Besluit van 30 september 2013, houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie in verband met de aanpassing van de aspirantenmaatregelen uit het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2012–2014

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 13 juni 2013, nr. 396215;

Gelet op artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 juni 2013, no. W03.13.0172/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 25 september 2013, nr. 431847;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit algemene rechtspositie politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 komt te luiden:

  • 1. De aspirant wordt gedurende het eerste leerjaar van de initiële opleiding tijdelijk aangesteld voor de duur van één jaar.

  • 2. Indien de aspirant aan het eind van het eerste leerjaar een positief studieadvies ontvangt, dan wel door middel van vrijstelling door een eerder gevolgde opleiding instroomt in het tweede leerjaar, wordt hij aangesteld in tijdelijke dienst voor maximaal twee jaar bij het volgen van de driejarige of kortere opleiding.

  • 3. Na het voltooien van de driejarige initiële opleiding, wordt de aspirant aangesteld in vaste dienst als ambtenaar voor de uitvoering van de politietaak tenzij het bevoegd gezag anders beslist.

  • 4. Indien de aspirant een vierjarige initiële opleiding volgt, wordt hij nadat hij aan het eind van het eerste leerjaar een positief studieadvies ontvangt, aangesteld in tijdelijke dienst voor twee jaar voor het tweede en derde leerjaar.

  • 5. Aan het eind van het derde leerjaar van de aspirant, bedoeld in het vierde lid, wordt de aspirant vast aangesteld als aspirant, tenzij het bevoegd gezag anders beslist. Na het voltooien van de vierjarige initiële opleiding wordt de aanstelling gewijzigd in aanstelling als ambtenaar voor de uitvoering van de politietaak.

  • 6. Het bevoegd gezag kan, in bijzondere gevallen, van het bepaalde in dit artikel afwijken.

B

Artikel 3a komt te vervallen.

C

Artikel 89 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Aan de aspirant die is aangesteld op grond van artikel 3, eerste lid, en in het eerste leerjaar een negatief studieadvies ontvangt, wordt eervol ontslag verleend met ingang van de dag volgende op de dag waarop de aanstelling in tijdelijke dienst op grond van artikel 3, eerste lid, is verstreken.

2. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot tweede tot en met vijfde lid komt het tweede lid te vervallen.

3. Het vijfde lid (nieuw) komt te vervallen.

D

In artikel 97 wordt «de artikelen 89, eerste tot en met vierde lid en zesde lid,» vervangen door: de artikelen 89, eerste tot en met derde lid,.

ARTIKEL II

In het Besluit bezoldiging politie wordt na artikel 3 bis een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3bis a

  • 1. Dit artikel is van toepassing op aspiranten die beginnen met de initiële opleiding vanaf 1 november 2013.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing op aspiranten die voorafgaand aan hun aanstelling minimaal twee jaar werkervaring hebben, waarbij zij minimaal 28 uur gemiddeld per week werkten met bijbehorende inkomsten van minimaal het minimumloon. Op deze aspiranten is artikel 3 van toepassing.

  • 3. Gedurende het eerste leerjaar bedraagt de tegemoetkoming voor de opleidingen de bij het opleidingsniveau genoemde bedrag in bijlage IV van dit besluit.

  • 4. Gedurende het tweede leerjaar ontvangen aspiranten een salaris dat is opgenomen in bijlage V van dit besluit.

  • 5. Gedurende het derde leerjaar ontvangen aspiranten een salaris dat is opgenomen in bijlage VI van dit besluit.

  • 6. Gedurende het vierde leerjaar ontvangen aspiranten een salaris als bedoeld in bijlage II.

  • 7. Gedurende het eerste leerjaar hebben de aspiranten geen recht op de toelagen en vergoedingen genoemd in dit besluit.

  • 8. Gedurende het tweede, derde en indien van toepassing vierde leerjaar is artikel 50, eerste lid, van toepassing.

  • 9. Gedurende de gehele initiële opleiding is artikel 17a niet van toepassing.

  • 10. Na het succesvol afronden van de opleiding vindt aanstelling plaats:

    • a. in een functie waaraan salarisschaal 4 is verbonden van de aspirant die een opleiding heeft afgerond op niveau 2;

    • b. in een functie waaraan salarisschaal 6 is verbonden van de aspirant die een opleiding heeft afgerond op niveau 3;

    • c. in een functie waaraan salarisschaal 7 is verbonden van de aspirant die een opleiding heeft afgerond op niveau 4;

    • d. in een functie waaraan ten minste salarisschaal 8 is verbonden van de aspirant die een opleiding heeft afgerond op niveau 5;

    • e. in een functie waaraan ten minste salarisschaal 9 is verbonden van de aspirant die een opleiding heeft afgerond op niveau 6,

    waarbij het salaris wordt vastgesteld op een bedrag dat gelijk is aan of hoger is dan het bij het desbetreffende opleidingsniveau behorende garantiebedrag zoals genoemd in bijlage III van dit besluit.

  • 11. De bedragen genoemd in bijlage IV worden gewijzigd conform artikel 17 van het Besluit studiefinanciering 2000.

ARTIKEL III

In artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie, wordt «op grond van de artikelen 89, eerste tot en met vierde lid en zesde lid,» vervangen door: op grond van de artikelen 89, eerste tot en met derde lid,.

ARTIKEL VI

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 november 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 30 september 2013

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Uitgegeven de zestiende oktober 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Bijlage bij artikel II

Bijlage IV bij artikel 3bis a, derde lid, van het Besluit bezoldiging politie

Tegemoetkoming gedurende het eerste jaar, bruto per maand

Opleidingsniveau 2, 3 en 4 € 808,58

Opleidingsniveau 5 en 6 € 904,08

Bijlage V bij artikel 3bis a, vierde lid, van het Besluit bezoldiging politie

Salaris gedurende het tweede leerjaar, bruto per maand

Alle opleidingsniveaus € 1175,25

Bijlage VI bij artikel 3bis a, vijfde lid, van het Besluit bezoldiging politie

Salaris gedurende het derde leerjaar, bruto per maand

Alle opleidingsniveaus € 1332,–

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In het Regeerakkoord «Vrijheid en verantwoordelijkheid» van het kabinet Rutte I werd in de financiële bijlage op pagina 6 een structurele besparing van € 60 miljoen ingeboekt. Aspiranten bij de KMAR en de politie ontvangen niet langer een salaris maar in plaats daarvan een bijdrage in de kosten levensonderhoud. Dit uitgangspunt is meegenomen in de onderhandelingen bij het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2012–2014 en heeft uiteindelijk geleid tot de volgende afspraken:

  • aspiranten die met ingang van 1 november 2013 instromen ontvangen in het eerste jaar uitsluitend een geldelijke beloning die aansluit bij de huidige OCW-beurs. Deze wordt geïndexeerd conform de wijze waarop OCW de beurzen indexeert op grond van artikel 17 van het Besluit studiefinanciering 2000.

  • De aspirantenaanstelling wordt aangepast.

  • Aan het einde van het eerste jaar krijgen de aspiranten een bindend studieadvies, dat voor bezwaar/beroep vatbaar is.

  • In het tweede en derde jaar ontvangen de aspiranten wel een salaris.

  • Degenen met minimaal twee jaar werkervaring voor minimaal 28 uur gemiddeld per week met bijbehorende inkomsten van minimaal het minimumloon voorafgaand aan hun aanstelling bij de politie vallen niet onder bovenstaande. Zij ontvangen een aanloopsalaris conform het huidige stelsel dat aansluit bij het toekomstige functieniveau.

Bovenstaande is verwerkt in de artikelen 3, 3a en 89 van het Barp en artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie is aangepast. Doordat de bepaling uit artikel 3a Barp is opgenomen in artikel 3 is 3a komen te vervallen.

Artikelsgewijs

Artikel I onderdeel A

Doordat er sprake is van verschillen in de duur van de opleidingen, ontstaat hierdoor ook verschil in de aanstelling. De hoofdregel is dat aspiranten voor het eerste jaar een tijdelijke aanstelling voor een jaar krijgen en daarna, voor zowel de driejarige als de vierjarige opleiding een tweejarige tijdelijke aanstelling. Dit vanwege maximaal drie jaar een tijdelijke aanstelling en daarna een vaste aanstelling. Indien een opleiding korter duurt dan drie jaar, kan de tweede tijdelijke aanstelling ook korter zijn dan twee jaar. Indien de opleiding langer duurt dan drie jaar, krijgt de aspirant na het derde leerjaar bij goed functioneren een vaste aanstelling.

De vrijstelling die in artikel 3, tweede lid, van het Barp wordt genoemd wordt gegeven aan aspiranten welke het zogenaamde project «Versterking samenhang politieonderwijs en regulier onderwijs» (Vesporo traject) hebben afgelegd. Zij hebben als vooropleiding de Handhaver Toezicht en Veiligheid politie (HTV-P) opleiding aan een regionaal opleidingscentrum (ROC) gevolgd, welke grotendeels overeenkomt met het eerste jaar van de politieopleiding.

Het bindend studieadvies is vastgelegd in het Onderwijs Examen reglement (OER), welke conform artikel 15 van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs wordt opgesteld. Daarin wordt opgenomen hoe het advies tot stand komt, naar aanleiding van evaluatiemomenten en de beoordelingscyclus.

Artikel I, onderdelen C en D en artikel III

In artikel 89 Barp wordt het ontslag van de aspirant geregeld. Doordat nu is afgesproken dat de aspirant eerst een tijdelijke aanstelling van een jaar krijgt en daarna een tweejarige aanstelling, zijn er een aantal artikelleden overbodig geworden en wordt het nu opnieuw vastgesteld.

In artikel 97 Barp en in artikel 1 van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie werd verwezen naar bepaalde leden uit artikel 89 Barp. Deze verwijzingen zijn aangepast aan het nieuwe artikel 89 Barp.

Artikel II

In het Bbp is een nieuw artikel opgenomen voor deze maatregel. De bedragen bedoeld in artikel 3 bis a, derde, vierde en vijfde lid en opgenomen in de bijlagen IV, V en VI volgen de uit Arbeidsvoorwaardenakkoorden van de sector Politie voortvloeiende aanpassingen van de algemene salarisschalen. De aspirant die voldoet aan de eisen die gesteld worden aan de minimale werkervaring en daardoor niet valt onder het bereik van artikel 3bis, valt qua salaris onder artikel 3.

Onder de werkervaring wordt hier verstaan de werkervaring die voldoet aan de gestelde eis van minimaal 28 uur gemiddeld per week met bijbehorende inkomsten. De periode van twee jaar moet aaneengesloten zijn. Het kan daardoor ook werkervaring zijn die niet aansluit bij de werkzaamheden van de politie. Het is juist bedoeld om ook de overstap naar de politie voor iemand die eerst volledig ander werk deed aantrekkelijk te houden.

Voor het vaststellen van de bedragen bedoeld artikel 3bis a is de studiefinanciering voor reguliere studenten zoals deze door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt gehanteerd, als uitgangspunt genomen. Aspiranten kregen een salaris of, zoals in de artikel 3bis is geregeld, een deel van het salaris. De bedragen zoals opgenomen in artikel 3bis a zijn gebaseerd op de bedragen die in het reguliere onderwijs worden verkregen door studenten. Het idee hierachter is dat de aspirant in zijn eerste jaar wordt gezien als student en daarna langzaam de werknemer plek ingaat.

Nadat de aspirant de opleiding succesvol heeft afgerond zal hij wat salaris betreft de salarisschaal krijgen die op grond van artikel 6, tweede lid, van het Bbp hoort bij de functie waarin hij wordt aangesteld.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant

Naar boven