Besluit van 2 oktober 2013, houdende regels ter uitvoering van de EU-verordening betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (Besluit uitvoering verordening in- en uitvoer gevaarlijke chemische stoffen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 9 juli 2013, nr. IenM/BSK-2013/122859, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (PbEU 2012, L 201) en artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 31 juli 2013, nr.W14.13.0210/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 20 september 2013, nr. IenM/BSK-2013/219454, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder verordening: Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (PbEU 2012, L 201).

Artikel 2

Als instantie als bedoeld in artikel 4 van de verordening wordt Onze Minister aangewezen.

Artikel 3

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, derde lid, tweede alinea, 8, tweede lid, eerste alinea, en vierde lid, 10, eerste en tweede lid, 11, vierde lid, tweede alinea, 14, vierde, zesde, tiende en elfde lid, 15, 16, tweede lid, 17, 19 en 25, tweede volzin, van de verordening.

  • 2. Het is verboden te handelen in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan een ontheffing als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de verordening.

Artikel 4

Het Besluit uitvoering verordening in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen milieubeheer 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2014.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitvoering verordening in- en uitvoer gevaarlijke chemische stoffen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 2 oktober 2013

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Uitgegeven de eenendertigste oktober 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen deel

§ 1. Inleiding

Het onderhavige besluit dient ter omzetting van Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (PbEU 2012, L 201) (hierna: Verordening 649/2012). Deze verordening vervangt de communautaire regelgeving zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 689/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 (PbEU 2008, L 204) (hierna: Verordening 689/2008). De implementatie van Verordening 689/2008 heeft plaatsgevonden door middel van het Besluit uitvoering verordening in- en uitvoer gevaarlijke chemische stoffen milieubeheer 2008 (hierna: Besluit 2008). Het onderhavige besluit voorziet naast de implementatie van Verordening 649/2012 in de intrekking van het Besluit 2008.

§ 2. Aanleiding en inhoud van het besluit

Verordening 689/2008 is sinds haar inwerkingtreding diverse malen gewijzigd. In 2012 bleken wederom nieuwe wijzigingen nodig. Zo moesten, ter wille van de duidelijkheid en de samenhang met andere ter zake geldende wetgeving van de Unie, bepaalde definities worden toegevoegd of verduidelijkt. Ook moest de terminologie in overeenstemming worden gebracht met Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (PbEG 2006, L 396) (hierna: Verordening 1907/2006) en met Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (PbEG 2008, L 353) (hierna: Verordening 1272/2008). Daarnaast zijn bepaalde taken van de Europese Commissie overgedragen aan het bij Verordening 1907/2006 opgerichte Europees Agentschap voor chemische stoffen (hierna: het Agentschap). Gezien het grote aantal wijzigingen dat in Verordening 689/2008 zou moeten worden doorgevoerd, is er voor gekozen die verordening te vervangen door een nieuwe verordening.

Om te voorkomen dat door de genoemde tekstuele aanpassingen nationale regelgeving moet worden aangepast, is in bijlage VII van Verordening 649/2012 een concordantietabel opgenomen. Volgens artikel 30, tweede alinea, van Verordening 649/2012 gelden verwijzingen naar Verordening 689/2008 in nationale regelgeving als verwijzing naar Verordening 649/2012 en dienen die verwijzingen te worden gelezen volgens de concordantietabel. Daardoor behoeft de nationale regelgeving in beginsel geen wijziging.

Echter, naast de genoemde tekstuele en organisatorische wijzigingen zijn ook een aantal nieuwe verplichtingen voor exporteurs opgenomen in Verordening 649/2012. Volgens de sanctiebepaling van artikel 28 van deze verordening dienen handelingen in strijd met de daarin opgenomen verplichtingen strafbaar te worden gesteld in nationale regelgeving. Door deze wijzigingen en door de vernummering van een groot aantal bepalingen in de verordening is besloten om het Besluit 2008 te vervangen door het onderhavige besluit.

§ 3. Achtergrond en inhoud van Verordening 649/2012

§ 3.1. Het Verdrag van Rotterdam

Verordening 649/2012 dient, evenals de voorheen geldende verordening 689/2008, ter implementatie van het Verdrag van Rotterdam betreffende de internationale handel in gevaarlijke chemische stoffen (hierna: Verdrag van Rotterdam). Dit verdrag is op 24 februari 2004 in werking getreden en is onder meer door alle lidstaten van de Europese Gemeenschap1 en door de Raad van de Europese Gemeenschap2 ondertekend.

Het doel van het verdrag is om partijen aan te zetten tot gezamenlijke verantwoordelijkheid en samenwerking bij de internationale handel in gevaarlijke chemische stoffen om de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen. De verdragspartijen dragen zo bij aan een verantwoord gebruik van deze stoffen.

De belangrijkste onderdelen van het Verdrag van Rotterdam zijn:

  • 1. De PIC-procedure

    Het vereiste van «Prior Informed Consent» (PIC)-procedure houdt in dat de uitvoer van verboden of aan strenge beperkingen onderworpen stoffen (zoals lindaan en kwikverbindingen) pas mag plaatsvinden als het importerende land zijn toestemming heeft gegeven op basis van vooraf verstrekte informatie. Het doel van deze procedure is dat het importerende land de kans krijgt een afweging te maken van het nut en de risico’s van een stof.

  • 2. De exportkennisgeving

    Het exporterende bedrijf is verplicht om jaarlijks een kennisgeving te doen van de uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen die in het land van uitvoer verboden of in gebruik streng beperkt zijn. Het bedrijf stuurt deze kennisgeving door aan de autoriteiten van het land waarin het gevestigd is. De autoriteiten verzenden de kennisgeving vervolgens aan het land van invoer.

  • 3. De etikettering

    Bij de uitvoer van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen naar derde landen dienen de etiketteringsvoorschriften die in het land van uitvoer gelden, te worden toegepast. Dit geldt zowel voor stoffen vallend onder de PIC-procedure als voor alle overige stoffen die in het land van uitvoer als gevaarlijk worden beschouwd.

  • 4. De opbouw van een technische infrastructuur

    Er is een verplichting om op verzoek van ontwikkelingslanden wetenschappelijke, technische, economische en wettelijke informatie te verschaffen over de stoffen waarop het Verdrag van Rotterdam betrekking heeft. Tevens is er een verplichting tot bevordering van de opbouw van deskundigheid voor het veilig en verantwoord omgaan met chemische stoffen in het kader van een duurzame ontwikkeling.

§ 3.2. Verordening 649/2012
Reikwijdte

Verordening 649/2012 heeft betrekking op zowel specifiek in het Verdrag van Rotterdam aangewezen chemische stoffen als op chemische stoffen die binnen de Europese Unie of een lidstaat verboden of aan strenge beperkingen onderhevig zijn. Onder deze laatste categorie valt in elk geval een groot deel van de stoffen waarvoor een verbod of strikte beperkingen ten aanzien van de toepassing ervan zijn opgenomen in Verordening 1097/2006. De meeste van de aangewezen stoffen betreffen bestrijdingsmiddelen.

Verordening 649/2012 bevat tevens een verbod op de uitvoer van de in bijlage V opgenomen chemische stoffen en artikelen. Dit zijn de stoffen, preparaten en artikelen waarvan het gebruik in de Europese Unie is verboden in verband met de bescherming van de volksgezondheid of het milieu. De lijsten van stoffen worden beschikbaar gesteld door het Agentschap in een databank. Het Agentschap is tevens verantwoordelijk voor het regelmatig bijwerken van deze databank.

De bepalingen omtrent de indeling, de verpakking en de etikettering in de verordening zijn in beginsel van toepassing op alle chemische stoffen. Echter, stoffen die vallen onder andere Europese verordeningen of Europese richtlijnen vallen niet onder Verordening 649/2012. Dit betreft onder andere verdovende middelen en psychotrope stoffen, radioactief materiaal en radioactieve stoffen, afvalstoffen, chemische wapens, levensmiddelen en additieven, diervoeders en genetisch gemodificeerde organismen.

Exporteurs die chemische stoffen voor onderzoek of analyse uitvoeren in bepaalde hoeveelheden zijn ingevolge artikel 2, derde lid, tweede alinea, van Verordening 649/2012 verplicht om het referentie-identificatienummer in hun aangifte ten uitvoer te vermelden. Deze verplichting geldt slechts indien het gaat om een hoeveelheid waarvan het onwaarschijnlijk is dat de gezondheid van de mens of het milieu daardoor nadelig wordt beïnvloed. Ook mag de hoeveelheid niet meer dan 10 kilogram per exporteur per invoerend land per jaar bedragen. Voor het overige vallen exporteurs van dergelijke stoffen ingevolge artikel 2, derde lid, eerste alinea, niet onder de verordening.

Procedures

Verordening 649/2012 onderscheidt drie procedures:

  • 1. De kennisgeving van uitvoer

    Kennisgeving van uitvoer moet plaatsvinden bij de uitvoer van stoffen opgenomen in bijlage I, deel 1, van Verordening 649/2012. Een dergelijke kennisgeving is niet nodig indien de betrokken instantie van de invoerende partij3 of het invoerende andere land4 via de geëigende procedure hiervan afziet. In geval van een noodsituatie kan een gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting van kennisgeving van uitvoer worden gegeven door de nationale instantie. De nationale instantie beslist dit in overleg met de Europese Commissie. Een verzoek tot het afgeven van een dergelijke ontheffing, waaruit de noodsituatie blijkt, kan bij de Minister van Infrastructuur en Milieu worden ingediend op basis van artikel 9.2.2.7 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm).

    De kennisgeving van uitvoer geldt tevens voor producten die chemische stoffen, genoemd in bijlage I, delen 2 of 3, van Verordening 649/2012, bevatten. Voor deze stoffen geldt dat, indien er binnen 60 dagen geen reactie op het verzoek om uitdrukkelijke toestemming is gegeven, de aangewezen nationale instantie kan beslissen of export door kan gaan. De nationale instantie moet dit overleggen met de Europese Commissie. Voordat de uitvoer kan plaatsvinden, moet het bevoegd gezag in het invoerende land een vergunning, registratie of toelating hebben verleend of moet het voorgenomen gebruik schriftelijk zijn bevestigd. Het voorgenomen gebruik wordt slechts schriftelijk bevestigd als de betrokken chemische stof niet behoort tot een categorie die is opgenomen in deel 2 of 3 van bijlage I. Daarnaast moet de chemische stof in de laatste vijf jaar door de invoerende partij of in het invoerende andere land zijn gebruikt of ingevoerd.

  • 2. De PIC-kennisgeving

    De PIC-kennisgeving is van toepassing op stoffen, genoemd in bijlage I, deel 2, van Verordening 649/2012. Voor deze stoffen geldt dat de nationale instantie kan beslissen dat geen expliciete toestemming voor import nodig is, wanneer de export plaatsvindt naar een OESO-land en wanneer in dat land een vergunning, registratie of toelating is verleend.

  • 3. De PIC-procedure

    De PIC-procedure is van toepassing op stoffen, vermeld in bijlage I, deel 3, van Verordening 649/2012. Deze stoffen mogen op basis van artikelen 13 en 14 van Verordening 649/2012 niet worden uitgevoerd dan nadat de exporteur uitdrukkelijke toestemming voor de invoer heeft gekregen.

Verpakking en Informatieverstrekking

De in communautair verband vastgestelde eisen aan verpakking en etikettering van stoffen en mengsels en het verstrekken van veiligheidsinformatiebladen zijn van toepassing bij de voorgenomen uitvoer van alle gevaarlijke chemische stoffen. Er hoeft niet aan deze eisen te worden voldaan, indien die bepalingen in strijd zouden zijn met eventuele specifieke voorschriften van de invoerende lidstaten of andere landen.

Ook moet de exporteur erop toezien dat bij de uitvoer van bestrijdingsmiddelen het etiket specifieke informatie bevat over de wijze van opslag en de stabiliteit bij opslag in de klimaatomstandigheden van het invoerende land.

Overige bepalingen

Een chemische stof mag niet op een later tijdstip dan zes maanden voor de uiterste gebruiksdatum worden uitgevoerd, tenzij de intrinsieke eigenschappen van deze stof dit onuitvoerbaar maken. Vooral ten aanzien van bestrijdingsmiddelen dienen de risico’s van het ontstaan van verouderde voorraden tot een minimum te worden beperkt. Exporteurs moeten er dan ook voor zorgen dat verpakkingen van bestrijdingsmiddelen wat betreft omvang zijn geoptimaliseerd. Exporteurs zien er tevens op toe dat bestrijdingsmiddelen die worden uitgevoerd, voldoen aan de desbetreffende zuiverheidsspecificatie.

Afwijkingen van het Verdrag van Rotterdam

Verordening 649/2012 gaat op een aantal punten verder dan de bepalingen van het Verdrag van Rotterdam. Artikel 15, vierde lid, van het verdrag geeft partijen het recht om strengere maatregelen te nemen dan op grond van de verdragsbepalingen vereist is, mits deze maatregelen verenigbaar zijn met het verdrag.

De strengere benadering in Verordening 649/2012 geldt met name voor het toepassingsgebied van de voorschriften die effect hebben op de kennisgevingen van uitvoer die de Europese Unie op bilaterale basis naar derde landen stuurt. Zo dient een speciale categorie te blijven bestaan voor gevaarlijke chemische stoffen die voor consumentengebruik verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn. Bovendien dient een kennisgeving van uitvoer te worden gedaan voor producten die bepaalde chemische stoffen, opgenomen in bijlage I, bevatten die bij gebruik of verwijdering kunnen vrijkomen. Om te vermijden dat invoerende landen chemische stoffen ontvangen die verboden zijn of aan strenge beperkingen zijn onderworpen wanneer zij niet hebben gereageerd op een kennisgeving van uitvoer of op de voorgenomen invoer, dient de exporteur uitdrukkelijke instemming van het invoerland te verkrijgen voordat die chemische stoffen kunnen worden geëxporteerd.

§ 4. Gevolgen

§ 4.1. Effecten van Verordening 649/2012

De consequenties van Verordening 649/2012 voor de bedrijfsvoering van vanuit Nederland exporterende bedrijven van gevaarlijke chemische stoffen zijn op hoofdlijnen hetzelfde als die van Verordening 689/2008. Zo gold de eis dat niet tot uitvoer mag worden overgegaan voordat de expliciete toestemming voor invoer vanuit het importerende land is verkregen, reeds onder het Verordening 689/2008. Ook de vereisten aan de uitvoer van mengsels, bestaande uit stoffen genoemd in bijlage I in een concentratie die aanleiding zou kunnen geven tot verplichtingen op basis van Verordening 1272/2008, waren reeds opgenomen in Verordening 689/2008. De bepalingen die nieuw zijn in Verordening 649/2012 ten opzichte van Verordening 689/2008 betreffen met name administratieve verplichtingen, waaronder het invullen van een identificatienummer op een formulier. Hierdoor is de lastenverzwaring van de exporteurs verwaarloosbaar.

Doordat het verschil tussen beide verordeningen voor burgers en voor het milieu met name ziet op administratieve verplichtingen van exporteurs, zullen burgers geen effecten ondervinden ten gevolge van de verordening. Dit geldt eveneens voor het milieu.

§ 4.2. Effecten van het besluit

De verbodsbepaling van artikel 3 van het onderhavige besluit heeft geen effecten voor het bedrijfsleven, de burgers en het milieu. Deze verbodbepaling is nodig voor strafbaarstelling naar Nederlands recht indien bepalingen uit Verordening 649/2012 worden overtreden. Het besluit introduceert geen administratieve lasten of andere effecten.

§ 5. Toezicht en handhaving

Doordat het onderhavige besluit is gebaseerd op de Wm, is de (bevoegdheid tot) toezicht en bestuursrechtelijke handhaving eveneens gebaseerd op de Wm.

Ingevolge artikel 18.1a van de Wm zijn onder meer de artikelen 5.3 tot en met 5.16 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) van toepassing met betrekking tot het toezicht en bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Wm. Artikel 5.10, eerste lid, van de Wabo biedt de grondslag om ambtenaren aan te wijzen, hetgeen bij het Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving is gebeurd.

In eerste instantie is de Inspectie Leefomgeving en Transport bevoegd tot het houden van toezicht. De ambtenaren van de rijksbelastingdienst, die op basis van de Algemene douanewet bevoegdheden hebben inzake de douane, zijn op basis van artikel 1.20 van die wet middels een convenant mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens (Verordening 1907/2006 en) de titels 9.2 en 9.3 van de Wm. Het toezicht moet dan wel kunnen worden uitgeoefend in samenhang met hun andere werkzaamheden.

Op grond van artikel 18.2b, eerste lid, van de Wm draagt de Minister van Infrastructuur en Milieu zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving.

Op overtreding van de bepalingen genoemd in artikel 3 van het onderhavige besluit, is de Wet op de economische delicten (hierna: Wed) van toepassing. In artikel 1a, onder 1°, van die wet worden overtredingen van onder meer voorschriften krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wm als economische delicten aangemerkt. Vervolgens bepaalt artikel 2, eerste lid, van de Wed dat een economische delict zoals bedoeld in artikel 1a, onder 1, een misdrijf in de zin van de Wed is. In artikel 6, eerste lid, onder 1°, Wed is de maximumstraf voor deze misdrijven vastgesteld. Daarmee is voldaan aan de in artikel 28 van Verordening 649/2012 opgenomen verplichting om sancties vast te stellen voor inbreuken op de bepalingen van Verordening 649/2012.

§ 6. Procedure

Het onderhavige besluit strekt tot uitvoering van Verordening 649/2012. Het besluit is niet in ontwerp overgelegd aan de Staten-Generaal noch in de Staatscourant gepubliceerd, zoals artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer bepaalt. De reden hiervoor is dat artikel 1:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit artikel houdt in dat een verplichting als bedoeld in artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer niet geldt indien het voorgenomen besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Het onderhavige besluit strekt uitsluitend tot omzetting van Verordening 649/2012, waardoor artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer niet van toepassing is.

II Artikelsgewijs deel

Artikel 2

De aanwijzing van de nationale instantie belast met de uitvoering van de verordening blijft de Minister van Infrastructuur en Milieu. De minister was reeds bevoegd gezag op basis van het Besluit 2008.

Artikel 3

Eerste lid

Verordening 649/2012 heeft rechtstreekse werking. Voor de strafbaarstelling naar Nederlands recht dienen handelingen in strijd met een aantal artikel(leden) expliciet verboden te worden in nationale regelgeving. Artikel 3 van het onderhavige besluit voorziet hierin. Het artikel komt grotendeels overeen met het artikel 3 van het Besluit 2008, maar verwijst ook naar enkele bepalingen in Verordening 649/2012 die niet in Verordening 689/2008 waren opgenomen, te weten de artikelen 2, derde lid, tweede alinea, 19, tweede en derde lid, en 25.

Ten aanzien van chemische stoffen, opgenomen in bijlage I, deel 1, die voor het eerst sinds de dag van inwerkingtreding van Verordening 649/2012 worden uitgevoerd, stelt de exporteur op basis van artikel 8, tweede lid, de nationale instantie ten minste 35 dagen voordat de uitvoer zou moeten plaatsvinden, van die uitvoer in kennis. Vervolgens stelt de exporteur ieder jaar die nationale instantie uiterlijk 35 dagen voor de datum van uitvoer in kennis van de eerste uitvoer in dat kalenderjaar van die stof. De kennisgeving dient te voldoen aan de voorschriften van bijlage II van Verordening 649/2012 en moet aan de Europese Commissie en aan de lidstaten ter beschikking worden gesteld via de databank.

Dezelfde procedures moeten worden gevolgd indien de communautaire regelgeving betreffende het in de handel brengen, het gebruik of het kenmerken van de betrokken stoffen is gewijzigd, of wanneer de samenstelling van een mengsel zodanig is veranderd dat het etiket van dat mengsel wijzigt. De kennisgeving moet in dit geval een vermelding bevatten dat het gaat om een herziening van een eerdere kennisgeving ingevolge artikel 8, vierde lid, van Verordening 649/2012.

Ten aanzien van alle in bijlage I opgenomen chemische stoffen moet elke exporteur of importeur in het eerste kwartaal van elk jaar de nationale autoriteit in kennis stellen van de hoeveelheid van de chemische stof die in het voorgaande jaar naar een andere lidstaat of ander land is vervoerd. Deze informatie gaat vergezeld van een lijst van de namen en adressen van iedere natuurlijke of rechtspersoon die de chemische stof invoert. Indien de Europese Commissie daarom verzoekt, moet op basis van artikel 10, eerste en tweede lid, van Verordening 649/2012 alle aanvullende informatie over chemische stoffen die nodig is ter uitvoering van de verordening worden verstrekt.

Bij het onderhavige besluit zijn handelingen in strijd met artikel 14, tiende lid, betreffende het uitvoeren van een stof later dan zes maanden voor het verstrijken van de houdbaarheidsdatum, eveneens strafbaar gesteld. Dat lid verplicht de exporteur ervoor te zorgen dat de omvang en de verpakking van bestrijdingsmiddelenhouders optimaal zijn om het ontstaan van verouderde voorraden tegen te gaan. De exporteur dient tevens opslagomstandigheden en stabiliteit bij opslag te adresseren op het etiket en toe te zien op een juiste zuiverheidsspecificatie conform geldende communautaire wetgeving.

Overtreding van artikel 17 van Verordening 649/2012 is in het onderhavige besluit eveneens strafbaar gesteld. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van Verordening 649/2012 is ieder bedrijf gehouden bij de export van chemische stoffen de verpakking en etikettering te hanteren overeenkomstig Verordening 1107/2009, richtlijn 98/8/EG5, Verordening 1272/2008 of andere Europese regelgeving. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van Verordening 649/2012 dient voor alle export van chemische stoffen de uiterste gebruiksdatum en de productiedatum te worden vermeld. Bedrijven moeten op basis van artikel 17, derde en vierde lid, iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een chemische stof invoert een veiligheidsinformatieblad conform de Verordening 1907/2006 toesturen. De gegevens op het etiket of op het veiligheidsinformatieblad moeten in de officiële taal of één van de hoofdtalen van het land van bestemming worden vermeld.

Verordening 649/2012 voorziet daarnaast in de verplichting voor exporteurs om in vak 44 van het «Enig Document» van de aangifte van uitvoer (of van een corresponderend onderdeel van een elektronische uitvoeraangifte) het referentie-identificatienummer te vermelden. Deze nummers zijn beschikbaar via de databank van het Agentschap. Artikel 2, derde lid, tweede alinea, en artikel 19, tweede lid, van Verordening 649/2012 leggen deze administratieve verplichting op aan bepaalde categorieën exporteurs. Het betreft exporteurs die krachtens artikel 8, vijfde lid, van die verordening zijn ontheven van de overige verplichtingen in het tweede of vierde lid van dat artikel of exporteurs waarvoor deze verplichtingen ingevolge artikel 8, zesde lid, van de verordening zijn komen te vervallen. Ook exporteurs van chemische stoffen, genoemd in de artikel 2, derde lid, eerste alinea, van Verordening 649/2012 moeten aan deze verplichting voldoen.

Exporteurs moeten voldoen aan een aantal administratieve voorschriften opgenomen in artikel 19, tweede en derde lid en aan artikel 25, tweede volzin. Lidstaten en andere onder deze verordening vallende partijen hoeven slechts te voldoen aan de administratieve verplichtingen, gesteld in het artikel 25, tweede volzin.

Tweede lid

Ingevolge artikel 3, tweede lid, is het verboden te handelen in strijd met een ontheffing die kan worden verleend ingevolge artikel 8, vijfde lid, van Verordening 649/2012. Het bedoelde vijfde lid biedt een grondslag voor de aangewezen nationale instantie om geheel of gedeeltelijk ontheffing te verlenen van de verplichtingen, neergelegd in artikel 8, tweede, derde en vierde lid, van Verordening 640/2012, indien de uitvoer van een chemische stof geschiedt vanwege een noodsituatie. In die noodsituatie moet de uitstel van de betrokken uitvoer gevaarlijk kunnen zijn voor de volksgezondheid of het milieu in de invoerende partij of andere invoerende land. Deze beslissing dient in overleg met de Europese Commissie te worden genomen. Aan de ontheffing kan de minister voorschriften verbinden.

Artikel 5

De inwerkingtredingsdatum van het onderhavige besluit wijkt af van de in het kader van de zogenoemde vaste verandermomenten voorgeschreven data. Aangezien verordening 649/2012 met ingang van 1 maart 2014 van toepassing is, treedt ook dit besluit op die datum in werking.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Sinds het in werking treden van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 zijn de lidstaten van de Europese Gemeenschap de lidstaten van de Europese Unie.

X Noot
2

Sinds het in werking treden van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de Raad van de Europese Gemeenschap hernoemd tot de Raad van de Europese Unie.

X Noot
3

Onder invoerende partij wordt volgens artikel 2, twintigste lid, van Verordening 649/2012 verstaan een staat of regionale organisatie voor economische integratie die ermee heeft ingestemd door het verdrag te worden gebonden en waarvoor het verdrag in werking is getreden.

X Noot
4

Onder ander land wordt volgens artikel 2, eenentwintigste lid, van Verordening 649/2012 verstaan elk land dat geen partij is.

X Noot
5

Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven