Besluit van 17 september 2013 tot vaststelling van de waarde van de economische eigendom bij overdracht van een net voor transport van elektriciteit of een gastransportnet (Besluit waardevaststelling netten voor elektriciteit en voor gastransport)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 15 juli 2013, nr. WJZ / 13121812;

Gelet op de artikelen 13, achtste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 5, achtste lid, van de Gaswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 augustus 2013, nr. W. 15.13.0244IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 12 september 2013, nr. WJZ / 13152081;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

advies:

een door één of meer deskundigen uitgebracht advies aan een door Onze Minister voor een net aangewezen netbeheerder en aan degene die ten tijde van die aanwijzing over de economische eigendom van dat net beschikt over de vaststelling van de hoogte van de tegenprestatie voor de overdracht van de economische eigendom van het net aan die aangewezen netbeheerder;

net:

een net als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Elektriciteitswet 1998 of een gastransportnet als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Gaswet;

partijen:

de door Onze Minister voor een net aangewezen netbeheerder en degene die ten tijde van die aanwijzing over de economische eigendom van dat net beschikt;

voorlopig deskundigenbericht:

een bericht van deskundigen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c.

§ 2. Mogelijkheden en termijnen tot vaststelling van de tegenprestatie

Artikel 2

  • 1. Indien partijen geen overeenstemming bereiken over de vaststelling van de tegenprestatie voor de overdracht van de economische eigendom van het net waarop de aanwijzing van een netbeheerder door Onze Minister betrekking heeft, dragen zij binnen een termijn van twaalf weken na de beschikking tot aanwijzing zorg voor het:

    • a. gezamenlijk verstrekken van een opdracht aan één of meer deskundigen tot het geven van een bindend advies tot vaststelling van de waarde van de tegenprestatie,

    • b. tussen hen beiden aangaan van een overeenkomst tot arbitrage met een aanduiding van het compromis tot vaststelling van de waarde van de tegenprestatie,

    • c. door één van hen beiden indienen van een verzoek als bedoeld in artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bij de ter zake bevoegde rechter tot het bevelen van een voorlopig bericht van deskundigen over de waarde van de tegenprestatie of

    • d. door één van hen aanhangig maken van een geding bij de ter zake bevoegde rechter tot vaststelling van de waarde van de tegenprestatie.

  • 2. Partijen dragen er zorg voor dat een door hen gezamenlijk verstrekte opdracht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, uiterlijk binnen twaalf weken na het verlenen daarvan tot het uitbrengen van een advies leidt.

Artikel 3

Indien artikel 2 van toepassing is en partijen geen overeenstemming bereiken over de uitvoering daarvan, geeft de partij die over de economische eigendom van het net beschikt binnen een termijn van achttien weken na verzending van een beschikking tot aanwijzing van een netbeheerder voor dat net uitvoering aan artikel 2, eerste lid, onderdeel c of d, tenzij de andere partij dit reeds heeft gedaan.

Artikel 4

  • 1. Indien een uitgebracht voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 2, eerste lid onderdeel c, niet of niet volledig tot overeenstemming tussen partijen leidt over de waarde van de tegenprestatie voor de overdracht van de economische eigendom, geven partijen uiterlijk binnen zes weken na verzending van het voorlopig deskundigenbericht alsnog uitvoering aan artikel 2, eerste lid, onderdeel a, b of d, voor zover dat voor een vaststelling van de waarde noodzakelijk is.

  • 2. Indien partijen op grond van het eerste lid gehouden zijn uitvoering te geven aan artikel 2, eerste lid, onderdeel a, b of d, maar daar geen overeenstemming over bereiken, draagt de partij die het voorlopig deskundigenbericht heeft verzocht binnen twaalf weken na ontvangst daarvan zorg voor het aanhangig maken van een geding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, is de verplichting tot het aanhangig maken van een geding van toepassing op de partij die niet het voorlopig deskundigenbericht heeft verzocht, indien tussen partijen vaststaat dat deze partij de enige partij is die geheel of gedeeltelijk niet met de vaststelling van de waarde in het voorlopig deskundigenbericht kan instemmen.

§ 3. Inschakeling deskundigen tot vaststelling van de tegenprestatie

Artikel 5

Partijen dragen bij het verstrekken van een adviesopdracht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, zorg voor de inschakeling van enige deskundige die in staat is werkzaamheden als deskundige onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig, vakbekwaam en integer te verrichten.

Artikel 6

Indien partijen een opdracht voor een advies als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, aan meerdere deskundigen verstrekken, dragen partijen er zorg voor dat die deskundigen een gezamenlijk advies uitbrengen. Het aantal in te schakelen deskundigen is oneven.

Artikel 7

  • 1. Degene die over de economische eigendom van het net beschikt, draagt bij de verstrekking van een gezamenlijke opdracht tot bindend advies als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, zorg voor de beschikbaarheid van een dossier met zo gedetailleerd mogelijke bescheiden en gegevens over het net, met inbegrip van de boekhouding betreffende het net.

  • 2. Partijen verlenen medewerking aan een onderzoek door de deskundige of deskundigen, bij gebreke waarvan de deskundige of deskundigen in een advies zijn of hun conclusies daaraan mogen verbinden ten aanzien van de hoogte van de tegenprestatie voor de overdracht van de economische eigendom van het net.

Artikel 8

De artikelen 5 tot en met 7 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een overeenkomst tot arbitrage als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, en de uitvoering daarvan.

§ 4. Criteria tot vaststelling van de tegenprestatie

Artikel 9

  • 1. De tegenprestatie voor de overdracht van de economische eigendom van een net waarvoor artikel 2 van toepassing is, wordt vastgesteld met inachtneming van algemeen aanvaarde vaktechnische en bedrijfseconomische methoden en uitgangspunten, waarbij voorts in ieder geval rekening wordt gehouden met:

    • a. de mate waarin het over te dragen net voldoet aan de eisen die bij of krachtens de wet zijn gesteld met betrekking tot de door dat net te vervullen functies en de kwaliteit van dat net;

    • b. de noodzakelijk te maken kosten om het net aan de eisen, bedoeld in onderdeel a, te laten voldoen;

    • c. de omvang van het net gemeten naar het aantal aangesloten afnemers en de netcapaciteit;

    • d. de onderhoudstoestand;

    • e. de ouderdom, de te verwachten restlevensduur en de te verwachten kosten voor noodzakelijk onderhoud en vervangingen;

    • f. onzekerheden ten aanzien van factoren die relevant zijn voor de hoogte van de tegenprestatie.

  • 2. De hoogte van de tegenprestatie hangt niet af van de mate waarin het net waarvoor Onze Minister een netbeheerder heeft aangewezen in technische zin, dan wel met betrekking tot de gebruikte constructies en materialen, afwijkt of overeenstemt met een ander net dat de netbeheerder reeds in beheer heeft.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing voor zover de netbeheerder, bedoeld in dat lid, bewijst dat die niet-toepasselijkheid een grotere doelmatigheid tot gevolg heeft.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit waardevaststelling netten voor elektriciteit en voor gastransport.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 17 september 2013

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Uitgegeven de zevenentwintigste september 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel

Op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet geldt als uitgangspunt dat voor een net voor elektriciteit of gastransport een netbeheerder wordt aangewezen. Een eenmaal aangewezen netbeheerder moet er voor zorgen dat het beheer van zijn net voldoet aan de eisen die daaraan bij en krachtens de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet zijn gesteld. Die eisen dienen het belang en de bescherming van de afnemers die op een net zijn aangesloten. Belangen zoals die inzake betaalbaarheid, vrije leverancierskeuze en veiligheid zijn daarmee gewaarborgd.

Om aan de gestelde eisen te kunnen voldoen rust op de aangewezen netbeheerders de wettelijke verplichting over de economische eigendom van een net te beschikken. Indien die economische eigendom niet bij de aan te wijzen netbeheerder berust, moet dit bij gelegenheid van de aanwijzing aan hem worden overgedragen. In de praktijk kan voor de realisering van die overdracht soms het vaststellen van de waarde van de economische eigendom van het net tussen partijen een belemmering zijn. Dit kan voor verschillende netten aan de orde zijn, bijvoorbeeld voor netten die niet meer in aanmerking komen voor een ontheffing op grond van het oude artikel 15 tweede lid van de Elektriciteitswet 1998 of van artikel 2a, tweede lid van de Gaswet, voor netten die onder de oude vrijstellingsbepaling vielen gelet op hun beperkte omvang of voor netten op recreatieparken waarvoor in het verleden geen netbeheerder is aangewezen. Het uitblijven van de vaststelling van de waarde is een belemmering voor de overdracht en dit kan de bescherming van de belangen van de afnemers schaden. Die zijn erbij gebaat dat een netbeheerder is aangewezen die het net ook daadwerkelijk beheert en dat de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) daarop toezicht houdt. Dit besluit heeft betrekking op de wijze waarop die waarde dient te worden vastgesteld in de situaties dat de Minister van Economische Zaken (verder: Minister) een netbeheerder heeft aangewezen.

2. Reikwijdte

Uitgangspunt is dat een aanwijzing moet plaatsvinden door degene aan wie het net toebehoort. De ACM houdt er toezicht op dat een aanwijzing plaatsvindt. Indien de ACM bijvoorbeeld een klacht van een afnemer ontvangt over een net op een recreatiepark waarvoor geen netbeheerder is aangewezen, zal de ACM – indien de klacht gegrond is – proberen te bewerkstelligen dat een netbeheerder wordt aangewezen (zie hiervoor Kamerstukken II 2011/12, 32 814, nr. 8). Degene die is aangewezen meldt dit aan de Minister. De Minister moet vervolgens besluiten of hij met die aanwijzing kan instemmen (artikel 12, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 of van artikel 4, tweede lid, van de Gaswet). Ingeval de Minister niet instemt, kan hij zelf een netbeheerder aanwijzen. De Minister kan verder een netbeheerder aanwijzen, indien ondanks de inspanningen van de ACM ten onrechte geen netbeheerder is aangewezen dan wel een aanwijzing door de aangewezene niet ter instemming aan de Minister is voorgelegd. De Minister is hiervan op de hoogte doordat de ACM de Minister hiervan op de hoogte stelt. Tot slot is er nog een situatie waarin een netbeheerder zijn taken heeft verwaarloosd. Onder voorwaarden kan de Minister in dat geval de eerdere aanwijzing vervallen verklaren en een nieuwe netbeheerder aanwijzen.

De aanwijzing door de Minister van een netbeheerder leidt tot een verplichting tot overdracht van de economische eigendom van een net aan die netbeheerder, voor zover deze nog niet is overgedragen. In dat geval gelden voorschriften voor de vaststelling van de waarde van de economische eigendom van het net die afhankelijk zijn van de uitgangssituatie. Ingeval er sprake is van taakverwaarlozing bij het beheer van een net en de Minister om die reden een eerdere aanwijzing vervallen heeft verklaard en een nieuwe netbeheerder heeft aangewezen, zijn er in het verleden voor dat net gereguleerde tarieven vastgesteld. In dat geval is artikel 13, zevende lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 5, zevende lid, van de Gaswet van toepassing. Deze artikelleden bepalen dat de waarde van de tegenprestatie ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt die op basis van algemene bedrijfskundige uitgangspunten kan worden afgeleid van de tarieven die de ACM in de voorafgaande vijf jaren voor dat net heeft vastgesteld. In andere gevallen zal geen sprake zijn van in het verleden door de ACM vastgestelde tarieven voor een door de Minister aangewezen net. In die gevallen is er dan nog niet eerder een netbeheerder aangewezen, zodat er voor het specifieke net ook niet eerder tarieven zijn vastgesteld door de ACM. Dit besluit is van toepassing op deze gevallen.

3. Overwegingen

In situaties waarop dit besluit ziet, is sprake van een partij die economische eigendom overdraagt en een partij die economische eigendom verwerft. Zij moeten er samen zien uit te komen. De aangesloten afnemers vervullen in dit proces geen rol maar hebben groot belang bij een goede en snelle afloop ervan. Het gaat hierbij immers om het beëindigen van een situatie waarin er geen netbeheerder is voor het net waarop zij zijn aangesloten.

Ten aanzien van de waarde van de economische eigendom van het over te dragen net kunnen overdragende en verwervende partijen geen referentie ontlenen aan een marktwaarde gebaseerd op vraag en aanbod, aangezien hiervoor geen (liquide) markt bestaat en geen enkel net hetzelfde is als een ander net. De verschillen betreffen bijvoorbeeld de omvang van het net, netontwerp, netcapaciteit in relatie tot de belasting door aangesloten afnemers, onderhoudstoestand, bouwjaar en resterende levensduur. Ook kunnen er verschillen zijn in de aansluitingen die onderdeel zijn van de netten waarop dit besluit betrekking heeft. Voor de bepaling van de waarde van de tegenprestatie is het daardoor niet mogelijk om algemeen geldende rekenregels te stellen. Ten aanzien van deze waardebepaling is het derhalve nodig een deskundige in te schakelen.

In de bedoelde situaties moeten de twee betrokken partijen die deels tegengestelde belangen hebben, er samen uit zien te komen, terwijl zij de hoogte van de tegenprestatie niet kunnen baseren op een door vraag en aanbod op een markt tot stand gekomen prijs. Om een impasse tussen partijen te voorkomen moeten partijen binnen een voorgeschreven termijn een passende procedure beginnen die tot een waardevaststelling leidt. Die procedure staat beschreven in dit besluit. Daarnaast geeft het besluit enkele economische uitgangspunten voor de waardevaststelling.

4. Inhoud

Voor het geval betrokken partijen er na aanwijzing van een netbeheerder door de Minister niet in slagen om de tegenprestatie in goed overleg vast te stellen verplicht dit besluit partijen om binnen twaalf weken na de beschikking tot aanwijzing door de Minister één van de in het besluit voorgeschreven acties te ondernemen. Partijen dienen in dat geval gezamenlijk een bindend advies te vragen aan één of meer deskundigen, de rechter te verzoeken om een voorlopig deskundigenbericht, een arbitrageovereenkomst te sluiten, of zich voor vaststelling van de tegenprestatie tot de rechter te wenden. In de praktijk kan blijken dat partijen hierover niet tot elkaar kunnen komen. In dat geval is het uitgangspunt dat de partij die over het economische eigendom beschikt, binnen achttien weken na vaststelling van de aanwijzing door de Minister de rechter verzoekt om een voorlopig deskundigenbericht of een procedure voor de rechter start tot vaststelling van de tegenprestatie. Ingeval de uitkomst van een voorlopig deskundigenbericht niet tot overeenstemming tussen partijen leidt, dient in ultimo een procedure voor de rechter te worden gestart. Naast het stellen van termijnen aan het starten van één van de genoemde procedures, stelt het besluit ook inhoudelijke eisen en worden randvoorwaarden gesteld om de waardevaststelling voor partijen te vergemakkelijken. Het besluit bevat bijvoorbeeld algemene criteria die voor een waardevaststelling relevant zijn.

Op deze wijze is een evenwicht gezocht tussen het belang van de afnemers bij een aanwijzing van een netbeheerder en het belang van zelfbeschikking van partijen bij een overdracht van de economische eigendom van het net. Dit laatste hangt onder meer samen met het privaatrechtelijke karakter van de overdracht en het gegeven dat het hier de (economische) eigendom van een net in private handen betreft. Uit het besluit volgt dat partijen zo spoedig mogelijk een waardevaststelling moeten realiseren. Indien de geldende voorschriften niet worden nageleefd, kan de Minister een last onder dwangsom opleggen. Desondanks kan het zich ook binnen de kaders van het besluit voordoen dat met een waardevaststelling langere of geruime tijd gemoeid is. Bij het bepalen van het tijdstip van inwerkingtreding van een beschikking tot aanwijzing van een netbeheerder, zal dit samen met de belangen van de afnemers worden meegewogen. De praktijk zal moeten uitwijzen hoe dit zich verder ontwikkelt. Aangezien er nog niet of nauwelijks ervaring is met de waardevaststelling van dit soort netten, is het van belang om nauwlettend te volgen of de procedure uit dit besluit in de praktijk ook goed functioneert. De werking van het besluit zal daarom twee jaar na inwerkingtreding geëvalueerd worden.

5. Specifieke uitgangspunten bij waardevaststelling

De waardevaststelling dient zoveel mogelijk te worden vastgesteld met inachtneming van algemeen aanvaarde vaktechnische en bedrijfseconomische methoden en uitgangspunten. Daarbij kan ook van belang zijn een schatting te maken van te verwachten opbrengsten uit de exploitatie van het net. Aangezien de aanwijzing van een netbeheerder tot gevolg heeft dat de wettelijke vereisten en tariefregulering op dit net en het beheer daarvan van toepassing worden, zal bij de waardevaststelling ook rekening kunnen worden gehouden met de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de gereguleerde tarieven. Daarnaast dient te worden vastgesteld in welke mate het net op het moment van overdracht in overeenstemming is met de wettelijke vereisten zoals met betrekking tot capaciteit, veiligheid, betrouwbaarheid, geschiktheid om derdentoegang te realiseren, bescherming tegen invloeden van buitenaf en dergelijke. In aanvulling op de bovengenoemde methoden en uitgangspunten dient ook rekening te worden gehouden met waardebeïnvloedende factoren, waaronder – indien van toepassing – in elk geval kosten van achterstallig onderhoud, eventueel noodzakelijke vervangingen en kosten die de netbeheerder moet maken om het net waarvoor hij is aangewezen zo nodig alsnog in overeenstemming te brengen met de wettelijke vereisten. De in het besluit genoemde waardebeïnvloedende factoren zijn afgeleid van de voor het netbeheer relevante publieke belangen en van eisen die bij en krachtens de wet aan het net en het netbeheer gesteld worden.

Voor een goede schatting is daarnaast een goed beeld nodig van de technische kwaliteit van het net en de verwachte restlevensduur. Bij dit alles weegt mee, hoe goed het net is gedocumenteerd en in kaart gebracht en wat een deskundige omtrent de kwaliteit en bijvoorbeeld de ligging van het net heeft kunnen vaststellen op basis van de beschikbare informatie en/of eigen onderzoek in situ. Bij het bepalen van de waarde geldt voorts als uitgangspunt dat daarbij geen rekening mag worden gehouden met de mate waarin het net afwijkt of overeenstemt met enig ander net van de aangewezen netbeheerder. Dit is anders indien het doelmatiger is dat juist wel te doen.

6. Regeldruk

De bepalingen in dit besluit brengen geen informatieverplichtingen aan de overheid met zich mee en leiden daarom niet tot administratieve lasten voor bedrijven. Aan betrokken partijen wordt wel door de artikelen 2, 3 en 4 van het besluit de verplichting opgelegd een passende procedure te starten en te volgen die tot waardevaststelling leidt in de situatie dat de Minister een netbeheerder heeft aangewezen. In de praktijk kunnen partijen in geval van een aanwijzing van een netbeheerder door de Minister, of daaraan voorafgaand, in onderling overleg of met behulp van bemiddeling trachten tot een waardevaststelling te komen. Dit is een keuze van partijen zelf. Een verplichting om een passende procedure te volgen, is alleen aan de orde in het geval deze partijen er binnen de voorgeschreven termijn van twaalf weken niet in slagen om tot overeenstemming te komen over de tegenprestatie voor de overdracht van de economische eigendom van het net. De betrokken partijen zijn in dit geval de door de Minister aangewezen netbeheerder en de huidige eigenaar van het elektriciteits- of gasnet wiens eigendom dient te worden overgedragen. Partijen kunnen daarbij kiezen tussen het inwinnen van een bindend advies bij een deskundige, het aangaan van een overeenkomst tot arbitrage, het indienen van een verzoek bij de rechter tot een voorlopig deskundigenbericht of het aanhangig maken van een geding bij de rechter om tot waardevaststelling te komen. Het besluit laat daarmee ruimte voor partijen zelf het minst belastende alternatief te kiezen voor een waardevaststelling gegeven de noodzaak tot een dergelijke vaststelling te komen, en een en ander afhankelijk van de verhouding tussen partijen. Uit de verplichting die dit besluit oplegt aan partijen om deze procedure te doorlopen kunnen inhoudelijke nalevingskosten voortvloeien. Tot op heden heeft een aanwijzing door de Minister in de zin van dit besluit nog niet plaatsgevonden. De omvang van het aantal toekomstige aanwijzingen is onvoorspelbaar. Ditzelfde geldt daarmee voor de eventuele nalevingskosten op macroniveau. Verder kan de hoogte van de nalevingskosten afhankelijk zijn van de gemaakte keuze door partijen zoals bovengenoemd (aanstellen deskundige, aangaan arbitrage of gang naar de rechter), en het verloop van de procedure, waarbij vele varianten mogelijk zijn. Tot slot kan de hoogte van de nalevingskosten nog afhangen van het type net dat gewaardeerd moet worden, deze netten kunnen immers sterk verschillen in aard en omvang zodat de complexiteit van de waardevaststelling sterk afhangt van de specifieke situatie. Op grond van alle bovenstaande onzekerheden kunnen de eventuele nalevingskosten van dit besluit – zo die zich al zouden voordoen – niet op een zinvolle wijze worden gekwantificeerd.

7. Afstemming belanghebbende partijen

Er heeft een consultatie plaatsgevonden over een eerdere versie van dit besluit in de periode van 22 januari 2013 tot 19 februari 2013. Deze consultatie heeft geleid tot reacties van zowel brancheorganisatie Netbeheer Nederland als RECRON, de vereniging voor recreatieondernemers. Netbeheer Nederland vertegenwoordigt netbeheerders die – indien zij door de Minister als netbeheerder aangewezen worden – er belang bij hebben een redelijke prijs te betalen voor de overname van de economische eigendom van het net waarbij rekening wordt gehouden met mogelijke extra investeringen. RECRON vertegenwoordigt recreatieondernemers die op dit moment een net in private eigendom hebben waarvan de economische eigendom ingeval van een aanwijzing van een netbeheerder door de Minister dient te worden overgedragen. Deze neteigenaren hebben er belang bij een redelijk deel van de door hen in het verleden gedane investering terug te zien in de overnameprijs. Het voornaamste doel van dit besluit is dan ook dat het de neteigenaar en de – door de Minister aangewezen – netbeheerder handvaten biedt om tot een evenwichtige waardebepaling te komen.

De voornaamste zorg van RECRON is dat het besluit in de praktijk kan leiden tot een afwaardering van het net en een verlaging van de compensatie voor de recreatieondernemer bij de overdracht. RECRON wijst op de ongelijkheid in financiële mogelijkheden en kennis tussen recreatieondernemers en regionale netbeheerders en op de hoge kosten voor het inhuren van adviseurs of een gang naar de rechter. RECRON vreest bovendien dat afnemers zich tot de ACM en de Minister zullen wenden met een verzoek tot aanwijzing van een regionale netbeheerder.

Het voornaamste zorgpunt van Netbeheer Nederland betreft onduidelijkheid over de mate waarin de inkomsten van de netbeheerder (als overnemende partij) zullen mogen toenemen gelet op de kosten voor de verwerving van de netten inclusief eventuele investeringen om deze netten te laten voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde eisen. In het bijzonder wil Netbeheer Nederland graag meer duidelijkheid over de wijze waarop omgegaan wordt met de gemaakte kosten voor (de vervanging van) de aansluitingen van afnemers. Daarnaast bepleit Netbeheer Nederland dat de tegenprestatie voor de overdracht van de economische eigendom van een net primair gebaseerd moet zijn op regulatorische methoden en uitgangspunten, en dus niet zoals in het besluit is vastgelegd op basis van algemeen aanvaarde vaktechnische en bedrijfseconomische methoden en uitgangspunten.

Het is evident dat de neteigenaar en de aangewezen netbeheerder tegengestelde belangen kunnen hebben bij de waardevaststelling van het over te dragen net. De bepalingen in dit besluit zijn er daarom op gericht om balans te vinden tussen deze belangen. Dit geldt met name voor de opgenomen criteria voor de waardevaststelling in artikel 9 van het besluit. Deze criteria zijn neutraal geformuleerd. Het commentaar van partijen richt zich mede op het opnemen van meer specifieke bepalingen. De insteek van dit besluit is echter juist tot een meer generieke invulling te komen. Het besluit kent immers een breed toepassingsbereik en stelt regels die kunnen gelden voor de overdracht van verschillende typen elektriciteits- en gasnetten.

Om het juiste evenwicht tussen de betrokken belangen te bewaren en tegelijkertijd de aard en strekking van het besluit ongewijzigd te laten is ervoor gekozen om geen fundamentele wijzigingen aan te brengen in het besluit. Dit besluit beoogt in hoofdzaak een aantal processtappen voor te schrijven bij de waardevaststelling van een net indien de Minister daarvoor een netbeheerder aanwijst. Het besluit stelt een nieuwe procedure vast voor de waardevaststelling in situaties die zich nog niet eerder hebben voorgedaan. In de praktijk zal dus ervaring moeten worden opgedaan met de werking van de in het besluit opgenomen procedure. In paragraaf 4 van de nota van toelichting is daarom het beleidsvoornemen opgenomen dat er op ziet dat de werking van het besluit twee jaar na de inwerkingtreding zal worden geëvalueerd. Op basis van de reacties van RECRON en Netbeheer Nederland is wel een aantal tekstuele verbeteringen en verduidelijkingen in het besluit en de nota van toelichting aangebracht.

Een apart aandachtspunt betreft de wijze waarop kosten van netbeheerders voor de verwerving van netten en de benodigde investeringen uiteindelijk verdisconteerd worden in de inkomsten van de netbeheerders via de nettarieven. De artikelen 41 b, eerste lid, onderdeel g, van de Elektriciteitswet en 81 b, eerste lid, onderdeel f, van de Gaswet geven aan dat deze kosten door de ACM kunnen worden meegenomen in de tariefbepaling voor zover deze doelmatig zijn. Het gaat hier om wetsartikelen die sinds 20 juli 2012 (inwerkingtreding implementatiewetgeving derde energierichtlijnen) van kracht zijn en tot op heden nog niet zijn toegepast. De ACM heeft hierover kenbaar gemaakt dat de regulering er in voorziet dat de inkomsten van netbeheerders de efficiënte kosten weerspiegelen. De kosten van de overname van netten inclusief eventueel benodigde investeringen, waaronder de benodigde investeringen in aansluitingen, en de opbrengsten die uit het verworven net voortvloeien, kunnen netbeheerders bij het tarievenvoorstel indienen. Via die aanpak kan er reeds gedurende een reguleringsperiode rekening worden gehouden met het saldo van kosten en inkomsten van een verworven net. De ACM zal tevens bij het tarievenvoorstel overwegen of het uitvoeren van een specifieke doelmatigheidstoets voor een verworven net nodig is. Bij het begin van een nieuwe reguleringsperiode worden de verworven netten betrokken in de systematiek van maatstafconcurrentie. Op deze wijze wordt erin voorzien dat alleen de doelmatige en efficiënte kosten die netbeheerders maken via de tarieven worden vergoed.

II. Artikelen

Artikel 1

De definities van de begrippen advies en partijen bevatten de bewoordingen «de door Onze Minister voor een net aangewezen netbeheerder». Een eigenaar van een net kan ook zelf een netbeheerder van een net hebben aangewezen met instemming van de Minister. Het besluit heeft op een dergelijke aanwijzing geen betrekking.

Artikel 2

Voor een overdracht van de economische eigendom van een net is noodzakelijk dat de waarde van de tegenprestatie voor die overdracht tussen partijen vaststaat. Indien partijen hierover geen overeenstemming bereiken op basis van overleg, kan dit tot een blijvende impasse tussen partijen leiden. Dat is niet in het belang van de afnemers die op het net zijn aangesloten. Die zijn er bij gebaat dat na een aanwijzing door de Minister de economische eigendom van een net in handen komt van de aangewezen netbeheerder om zo de belangen van aangesloten afnemers op het terrein van veiligheid, betaalbaarheid en vrije leverancierskeuze te kunnen waarborgen. Pas na de overdracht kan de netbeheerder zijn verplichtingen uit de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet naleven en kan de ACM toezicht uitoefenen op de naleving daarvan.

Om te voorkomen dat een impasse tussen partijen ontstaat, verplicht het eerste lid partijen één van de daarin omschreven acties binnen een voorgeschreven termijn uit te voeren. Die termijn kunnen partijen tevens benutten om in onderling overleg (al dan niet door het middel van het binnen die termijn inwinnen van een niet-bindend advies) overeenstemming te bereiken over de waarde van de tegenprestatie. Bij het bereiken van tijdige overeenstemming kan een vervolgactie uitblijven. De vervolgacties waaruit partijen kunnen kiezen, hebben betrekking op het bepalen van de waarde van de tegenprestatie door het verstrekken van een opdracht voor een bindend advies (onderdeel a), door het aangaan van een arbitrageovereenkomst (onderdeel b), door het aan de bevoegde rechter verzoeken van een voorlopig deskundigenbericht (onderdeel c), of door een procedure aanhangig te maken bij de bevoegde rechter (onderdeel d). Anders dan bij arbitrage, kan een voorlopig deskundigenbericht of het aanhangig maken van een procedure bij de bevoegde rechter door ieder der partijen afzonderlijk worden verwezenlijkt. Partijen kunnen wel onderling afspreken wie van hen het initiatief daarvoor neemt. De keuzemogelijkheden respecteren de mogelijkheden tot rechtsingangen die het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering aan partijen biedt.

Op grond van het tweede lid moet ingeval van het inwinnen van een bindend advies dat advies na de opdrachtverlening uiterlijk binnen twaalf weken zijn uitgebracht. Het stellen van een termijn voorkomt dat partijen of ingeschakelde deskundigen onvoldoende prioriteit stellen aan de voortgang van de advisering. Bij arbitrage is het voor partijen praktisch gezien niet goed mogelijk te realiseren dat arbiters bij de opdrachtverlening binnen een bepaalde termijn een uitspraak zullen doen. Arbitrage is bij wet geregeld en er wordt gebruik gemaakt van arbitragereglementen. Voor zover dat mogelijk is, dienen partijen de voortgang van een arbitrageprocedure te bevorderen. De Minister kan bij overschrijding van termijnen uit dit besluit een last onder dwangsom opleggen (artikel 13, tiende lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 5, tiende lid, van de Gaswet juncto artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht). Ook ten aanzien van andere verplichtingen die uit dit besluit voor partijen volgen, heeft de Minister deze bevoegdheid.

Artikel 3

Indien het partijen niet lukt over enige vervolgactie een afspraak te maken, bepaalt dit artikel dat de partij die over de economische eigendom van het net beschikt binnen een gestelde termijn een voorlopig deskundigenbericht moet verzoeken of een procedure voor de rechter moet starten. Anders dan bij een bindend advies of arbitrage, kan een verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht of het aanhangig maken van een procedure bij de bevoegde rechter door ieder der partijen afzonderlijk worden verwezenlijkt. Een voorlopig deskundigenbericht kan meer inzicht bieden omtrent het geschil betreffende de waarde van het net. Bij het aanhangig maken van een procedure voor de rechter kan gedacht worden aan een procedure voor de burgerlijke rechter die wordt ingeleid met een dagvaarding. Afhankelijk van het gevorderde kan daarbij de rechter (tevens) verzocht worden de (beweerde) hoogte van de tegenprestatie vast te stellen. De neteigenaar is de meest gerede partij om één van deze vervolgstappen te zetten. Hij beschikt over de economische eigendom van een net waarvoor, althans in de meeste situaties, als gevolg van gewijzigde Europese regelgeving andere regels gelden dan voorheen. Daarnaast zal de overdracht van het net naar een netbeheerder in voorkomende gevallen voortvloeien uit klachten door afnemers op dat net bij de ACM. De termijn van achttien weken te rekenen vanaf de aanwijzing van de netbeheerder is voldoende voor de neteigenaar om zich tot de rechter te wenden.

De toepasselijkheid van dit artikel laat onverlet dat de partij die als netbeheerder is aangewezen het recht heeft zelf als eerste een verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht te doen of een procedure voor de rechter te starten. Dan is op andere wijze al een vervolgactie in gang gezet. Indien een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht wordt afgewezen, dient de partij die het verzoek daartoe heeft gedaan een gerechtelijke procedure aanhangig te maken binnen een voorgeschreven termijn.

Artikel 4

In tegenstelling tot een bindend advies, een uitspraak in arbitrage of een vonnis van de rechter, heeft een voorlopig deskundigenbericht geen voor beide partijen bindende uitkomst. Indien partijen ondanks het gewicht dat aan de inhoud van een dergelijk bericht moet worden toegekend, geen overeenstemming bereiken over de waarde van de economische eigendom van het net is een vervolgactie noodzakelijk. Dit artikel bepaalt dat dan alsnog binnen een voorgeschreven termijn een bindend deskundigenadvies moet worden ingewonnen, een arbitrageovereenkomst moet worden gesloten, of een procedure bij de rechter aanhangig gemaakt moet worden. Indien een bindend advies of arbitrage niet haalbaar blijkt te zijn, dient de partij die het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht heeft gedaan binnen een voorgeschreven termijn een procedure bij de rechter aanhangig te maken. Die verplichting rust op de andere partij indien die als enige niet kan instemmen met het voorlopig deskundigenbericht. In dat geval is hij de meest gerede partij om het initiatief voor een vervolgactie te nemen. De verplichting tot het aanhangig maken van een procedure voor de rechter is niet van toepassing, indien een andere partij dit al onverplicht heeft gedaan.

Artikel 5

Dit artikel heeft betrekking op de inschakeling van één of meer deskundigen. De inschakeling van een deskundige voor de waardevaststelling van de economische eigendom van een net is een opdracht waarop de artikelen 400 tot en met 413 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn. Het is bij die inschakeling wenselijk dat een deskundige over voldoende kennis beschikt over hetgeen bij en krachtens de Elektricteitswet 1998 en de Gaswet is voorgeschreven. Daarnaast is bij de deskundige de aanwezigheid van kennis en ervaring gewenst op het gebied van (bedrijfs)economische waarderingsmaatstaven, en meer in het bijzonder in relatie tot infrastructurele transportvoorzieningen. Er is niet specifiek de eis gesteld dat een deskundige kennis en ervaring moet hebben ten aanzien van de waardering van elektriciteits- of gastransportnetten. Reden daarvoor is dat er nog nauwelijks ervaring is met de waardering van dit soort netten, zodat een beperking hierin tot onvoldoende variatie en keuzevrijheid voor partijen zou leiden.

Artikel 6

De eerste volzin van dit artikel waarborgt dat indien partijen gezamenlijk meer dan één deskundige inschakelen, deze één gezamenlijk advies uitbrengen en niet verschillende, los van elkaar staande adviezen. Partijen kunnen bij het verlenen van de opdracht tot advies de gezamenlijkheid van het advies als voorwaarde voor acceptatie van de opdracht stellen.

Artikel 7

Dit artikel stelt zeker dat partijen hun medewerking verlenen aan een onderzoek door de deskundige(n). In het belang van een vlot verloop daarvan bepaalt het eerste lid van dit artikel dat de verkopende neteigenaar meteen bij de opdrachtverlening de benodigde gegevens betreffende het net aan de deskundige(n) verstrekt. Het gaat hier bijvoorbeeld om gegevens over de omvang, de functies, het jaar van aanleg, de verwachte levensduur en de kwaliteit van het net evenals het aantal en de kenmerken van de aansluitingen die deel uitmaken van dat net. De deskundige of deskundigen kunnen in dat kader ook andere of aanvullende informatie aan partijen verzoeken. Het artikel beperkt zich tot situaties waarin een bindend advies wordt ingewonnen of is gekozen voor arbitrage. In andere gevallen is sprake van betrokkenheid van de rechter, die zelf instructies hieromtrent kan verstrekken.

Artikel 8

Evenals bij het inwinnen door partijen van een gezamenlijk bindend advies is voor arbitrage noodzakelijk dat partijen daarover overeenstemming bereiken. Ook bij arbitrage is het wenselijk dat de arbiters over de noodzakelijke deskundigheid beschikken. Daarnaast is tijdige informatieverstrekking ook van belang ingeval van arbitrage. Gelet hierop zijn de artikelen 5 tot en met 7 bij het sluiten van een arbitrageovereenkomst en bij de uitvoering daarvan van overeenkomstige toepassing. Op arbitrage zijn voorts de artikelen 1020 tot en met 1077 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering van toepassing.

Artikel 9

Te onderscheiden van de eisen die aan het inschakelen van (een) deskundige(n) of arbiter(s) wordt(en) gesteld, zijn de criteria waaraan getoetst dient te worden bij het bepalen van de hoogte van de tegenprestatie. De criteria beogen partijen en ingeschakelde deskundigen, arbiters of de rechter houvast te bieden bij het bepalen van de hoogte van de tegenprestatie. De opsomming van criteria is niet limitatief, zodat er ruimte is om andere relevante inzichten bij een advies te betrekken.

Voor de bepaling van de waarde van de tegenprestatie dient te worden uitgegaan van algemeen aanvaarde vaktechnische en bedrijfseconomische methoden en uitgangspunten. Daarbij kan bijvoorbeeld een benadering gekozen worden die uitgaat van de gedane investeringen in de aanleg van het net en de nadien gedane afschrijvingen, maar ook is een benadering denkbaar die uitgaat van de redelijkerwijs te verwachten opbrengst van de exploitatie van het net gedurende de te verwachten restlevensduur daarvan. Los van de gekozen benadering dient in ieder geval rekening te worden gehouden met de in dit artikellid genoemde algemene waardebeïnvloedende factoren zoals de onderhoudstoestand en de mate waarin het net voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde eisen. Die eisen zijn afgeleid van de functies die een net moet kunnen vervullen en van de vereiste kwaliteit van een net.

Ten aanzien van de functies van een net zijn bij en krachtens de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet eisen vastgesteld, zoals de beschikbaarheid van voldoende transportcapaciteit en van comptabele meetinrichtingen, beveiliging en koppeling met andere netten en het garanderen van vrije leverancierskeuze voor afnemers (derdentoegang). Daarnaast zijn specifieke functionele eisen ook in de door de raad van bestuur van de ACM vastgestelde elektriciteits- en gasvoorwaarden vastgesteld.

Ten aanzien van de kwaliteit van een net bevatten de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet bijvoorbeeld voorschriften die gericht zijn op de beheersing van de kwaliteit van de transportdienst, die in de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas zijn uitgewerkt. Factoren die van invloed zijn op de kwaliteit van een net zijn onder meer de resterende levensduur, onderhoudssituatie en de gebruikte technieken en materialen. Bij een net waarvan de technische staat bijvoorbeeld volkomen verouderd is en ook een kwaliteitsbeheersysteem en investeringsplan ontbreekt, zal dit bij de waardering in negatieve zin meewegen, gelet op de noodzakelijke investeringskosten om het net in overeenstemming te brengen met de vereisten (eerste lid, onderdeel b). Het eerste lid, onderdelen d en e, benoemen een aantal van deze relevante factoren uitdrukkelijk.

Het eerste lid, onderdeel c, schrijft voor dat ook de omvang van een net bij een advies betrokken dient te worden. Met omvang wordt hier onder meer bedoeld het aantal aangesloten afnemers en de netcapaciteit. In beginsel zal de waarde van een net toenemen naarmate de omvang van het net groter is, tenzij het net in slechte staat verkeert en er forse aanpassingen nodig zijn om het net in overeenstemming te brengen met de wettelijke en functionele eisen.

Het oordeel over de tegenprestatie kan worden bemoeilijkt door onzekerheden over de functionaliteiten, de kwaliteit en capaciteit van een net. Het ligt op de weg van de neteigenaar om informatie te verstrekken op basis waarvan die onzekerheden naar tevredenheid worden weggenomen.

Het tweede lid waarborgt dat bij de waardering van een net wordt uitgegaan van objectieve, wettelijke normen en niet van eigen specifieke eisen die de verwervende netbeheerder aanlegt of heeft aangelegd voor de netten waarover hij het beheer reeds heeft, bijvoorbeeld met betrekking tot de toegepaste materialen, fabrikaten en constructies.

Het is echter op voorhand niet volledig uit te sluiten dat zich de situatie voordoet, waarin het qua kosten doelmatiger is om een nog niet volledig afgeschreven net direct geheel of gedeeltelijk te vervangen door een nieuw net waardoor de beheerkosten sterk afnemen. Bijvoorbeeld doordat organisatie- en werkprocessen van de verschillende netten eenvoudiger zijn te integreren. Het derde lid houdt hiermee rekening. De bewijslast ligt hiervoor bij de aangewezen netbeheerder, die dit zo nodig overtuigend dient te onderbouwen.

Artikel 10

Met de inwerkingtreding van dit besluit op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad wordt mogelijk afgeweken van het beleid ten aanzien van Vaste Verandermomenten. Een van de gronden op basis waarvan van dit beleid mag worden afgeweken, is indien er hoge private of publieke voordelen van vervroeging van invoering zijn. Dit is hier het geval gelet op de voordelen die verbonden zijn aan de bescherming van afnemers enerzijds en de houvast die dit besluit in voorkomend geval kan bieden bij een waardevaststelling voor de betrokken partijen anderzijds.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven