidaten die beschikken over een diploma als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, of een erkenning als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°;

    • b. kandidaten die deelnemen aan een examen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, of 11, eerste of vierde lid.

  • 2. Ten aanzien van de in het eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde personen worden, naast het in artikel 4:9a, derde lid, van de wet, genoemde burgerservicenummer, of bij het ontbreken daarvan aan de kandidaat toegekend nummer, de volgende gegevens opgenomen:

    • a. geslachtsnaam, voornamen en voorletters;

    • b. geboortedatum;

    • c. geboorteplaats;

    • d. geslacht;

    • e. de afgelegde examens;

    • f. de resultaten van afgelegde examens;

    • g. de datum waarop betrokkene een diploma als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, heeft behaald;

    • h. de datum waarop betrokkene een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, verkrijgt;

    • i. de datum waarop een examen is afgelegd als bedoeld in artikel 9, tweede lid, of 11, eerste of vierde lid;

    • j. de datum van de laatste dag van de periode, bedoeld in artikel 11, tweede lid;

    • k. de naam van het exameninstituut, waar het examen is afgelegd.

Artikel 11g
  • 1. Een erkend exameninstituut verstrekt aan de beheerder van het informatiesysteem inzake beroepskwalificaties uit eigen beweging of op verzoek alle gegevens als bedoeld in artikel 11f, tweede lid, die noodzakelijk zijn voor het bijhouden dan wel schonen van de gegevens in het informatiesysteem.

  • 2. Persoonsgegevens die zijn opgenomen in het informatiesysteem inzake beroepskwalificaties worden slechts ter beschikking gesteld aan erkende exameninstituten en aan Onze Minister. De gegevens worden niet gebruikt voor een ander doel dan de uitvoering van de krachtens artikel 4:9, derde en vierde lid, gestelde regels.

Artikel 11h
  • 1. De in het informatiesysteem opgenomen gegevens, bedoeld in artikel 11f, worden verwijderd:

    • a. na verloop van tien jaren, of

    • b. indien de betrokken persoon is overleden.

  • 2. De termijn, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, vangt aan op de dag waarop de laatste mutatie van de in artikel 11f, tweede lid, genoemde gegevens in het informatiesysteem heeft plaatsgevonden.

Artikel 11i
  • 1. Met betrekking tot het informatiesysteem inzake beroepskwalificaties is Onze Minister de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de tijdelijke gegevensverwerking in de centrale examenbank ten behoeve van het afnemen van examens.

Artikel 11j

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting en beheer van het informatiesysteem inzake beroepskwalificaties.

§ 2.5 Doorberekening kosten

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:9, vierde lid, van de wet
Artikel 11k
  • 1. Onze Minister brengt de kosten die verband houden met de uitvoering van de krachtens artikel 4:9, derde lid, van de wet, gestelde regels in rekening bij exameninstituten als bedoeld in artikel 4:9, derde lid, van de wet.

  • 2. De kosten, bedoeld in het eerste lid, zijn:

    • a. kosten die verband houden met de ontwikkeling en het beheer van de centrale examenbank;

    • b. kosten die verband houden met de ontwikkeling en het beheer van de examenvragen;

    • c. kosten die verband houden met de ontwikkeling en het beheer van het informatiesysteem, bedoeld in artikel 4:9a, eerste lid, van de wet;

    • d. kosten die verband houden met de ontwikkeling en het beheer van de eindtermen en toetstermen, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, en artikel 11, vijfde en zesde lid;

    • e. kosten die verband houden met de controle op een ordelijk verloop van de afname van examens.

  • 3. Bij ministeriële regeling wordt het tarief vastgesteld dat per examen in rekening wordt gebracht in verband met de in het eerste lid bedoelde kosten. Voorts kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de in het eerste lid genoemde kosten in rekening worden gebracht.

  • 4. De aanvrager van een erkenning als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, is voor het in behandeling nemen van een aanvraag een bij ministeriële regeling vastgesteld tarief verschuldigd.

K

Artikel 171 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «18 maanden» vervangen door «24 maanden» en wordt na «artikel 6» ingevoegd: eerste lid,.

2. In het tweede lid wordt na «artikel 6» ingevoegd: eerste lid,.

3. In het derde lid wordt «18 maanden» vervangen door «24 maanden» en wordt telkens na «artikel 6» ingevoegd: eerste lid,.

4. In het vierde lid wordt «de artikelen 7 en 8» vervangen door: artikel 7.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel E, van het Wijzigingsbesluit financiële markten 2013, in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 6 december 2013

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Uitgegeven de zeventiende december 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Inleiding

Met de inwerkingtreding van de nieuwe vakbekwaamheidsregels is tevens voorzien in een centrale examenbank en informatiesysteem inzake beroepskwalificaties. Dit besluit voorziet in de instelling van de centrale examenbank en de uitwerking van het op grond van artikel 4:9a van de Wet op het financieel toezicht (Wft) in te stellen informatiesysteem.

Dit besluit bevat voorts de uitwerking van artikel 4:9, vierde lid, Wft. Dit lid ziet op de doorberekening van kosten die verband houden met de uitvoering van de vakbekwaamheidregels als bedoeld in artikel 4:9, derde lid, Wft, aan de in dat lid bedoelde exameninstituten.

Ten slotte bevat dit besluit een aantal wijzigingen van hoofdstuk 2 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (BGfo). Deze wijzigingen houden verband met de inwerkingtreding van de nieuwe vakbekwaamheidregels.

§ 2. Inhoud van het besluit

De nieuwe vakbekwaamheidsregels brengen onder andere mee dat alle personen die zich binnen de financiële onderneming bezighouden met het adviseren van consumenten of cliënten met betrekking tot de in artikel 7 BGfo genoemde onderwerpen hun vakbekwaamheid door middel van een diploma dienen aan te tonen. Naast het behalen van een diploma dienen deze personen in het kader van permanente educatie periodiek een examen met goed gevolg af te leggen om aan te tonen dat ze nog steeds over de benodigde (actuele) vakkennis beschikken. Daarnaast is bepaald dat de examens die tot een diploma leiden en de examens die in het kader van permanente educatie (PE-examens) afgelegd dienen te worden uitsluitend via de centrale examenbank afgelegd mogen worden. Verder kunnen deze examens uitsluitend worden afgelegd bij een op grond van artikel 11a erkend exameninstituut of bij de minister van Financiën.

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zal verschillende werkzaamheden in mandaat verrichten voor de minister. Zo zal de examinering van examens aan DUO worden gemandateerd. In de toelichting zal daarom voor wat betreft de afname van examens DUO worden genoemd. Daarnaast zal de ontwikkeling en het (feitelijk) beheer van de centrale examenbank en het informatiesysteem aan DUO worden uitbesteed. Hiertoe zal een dienstverleningsovereenkomst worden gesloten. DUO beheert nu reeds een centrale examenbank en een informatiesysteem voor inburgeringexamens en beschikt daarmee over de noodzakelijke ervaring, deskundigheid en infrastructuur om een centrale examenbank en informatiesysteem te ontwikkelen en te beheren.

Door middel van dit besluit wordt de centrale examenbank geïntroduceerd (zie artikel 11e). De functie van de centrale examenbank zal tweeledig zijn. In de eerste plaats zal de centrale examenbank worden ingezet voor de examinering van de examens die leiden tot afgifte van een diploma en voor de examinering van de PE-examens. Dit zal ook de belangrijkste functie van de centrale examenbank zijn. De centrale examenbank zal een systeem zijn dat door alle exameninstituten en DUO gebruikt zal worden om de examens af te nemen. In de tweede plaats zal de centrale examenbank examenvragen bevatten om te borgen dat alle examens van hetzelfde niveau zijn.

Er zal naast de centrale examenbank een informatiesysteem inzake beroepskwalificaties worden ingesteld. Het informatiesysteem zal een centraal systeem zijn waarin de gegevens van kandidaten en hun beroepskwalificaties worden bewaard.

De examinering van een examen door middel van de centrale examenbank en het informatiesysteem zal in de praktijk als volgt verlopen. Een kandidaat die een examen wil afleggen zal zich allereerst via het exameninstituut centraal registreren en zich inschrijven voor een examen. Om het examen te kunnen afleggen zal de kandidaat zich op de examendag moeten identificeren bij het exameninstituut of bij DUO. Aan de hand van het legitimatiebewijs zal de identiteit van de kandidaat worden gecontroleerd en zullen de identiteitsgegevens worden geverifieerd in het informatiesysteem. Het informatiesysteem voedt vervolgens de centrale examenbank, waarna vanuit de centrale examenbank het examen kan worden gestart. De centrale examenbank importeert de voor het af te leggen examen relevante gegevens, waarna de kandidaat toegang krijgt tot de centrale examenbank om het examen af te leggen.

Na afloop van het examen worden de gegevens met betrekking tot het zojuist afgelegde examen weer doorgeleid naar het informatiesysteem, waarin alle gegevens met betrekking tot de kandidaat worden bijgehouden en bewaard. Deze gegevens worden derhalve bewaard op het moment dat een kandidaat zich voor het eerst voor een examen aanmeldt. In het informatiesysteem zullen deze gegevens worden gekoppeld aan het afgelegde examen en het behaalde resultaat van dat examen. Vervolgens zullen alle examens die in de toekomst door dezelfde kandidaat worden gemaakt aan die kandidaat worden gekoppeld.

De examenbank zal derhalve worden ingezet om examinering van examens mogelijk te maken en om examenvragen in op te slaan. Zoals hierboven al beschreven zullen voor de examinering van een examen tijdelijk gegevens worden geïmporteerd naar de centrale examenbank. Daarnaast zullen in een aparte omgeving van de centrale examenbank de afgelegde examens en de behaalde resultaten worden bewaard. Deze omgeving is alleen toegankelijk via het informatiesysteem.

Het informatiesysteem zal worden ingezet om (persoons)gegevens te bewaren. In het tweede lid van artikel 4:9a van de wet staat dat het informatiesysteem tot doel heeft aan de minister en erkende exameninstituten gegevens te verstrekken ten behoeve van de uitvoering van de krachtens artikel 4:9, derde en vierde lid, gestelde regels. De uitvoering van de regels op grond van het derde lid ligt voor een belangrijk deel bij de exameninstituten en DUO. Zij zullen het mogelijk maken dat kandidaten bij hun op locatie een examen kunnen afleggen door middel van de centrale examenbank. Voor een goede werking van de examenbank is het nodig dat de exameninstituten en DUO over de gegevens kunnen beschikken uit het informatiesysteem. Verder geeft het derde lid de grondslag voor de minister om de werking van de regels van vakbekwaamheid te evalueren. Ook hiervoor is het noodzakelijk dat de minister over de gegevens beschikt uit het informatiesysteem om evaluaties te kunnen uitvoeren. De uitvoering van de regels op grond van het vierde lid ligt bij de minister. Dit ziet op de doorberekening van kosten. Om de kosten te kunnen doorberekenen aan de exameninstituten is het noodzakelijk dat de minister beschikt over gegevens uit het informatiesysteem.

Het informatiesysteem zal een belangrijke rol gaan spelen bij de werking van de centrale examenbank. Het is voor een efficiënte werking van de centrale examenbank namelijk noodzakelijk dat gegevens van kandidaten op een centrale locatie worden bewaard, zodat exameninstituten en DUO die gebruik moeten maken van de centrale examenbank over deze informatie kunnen beschikken. Een voorbeeld hiervan is dat vastgesteld moet kunnen worden of de persoon in kwestie daadwerkelijk over het vereiste diploma beschikt en ook periodiek aan zijn PE-verplichtingen heeft voldaan. Om dit te kunnen vaststellen is het noodzakelijk dat gegevens op een centrale locatie worden bewaard. Hiertoe zal in het informatiesysteem het gehele traject dat de kandidaat heeft doorlopen worden geregistreerd. Hiermee wordt bedoeld dat in het informatiesysteem o.a. wordt bijgehouden:

  • welke examens een kandidaat heeft afgelegd;

  • het moment waarop deze examens zijn afgelegd;

  • of deze examens met goed gevolg zijn afgelegd; en

  • waar deze examens zijn afgelegd.

Aan de hand van deze informatie bepaalt het informatiesysteem automatisch welke examens nog afgelegd dienen te worden om het diploma te behalen en wanneer het eerstvolgende PE-examen afgelegd dient te worden.

Deze informatie is tevens van belang voor de afgifte van een diploma. Een kandidaat dient verschillende examens met goed gevolg af te leggen voordat tot afgifte van een diploma kan worden overgegaan. Deze examens mogen bij verschillende exameninstituten worden afgelegd. Indien alle benodigde examens zijn behaald zal het informatiesysteem dit registreren en vaststellen dat het diploma is behaald. Het is daarom noodzakelijk dat het gehele traject dat de kandidaat heeft doorlopen wordt geregistreerd in het informatiesysteem. Aan de hand van deze gegevens kan het informatiesysteem namelijk bepalen of de kandidaat in kwestie alle benodigde examens heeft behaald voor het diploma. Als eenmaal is vastgesteld dat het diploma is behaald, kan het exameninstituut waar het laatste examen met goed gevolg is afgelegd overgaan tot afgifte en uitreiking of toezending van het diploma aan de kandidaat.

Het informatiesysteem maakt tevens inzichtelijk welke examens nog afgelegd dienen te worden. Zo kan een exameninstituut of DUO aan de hand van de gegevens in het informatiesysteem zien welke examens de kandidaat nog dient af te leggen om het diploma te halen. Het exameninstituut of DUO kan met deze informatie uit eigen beweging of op verzoek van de kandidaat de kandidaat inlichten over welke examens nog afgelegd dienen te worden en daarnaast er op toe zien dat de kandidaat de juiste benodigde examens aflegt voor een diploma.

Ten slotte nog een voorbeeld in het kader van het afleggen van een PE-examen. Een diplomahouder of een houder van een erkenning van buitenlandse beroepskwalificaties dient periodiek een PE-examen af te leggen. Een exameninstituut of DUO dient vast te stellen of de kandidaat in aanmerking komt voor een PE-examen. Immers een kandidaat dient binnen 36 maanden een PE-examen met goed gevolg af te leggen. Indien een kandidaat niet binnen 36 maanden een PE-examen heeft afgelegd, dient deze een bijzonder examen af te leggen dat in zekere zin het karakter heeft van een inhaalexamen waarin de actualiteiten sinds het laatste afgelegde examen worden getoetst. Er moet derhalve vastgesteld worden of de kandidaat in kwestie in aanmerking komt voor het PE-examen of dat de kandidaat het bijzonder examen dient af te leggen. Het is daarom noodzakelijk dat het gehele traject dat de kandidaat heeft doorlopen wordt geregistreerd in het informatiesysteem. Aan de hand van deze gegevens kan het exameninstituut of DUO vaststellen welk examen afgelegd dient te worden.

Verder kunnen de gegevens in het informatiesysteem door de minister worden geraadpleegd om de werking van de regels te kunnen evalueren, tussentijds te kunnen monitoren en toekomstig beleid te kunnen voorbereiden. Hierbij kan men denken aan bijvoorbeeld geanonimiseerde gegevens, zoals resultaten van afgelegde examens en gegevens die zien op aantallen, zoals hoeveel examens zijn er in een bepaalde periode afgelegd.

Het informatiesysteem bevat voorts gegevens die van belang kunnen zijn voor de doorberekening aan exameninstituten van kosten die verband houden met de uitvoering van regels met betrekking tot vakbekwaamheid. Hierbij kan men denken aan gegevens over het aantal examens dat in een bepaalde periode is afgelegd (zie artikel 11k).

De regels met betrekking tot het informatiesysteem zijn neergelegd in de artikelen 11f tot en met 11j. Er worden onder andere regels gesteld met betrekking tot de in het informatiesysteem op te nemen gegevens en de verwerking van die gegevens. Deze regels zijn gebaseerd op artikel 4:9a, vijfde lid, van de wet.

Wet bescherming persoonsgegevens

Aangezien in het informatiesysteem persoonsgegevens zullen worden verwerkt dienen de in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) neergelegde regels in acht te worden genomen. Voor wat betreft de opslag van de afgelegde examens en de resultaten daarvan zal worden aangesloten bij wat hieronder over het informatiesysteem wordt opgemerkt, aangezien deze gegevens alleen toegankelijk zijn via het informatiesysteem. Bovendien zal met betrekking tot de tijdelijke gegevensverwerking in de centrale examenbank tevens de in de Wbp neergelegde regels in acht worden genomen.

Artikel 7 Wbp bepaalt dat er een gerechtvaardigd belang dient te zijn voor de verzameling van gegevens. In artikel 8 Wbp zijn deze rechtvaardigingsgrondslagen limitatief opgesomd voor de verwerking van persoonsgegevens. In de toelichting bij artikel I, onderdeel QQQa, van de Wijzigingswet financiële markten 2014 was in eerste instantie uitgegaan van de rechtvaardigingsgrondslag zoals genoemd in onderdeel f van artikel 8 Wbp. Naar aanleiding van het advies van het College bescherming persoonsgegevens is echter tot het oordeel gekomen dat de verwerking van de persoonsgegevens beter tot uitdrukking komt bij de rechtvaardigingsgrondslag van onderdeel c van artikel 8 Wbp. Dit onderdeel bepaalt dat de gegevensverwerking noodzakelijk dient te zijn om een wettelijke verplichting na te komen. Dit houdt in dat de verantwoordelijke zoals bedoeld in de Wbp gerechtigd is gegevens te verwerken indien dit noodzakelijk is ter uitvoering van een wettelijke verplichting die op hem rust. Dit brengt allereerst mee dat de gegevensverwerking noodzakelijk dient te zijn. Zonder verwerking van de gegevens moet het uitvoeren van de wettelijke verplichting redelijkerwijs niet goed mogelijk zijn. De wettelijke verplichting is neergelegd in artikel 4:9a van de wet. In dit artikel is bepaald dat er een informatiesysteem is inzake beroepskwalificaties, welke beheerd wordt door onze minister. Het informatiesysteem zal persoonsgegevens bevatten. Voor een goede werking van de centrale examenbank is een informatiesysteem waarin gegevens worden opgeslagen essentieel. Daarnaast is voor de examinering van de examens via de centrale examenbank noodzakelijk dat tijdelijk gegevens worden geïmporteerd van het informatiesysteem naar de examenbank. Zonder een informatiesysteem zou het niet mogelijk zijn dat de exameninstituten, DUO en de minister op een efficiënte wijze de beschikking hebben over de(zelfde) gegevens van kandidaten.

De taak een wettelijke verplichting uit te voeren rechtvaardigt niet iedere gegevensverwerking. Zo mag ter uitvoering van de wettelijke verplichting niet meer of andere gegevens verwerkt worden dan noodzakelijk is. Hieraan is invulling gegeven door de doelbinding genoemd in het tweede lid van artikel 4:9a van de wet, en door niet meer gegevens op te nemen in het informatiesysteem dan noodzakelijk is voor dat doel (zie hiervoor artikel 11f). In dat artikel is bepaald welke gegevens opgenomen mogen worden in het informatiesysteem.

Zoals eerder al aangegeven zal voor de ontwikkeling en het (feitelijk) beheer van de centrale examenbank en het informatiesysteem een dienstverleningsovereenkomst worden gesloten met DUO. DUO zal daarnaast worden aangemerkt als de bewerker in de zin van artikel 14 van de Wbp. Hiertoe zal een bewerkerovereenkomst worden gesloten met DUO. In de bewerkersovereenkomst zullen de artikelen 12, 13 en 14 voor zover van toepassing nader worden geconcretiseerd. Zo zal bijvoorbeeld worden geregeld dat DUO voldoende waarborgen biedt ten aanzien van de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen met betrekking tot verwerking van de persoonsgegevens. Dit om de persoonsgegevens o.a. te beschermen tegen verlies en onrechtmatige verwerking.

Ten slotte zal een persoon wiens gegevens zijn bewaard in het informatiesysteem en tijdelijk in de centrale examenbank alle rechten hebben die hem zijn toegekend op grond van de Wbp. Dit houdt onder andere in dat de betrokkene wiens persoonsgegevens worden verkregen recht heeft op informatieverstrekking als bedoeld in de artikelen 33 en 34 Wbp. Op grond van deze artikelen rust op de minister en op DUO als bewerker in de zin van de Wbp de verplichting om op eigen initiatief de betrokkene op de hoogte te stellen van het bestaan van de gegevensverwerking. Verder dient gewaarborgd te worden dat betrokkene zijn rechten zoals bedoeld in de artikelen 35 e.v. Wbp kan uitoefenen. Zo moet een ieder in beginsel in de gelegenheid zijn om na te kunnen gaan of zijn gegevens worden verwerkt en moet een betrokkene bijvoorbeeld kunnen verzoeken dat zijn persoonsgegevens worden verbeterd of worden verwijderd als daar aanleiding toe bestaat. In de bewerkersovereenkomst die met DUO wordt gesloten zullen waarborgen worden opgenomen zodat uitvoering kan worden gegeven aan de in de artikelen 33 e.v. Wbp genoemde informatieverstrekking aan de betrokkene en uitoefening van rechten door de betrokkene.

§ 3. Administratieve lasten en nalevingskosten

Hieronder wordt inzicht gegeven in de administratieve lasten en nalevingskosten die de verschillende onderwerpen uit dit besluit met zich meebrengen.

De examendatabank zal geen administratieve lasten met zich mee brengen aangezien de invoering van de centrale examenbank geen informatieverplichting met zich mee brengt richting overheid. De invoering van de centrale examenbank zal tevens geen nalevingskosten met zich mee brengen voor de exameninstituten. De centrale examenbank zal bovendien in de plaats komen van de eigen examenbanken en andere voorraden examenvragen die nu in gebruik zijn bij de verschillende exameninstituten. Dit brengt mee dat exameninstituten niet meer individueel examens hoeven te ontwikkelen. Door de schaalgrootte zou het efficiënter kunnen zijn dan het huidige systeem, maar daar zal behoedzaamheidshalve geen baten voor worden geraamd.

Het informatiesysteem zal evenmin administratieve lasten en nalevingskosten met zich mee brengen. Het informatiesysteem zal immers slechts worden ingezet om gegevens te bewaren en deze gegevens te raadplegen. Dit brengt geen informatieverplichtingen met zich mee voor de exameninstituten. Het informatiesysteem zal wel meebrengen dat een exameninstituut de identiteitgegevens van de examenkandidaat zal moeten verifiëren en invoeren in het informatiesysteem, zodat deze in het informatiesysteem bewaard kunnen worden waarna vervolgens het examen kan worden gestart. Dit is in het huidige systeem niet anders, ook daarbij dienden exameninstituten voor hun eigen administratie de identiteitgegevens van kandidaten te verifiëren en te administreren. Dit zal daarom geen extra taken meebrengen voor exameninstituten.

De minister van Financiën krijgt de bevoegdheid de kosten onder andere met betrekking tot de ontwikkeling en het beheer van de centrale examenbank en het informatiesysteem door te berekenen aan exameninstituten. Er zal per examen een bedrag in rekening worden gebracht bij het exameninstituut waar het examen is afgelegd. Dit is het zogenaamde basistarief per examen en dit zal periodiek aan het ministerie van Financiën terugbetaald dienen te worden (zie artikel 11k voor een uitgebreidere toelichting hierop). Het vaststellen van het bedrag dat bijvoorbeeld per kwartaal aan het ministerie van Financiën betaald dient te worden en de overboeking van dit bedrag zal naar verwachting geringe nalevingskosten met zich meebrengen. De administratieve handelingen die dit per exameninstituut naar verwachting met zich mee zal brengen, bedraagt maximaal 2 uur per kwartaal. De totale jaarlijkse kosten bedragen naar schatting € 5.040 (8 uur met een uurtarief van € 45 voor 14 exameninstituten). Daarnaast dienen de exameninstituten rekening te houden met een eenmalige kostenpost om hun administratieve processen in te richten op deze heffing van circa € 2.520 in totaal (gebaseerd op 4 uur met een uurtarief van € 45 voor 14 exameninstituten).

Artikelsgewijs

Artikel I

A

De definitie van zorgverzekering zal worden uitgebreid met aanvullende ziektekostenverzekeringen. Het adviseren in zorgverzekeringen omvat namelijk – naast het adviseren over de verplichte ziektekostenverzekering – tevens het adviseren over aanvullende ziektekostenverzekeringen.

B

De wijziging van artikel 6 houdt verband met het tijdelijk laten vervallen van de diplomaplicht voor gevolmachtigde en ondergevolmachtigde agenten. Zie voor een uitgebreidere toelichting de toelichting in onderdeel D.

De (onder)gevolmachtigde agent dient echter wel de bedrijfsvoering zodanig in te richten dat een vakbekwame financiële dienstverlening aan consumenten of cliënten gewaarborgd blijft. Overigens geldt in het geval een (onder)gevolmachtigde agent zich bezighoudt met advisering met betrekking tot de onderwerpen genoemd in tabel 1 van artikel 7, deze dient te beschikken over het ingevolge die tabel vereiste diploma.

C

In artikel 7 wordt bij het diploma zorgverzekering in tabel 1 een verschrijving gecorrigeerd. Voorts is er voor gekozen om in artikel 7 de module basis te laten vervallen bij het diploma zorgverzekering, omdat de module basis veel eind- en toetstermen bevat die niet relevant zijn voor het adviseren in zorgverzekeringen. Om dezelfde reden is ervoor gekozen om in artikel 7 de module inkomen te laten vervallen bij het diploma pensioen. Overigens zijn de eind- en toetstermen van de module inkomen die wel relevant zijn voor het adviseren in pensioenen geïncorporeerd in de module pensioenverzekeringen.

D

Artikel 8 vervalt. Er was beoogd met de inwerkingtreding van de nieuwe vakbekwaamheidsregels nieuwe volmachtdiploma’s te introduceren. De nieuwe volmachtdiploma’s zien op vier onderwerpen. Behalve de modules die voor de desbetreffende onderwerpen vereist zijn, geldt voor volmacht nog een drietal modules die specifiek zien op volmachtkennis. Naar aanleiding van geluiden uit de markt en vanwege voorschrijdend inzicht is het besef ontstaan dat deze modules mogelijk niet goed aansluiten bij wat nodig is om de consument te beschermen en goed toezicht te houden. Er is daarom voor gekozen om de vakbekwaamheidseisen voor gevolmachtigde of ondergevolmachtigde agenten op te schorten. Naar verwachting zullen deze vakbekwaamheidseisen in het Wijzigingsbesluit financiële markten 2015 worden opgenomen. Het komend jaar zal gebruikt worden om te kijken hoe de modules beter ingericht kunnen worden.

E en F

In de artikelen 9 en 11 vervalt de verwijzing naar artikel 8. Dit in verband met het vervallen van artikel 8. Verder worden in artikel 9 twee nieuwe leden toegevoegd. In het nieuwe tweede en derde lid wordt geregeld dat examens uitsluitend bij een op grond van artikel 11a erkend exameninstituut of bij de minister van Financiën kunnen worden afgelegd. In artikel 11 is in het vijfde lid reeds geregeld dat de PE-examens uitsluitend bij exameninstituten kunnen worden afgelegd. Aan dit artikel wordt een zesde lid toegevoegd waarin wordt geregeld dat PE-examens ook bij de minister kunnen worden afgelegd. In de praktijk zullen de examens bij DUO worden afgelegd, aangezien de examinering van de bij de minister af te leggen examens aan DUO is gemandateerd. DUO beschikt over toetslocaties waar examens kunnen worden afgenomen. Het is in eerste instantie echter de bedoeling dat de examens bij erkende exameninstituten worden afgelegd. Alleen in het geval er niet voldoende toetslocaties bij exameninstituten voorhanden zijn, kan gebruik worden gemaakt van de toetslocaties van DUO. Voor zover bij DUO examens worden afgelegd gelden uiteraard dezelfde vereisten die ook aan erkende exameninstituten worden gesteld.

G

In artikel 11b worden erkenningsvereisten genoemd waaraan een exameninstituut dient te voldoen om een erkenning te verkrijgen op grond van artikel 11a. Door de introductie van een centrale examenbank en de wijze waarop examinering en beoordeling van de examens gaat plaatsvinden komt een aantal erkenningsvereisten te vervallen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het vereiste dat een exameninstituut dient zorg te dragen voor een vakinhoudelijke juiste en objectieve beoordeling van afgenomen examens. De beoordeling van examens zal immers door middel van de centrale examenbank plaatsvinden. Andere erkenningsvereisten blijven echter wel relevant. Dit zijn bijvoorbeeld erkenningsvereisten die zien op het instellen van maatregelen om te waarborgen dat examens op een correcte en eerlijke wijze worden afgenomen. Dit is van belang met het oog op voorkoming van fraude. Verder is het van belang dat alle exameninstituten beschikken over een examenreglement waarin bijvoorbeeld de maatregelen zijn beschreven die genomen worden in het geval onregelmatigheden worden geconstateerd.

H

In artikel 11c is bepaald wanneer een kandidaat in aanmerking komt voor een certificaat of diploma. Voor ieder examen dat met goed gevolg is afgelegd ontvangt de kandidaat een certificaat. Een kandidaat die alle voor een diploma benodigde certificaten heeft behaald ontvangt vervolgens een diploma. Verder ontvangt de kandidaat een certificaat indien het examen in het kader van permanente educatie met goed gevolg is afgelegd.

I

Artikel 11ca regelt onder andere door wie behaalde certificaten en diploma’s worden ondertekend en wie deze uitreikt of toezendt aan de kandidaat. Zo zullen behaalde certificaten door de exameninstituten worden ondertekend en worden uitgereikt of toegezonden aan de kandidaat. Voor diploma’s geldt dat de ondertekening van het diploma en de uitreiking of toezending daarvan geschiedt door het exameninstituut dat het laatste examen heeft afgenomen. Verder is in het vijfde lid geregeld dat duplicaten van certificaten en diploma’s uitsluitend door de minister van Financiën worden verstrekt. Ook dit zal in de praktijk door DUO worden gedaan. DUO zal de kosten die gemoeid zijn met de verstrekking van de duplicaten doorberekenen aan de aanvrager.

J
Artikel 11e

Artikel 11e voorziet in de introductie van een centrale examenbank voor de examinering van examens die werknemers en natuurlijke personen als bedoeld in het tweede lid van artikel 4:9 van de wet dienen af te leggen. Daarnaast is bepaald dat exameninstituten en DUO ten behoeve van de examens uitsluitend examenvragen mogen afnemen uit de centrale examenbank. Op deze manier is het voor exameninstituten niet langer mogelijk te concurreren op de kwaliteit van een examen. De standaard voor de examens wordt immers gesteld door de centrale examenbank, zodat een uniform examenniveau gegarandeerd kan worden.

Verder kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting en beheer van de centrale examenbank. Het gaat daarbij om de technische kant van het functioneren van de centrale examenbank. Hierbij kan gedacht worden aan regels om te waarborgen dat de centrale examenbank – als geautomatiseerd systeem – een adequaat beveiligingsniveau kent, maar ook regels die erop zien dat de DUO als beheerder van de centrale examenbank de noodzakelijke maatregelen neemt om misbruik en oneigenlijk gebruik tegen te gaan.

Artikel 11f

Het informatiesysteem zal gegevens bevatten van kandidaten die reeds beschikken over een diploma, een erkenning van buitenlandse beroepskwalificaties (welke gelijk staat aan een diploma) of van kandidaten die examens hebben afgelegd die uiteindelijk tot afgifte van een diploma leiden. Daarnaast zal het informatiesysteem gegevens bevatten van kandidaten die examens hebben afgelegd in het kader van de permanente educatie. Het informatiesysteem zal alleen ten aanzien van deze kandidaten gegevens bevatten.

In het tweede lid is bepaald welke gegevens van de in het eerste lid bedoelde personen worden opgenomen in het informatiesysteem. Bij het tweede lid van artikel 11f is overigens rekening gehouden met het bepaalde in het eerste lid van artikel 11 Wbp. De gegevensverwerking zal beperkt blijven tot de gegevens genoemd in het tweede lid van artikel 11f, aangezien er niet meer gegevens nodig zijn om een juist beeld van de kandidaat te vormen gelet op het doel waarvoor de gegevens verwerkt worden. Hiermee wordt tevens voldaan aan de vereisten dat de gegevensverwerking ter zake dienend en niet bovenmatig dient te zijn. Daarnaast zal gelet op het tweede lid van artikel 11 Wbp de nodige maatregelen worden getroffen zodat de gegevensverwerking juist en nauwkeurig plaatsvindt.

De gegevens die in het tweede lid zijn opgenomen betreffen bijvoorbeeld het burgerservicenummer, de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats en het geslacht van de kandidaat. Deze gegevens zijn nodig voor de identificatie van de kandidaat. Voor zover de kandidaat niet beschikt over een burgerservicenummer, zal de kandidaat een nummer toegekend krijgen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij buitenlandse studenten die in Nederland een examen willen afleggen. In de onderdelen e tot en met k van het tweede lid staan gegevens die zien op beroepskwalificaties en afgelegde examens. Deze gegevens zijn noodzakelijk zodat het gehele traject dat de kandidaat heeft doorlopen kan worden geregistreerd.

Artikel 11g

Het is van belang dat de gegevens in het informatiesysteem correct zijn. In dat kader wordt in het eerste lid geregeld dat een exameninstituut aan de beheerder van het informatiesysteem gegevens bedoeld in het tweede lid van artikel 11f verstrekt voor het bijhouden en opschonen van gegevens in het informatiesysteem. Hierbij kan men denken aan identiteitgegevens van de kandidaat die wijzigen bijvoorbeeld in verband met het aannemen van een andere achternaam bij een huwelijk of in verband met een naamswijziging, maar ook aan gegevens die foutief in het informatiesysteem staan en gecorrigeerd dienen te worden. Een exameninstituut kan uit eigen beweging, maar ook op verzoek van DUO of de kandidaat gegevens aan de beheerder verstrekken voor het bijhouden en opschonen van gegevens in het informatiesysteem. Alleen de beheerder zal wijzigingen in het informatiesysteem kunnen aanbrengen. Dit om te waarborgen dat de gegevens in het informatiesysteem juist en nauwkeurig worden verwerkt.

In het tweede lid van artikel 11g is geregeld dat de (persoons)gegevens die in het informatiesysteem zijn opgenomen slechts ter beschikking worden gesteld aan de minister, DUO en exameninstituten. Daarnaast is in het tweede lid bepaald dat de gegevens in het informatiesysteem alleen gebruikt mogen worden voor het doel zoals genoemd in het tweede lid van artikel 4:9a van de wet. Hiermee wordt tevens voldaan aan de bepaling van artikel 7 Wbp. In dit artikel wordt bepaald dat persoonsgegevens voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verkregen. Dit houdt in dat geen gegevens mogen worden verzameld zonder een precies doel. De minister, DUO en erkende exameninstituten zijn derhalve niet toegestaan de gegevens voor andere doeleinden te gebruiken. Dit is verder beperkt doordat in artikel 11f is bepaald op welke gegevens de gegevensverstrekking betrekking mag hebben. Uit deze opsomming blijkt overigens dat er geen bijzondere gegevens worden verwerkt in de zin van artikel 16 Wbp.

Ook artikel 9 Wbp heeft te maken met doelbinding. Dit artikel bepaalt dat persoonsgegevens niet verder verwerkt mogen worden op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor zij zijn verkregen. Zoals hiervoor al beschreven omschrijft het tweede lid van artikel 4:9a van de wet het doel waarvoor de gegevens verwerkt mogen worden. Deze doelbinding wordt in artikel 11g nogmaals genoemd. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de gegevens verder worden verwerkt dan voor het doel genoemd in die artikelen.

Artikel 11h

Artikel 10 van de Wbp inzake de bewaring van persoonsgegevens wordt geconcretiseerd in artikel 11h. Artikel 11h ziet op de bewaartermijnen van de gegevens in het informatiesysteem. De bewaartermijn is gesteld op 10 jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de laatste mutatie van de gegevens van een persoon in het informatiesysteem heeft plaatsgevonden. Dit sluit aan bij drie PE-termijnen van drie jaar. De aanvangstermijn van de bewaartermijn vangt aan bij een mutatie van elk van de gegevens genoemd in het tweede lid van artikel 11f. Dit betekent dat wanneer iemand na de eerste PE-termijn geen PE-examen meer aflegt, zijn gegevens nog zeven jaar bewaard blijven. Als die persoon er bijvoorbeeld vijf jaar tussen uit is geweest, dan kan hij na vijf jaar weer eenvoudig via de examenbank een examen afleggen om weer te voldoen aan zijn PE-verplichting. Wanneer de gegevens echter niet meer bewaard zijn in het informatiesysteem, dan dient de persoon in kwestie zelf aan te tonen in het bezit te zijn van een diploma en PE-certificaten.

De bewaring van behaalde beroepskwalificaties in het informatiesysteem is tevens van belang om de echtheid van diplomagegevens op een betrouwbare, duidelijke en efficiënte wijze te controleren en draagt zo bij aan fraudebestrijding.

Na het verstrijken van de termijn mogen de kenmerken van de gegevens, die herleidbaar zijn tot een individuele natuurlijke persoon niet meer in het systeem voorkomen. Dit betekent dus niet dat de van persoonskenmerken ontdane gegevens moeten worden vernietigd. Gegevens die anoniem zijn gemaakt, vallen niet onder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de geanonimiseerde resultaten van afgelegde examens. Die gegevens kunnen van belang zijn voor de beoordeling van de examenvragen. De tot individuele natuurlijke personen herleidbare gegevens worden eveneens verwijderd indien de betrokken persoon is overleden.

Artikel 11i

Met betrekking tot het informatiesysteem zal de minister de verantwoordelijke zijn in de zin van artikel 15 Wbp en derhalve zorg dragen voor de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de Wbp. Daarnaast is in het tweede lid van artikel 11i bepaald dat met betrekking tot de tijdelijke gegevensverwerking in de centrale examenbank het eerste lid van overeenkomstige toepassing is. Dit betekent derhalve dat de minister ten aanzien van de tijdelijke gegevensverwerking in de centrale examenbank tevens de verantwoordelijke zal in de zin van artikel 15 Wbp.

Artikel 11j

Indien nodig kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot het informatiesysteem. Te denken valt daarbij aan regels met betrekking tot de inrichting en het beheer van het systeem.

Artikel 11k

In het vierde lid van artikel 4:9 van de wet is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de doorberekening van de kosten die verband houden met de uitvoering van de krachtens het derde lid van dat artikel gestelde regels aan de in dat lid bedoelde exameninstituten. Artikel 11k voorziet in deze regels. Dit houdt onder andere in dat de minister straks de bevoegdheid heeft om de kosten die gemaakt worden voor de ontwikkeling en het beheer van de centrale examenbank en het informatiesysteem door te berekenen aan de exameninstituten. Er zal per afgelegd examen een bedrag in rekening worden gebracht bij het exameninstituut waar het examen is afgelegd. Dit is het zogenaamde basistarief. Het basistarief per examen zal periodiek (bijvoorbeeld per kwartaal) aan het ministerie van Financiën betaald dienen te worden. Het basistarief en de wijze van doorberekening zal op basis van het derde lid per ministeriële regeling worden vastgesteld. Uiteraard zal daarbij kostenefficiëntie worden nagestreefd.

De minister heeft straks tevens de bevoegdheid om kosten in rekening te brengen bij exameninstituten die een aanvraag tot erkenning doen zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 11a. De tarieven voor het in behandeling nemen van een aanvraag zullen bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

De hierboven beschreven kosten kwalificeren als (post-)toelatingskosten. De doorberekening (post-)toelatingskosten is in lijn met het rapport «Maat houden» en voldoet aan de uitgangspunten die gesteld zijn voor het doorberekenen van (post-)toelatingskosten.

K

In artikel 171 is een wijziging aangebracht in de overgangstermijn. De overgangstermijn was in eerste instantie 18 maanden. Deze is nu verlengd naar 24 maanden. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Aukje de Vries en Koolmees, waarin de regering wordt verzocht om, in overleg met de sector, met voorstellen te komen om het vakbekwaamheidsbouwwerk op onderdelen te versoepelen.1 Voorts wordt in verband met de wijziging van artikel 6 (zie onderdeel B en de toelichting hierbij) artikel 171 gewijzigd, zodat dit hiermee in lijn wordt gebracht.

Artikel II

Artikel II regelt de inwerkingtreding. Voor de inwerkingtreding van dit besluit is aangesloten bij de inwerkingtreding van de nieuwe vakbekwaamheidsregels.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Kamerstukken II

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven