Wet van 17 juni 2013 tot wijziging van de Warmtewet in verband met enkele aanpassingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de Warmtewet, nadat deze tot wet is verheven, enkele wijzigingen aan te brengen ten aanzien van onder andere de reguleringssystematiek en de reikwijdte teneinde de werking van deze wet te verbeteren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling Advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Indien het op 3 september 2003 ingediende voorstel van wet van de leden Ten Hoopen en Samsom tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan verbruikers (Warmtewet) tot wet wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «Onze Minister van Economische Zaken» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

2. In onderdeel g wordt «maximaal 1000 kilowatt» gewijzigd in: maximaal 100 kilowatt.

3. In onderdeel j wordt «artikel 7» vervangen door: artikel 9.

4. Onderdeel k komt te luiden:

k. representatieve organisatie:

een rechtspersoon die de belangen vertegenwoordigt van producenten, leveranciers of verbruikers in de warmtesector;

5. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

l. verhuurder:

een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Woningwet, dan wel een eigenaar van ten minste 25 voor verhuur bestemde woongelegenheden in Nederland, of degene die door die eigenaar gevolmachtigd is namens hem op te treden.

B

Hoofdstuk 2 komt te luiden:

HOOFDSTUK 2. LEVERING VAN WARMTE

§ 2.1 Algemene bepalingen ten aanzien van de levering van warmte
Artikel 2
  • 1. Een leverancier draagt zorg voor een betrouwbare levering van warmte tegen redelijke voorwaarden en met inachtneming van een goede kwaliteit van dienstverlening.

  • 2. Een leverancier verstrekt de verbruikers aangesloten op zijn warmtenet ten minste eenmaal per jaar een volledige en voldoende gespecificeerde nota met betrekking tot de door hem geleverde diensten.

  • 3. Ten aanzien van de levering van warmte brengt de leverancier ten hoogste in rekening:

    • a. de maximumprijs, bedoeld in artikel 5, eerste lid,

    • b. de redelijke kosten voor het ter beschikking stellen van de warmtewisselaar, bedoeld in artikel 8, eerste lid, en

    • c. het tarief voor de meting van het warmteverbruik, bedoeld in artikel 8, vijfde lid.

  • 4. Een leverancier onthoudt zich van iedere vorm van ongerechtvaardigd onderscheid jegens zijn verbruikers.

  • 5. Een leverancier stelt verbruikers op toereikende wijze in kennis van elke wijziging van de prijzen voor levering van warmte en van elk voornemen tot wijziging van de aan de leveringsovereenkomst verbonden voorwaarden voor levering van warmte.

  • 6. De boekhouding van een leverancier bevat betrouwbare en op een inzichtelijke wijze vorm gegeven informatie over de integrale kosten en opbrengsten die verband houden met de levering van warmte en het verrichten van de aansluiting.

  • 7. Een leverancier houdt een storingsregistratie bij betreffende de levering van warmte en publiceert deze jaarlijks op geschikte wijze.

  • 8. Een producent aangesloten op een warmtenet is verplicht op verzoek van de leverancier te onderhandelen over het beschikbaar stellen van warmte tegen redelijke prijzen en voorwaarden.

Artikel 3
  • 1. Een overeenkomst tot levering van warmte wordt op schrift gesteld en bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a. de personalia en het adres van de leverancier;

    • b. een duidelijke en volledige omschrijving van de te leveren goederen en diensten en de overeengekomen kwaliteitsniveaus daarvan, welke in ieder geval betrekking hebben op de minimum- en maximumtemperatuur van de te leveren warmte, alsmede de prijzen en voorwaarden waaronder deze goederen en diensten worden geleverd;

    • c. de voorwaarden voor opschorting of beëindiging van de overeenkomst;

    • d. een omschrijving van de toepasselijke vergoedingen, waaronder de uitkering van compensatie bij een ernstige storing in de levering van warmte, en terugbetalingsregelingen als de geleverde goederen en diensten niet aan de overeengekomen kwaliteitsniveaus voldoen.

  • 2. In een overeenkomst wordt in ieder geval bepaald dat, onverminderd de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, verbruikers geschillen die voortvloeien uit de desbetreffende overeenkomst kunnen voorleggen aan een onafhankelijke geschillencommissie. De geschillenprocedure dient snel, transparant, eenvoudig en goedkoop te zijn. De overeenkomst vermeldt de wijze waarop geschillenprocedures aanhangig kunnen worden gemaakt.

  • 3. Op een overeenkomst tot levering van warmte is Nederlands recht van toepassing. Elk andersluidend beding is nietig.

  • 4. Bij ministeriële regeling wordt de hoogte vastgesteld van de compensatie bij een ernstige storing in de levering van warmte, bedoeld in het eerste lid, onder d, die voor storingen van verschillende tijdsduur verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 4
  • 1. De leverancier stelt al hetgeen redelijkerwijs in zijn vermogen ligt in het werk om afsluiting dan wel onderbreking van de levering van warmte te voorkomen, of indien een onderbreking van de levering van warmte optreedt, deze zo snel mogelijk te verhelpen. Afsluiting van een verbruiker wordt in het bijzonder voorkomen in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar.

  • 2. De leverancier stelt een verbruiker tenminste drie dagen van tevoren op de hoogte van door hem geplande werkzaamheden waarbij de levering van warmte aan de verbruiker moet worden onderbroken.

  • 3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over afsluiting van de levering van een verbruiker van warmte alsmede over preventieve maatregelen om de afsluiting van een verbruiker waar mogelijk te voorkomen.

Artikel 5
  • 1. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt de maximumprijs vast die een leverancier ten hoogste zal berekenen voor de levering van warmte. Het besluit tot vaststelling van een maximumprijs wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 2. De maximumprijs:

    • a. is gebaseerd op de integrale kosten die een verbruiker zou moeten maken voor het verkrijgen van dezelfde hoeveelheid warmte bij het gebruik van gas als energiebron. Deze kosten worden bepaald met de rendementsmethode;

    • b. is opgebouwd uit een gebruiksafhankelijk deel, uitgedrukt in een bedrag in euro per gigajoule, en een gebruiksonafhankelijk deel uitgedrukt in een bedrag in euro.

  • 3. De maximumprijs treedt in werking op een door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit te bepalen datum en geldt tot 1 januari van het jaar volgend op de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de maximumprijs. Indien op 1 januari de maximumprijs voor dat jaar nog niet is vastgesteld, geldt de laatst vastgestelde maximumprijs tot de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de maximumprijs voor het volgende jaar.

  • 4. Na de inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de maximumprijs, bedoeld in het derde lid, worden de prijzen voor levering van warmte die hoger zijn dan de maximumprijs van rechtswege gesteld op die maximumprijs.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de elementen en wijze van berekening van de maximumprijs, bedoeld in het eerste lid. De voordracht voor deze algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 6
  • 1. Indien door een leverancier bij een individuele afnemer een eenmalige aansluitbijdrage in rekening wordt gebracht voor een onvoorziene aansluiting op een bestaand warmtenet, bedraagt deze bijdrage maximaal hetgeen een gasverbruiker zou bijdragen in de situatie waarbij sprake is van aansluiting op een gasnet.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de aansluitbijdrage en de toepassing van het eerste lid.

Artikel 7
  • 1. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit verzamelt, analyseert en bewerkt inlichtingen en gegevens met betrekking tot de ontwikkeling van de rendementen in de warmteleveringsmarkt. De raad brengt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na twee jaar aan Onze Minister verslag uit van de monitoring.

  • 2. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit toetst of het rendement van een leverancier op al zijn netten gezamenlijk hoger is dan een door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit vast te stellen redelijk rendement.

  • 3. Indien het rendement van een leverancier op al zijn netten gezamenlijk hoger is dan een door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit vast te stellen redelijk rendement, kan de raad het meer dan redelijk behaalde rendement door middel van een correctiefactor laten verdisconteren in de toekomstige tarieven van die leverancier.

  • 4. Bij beleidsregel van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit worden nadere regels gesteld ter uitvoering van de leden twee en drie, waarbij in ieder geval regels worden gesteld over:

    • a. de elementen en wijze van berekenen van het rendement van een leverancier;

    • b. de vaststelling van het redelijk rendement;

    • c. de wijze waarop en de periode waarin verdisconteerd wordt.

Artikel 8
  • 1. Een leverancier heeft tot taak er zorg voor te dragen dat binnen een redelijke termijn en tegen redelijke tarieven en voorwaarden aan verbruikers een warmtewisselaar ter beschikking wordt gesteld door middel van verhuur wanneer:

    • a. een bestaande warmtewisselaar dient te worden vervangen;

    • b. een nieuwe warmtewisselaar wordt geïnstalleerd in een nieuw gebouw.

  • 2. Een leverancier heeft tot taak er zorg voor te dragen dat binnen een redelijke termijn aan verbruikers een individuele meter ter beschikking wordt gesteld door middel van verhuur die het actuele warmteverbruik kan weergeven en die informatie kan geven over de tijd waarin sprake was van daadwerkelijk verbruik, wanneer:

    • a. een verbruiker hierom vraagt, tenzij het ter beschikking stellen technisch onmogelijk is of financieel niet redelijk is;

    • b. een bestaande meter wordt vervangen, tenzij het ter beschikking stellen technisch onmogelijk is of niet kostenefficiënt is in verhouding tot de geraamde potentiële besparingen op lange termijn;

    • c. een nieuwe aansluiting wordt gemaakt in een nieuw gebouw;

    • d. een gebouw ingrijpend wordt gerenoveerd.

  • 3. Indien een meetinrichting die op afstand uitleesbaar is door een leverancier aan een verbruiker ter beschikking wordt gesteld, kan die verbruiker deze meter weigeren. In dat geval wordt door de leverancier een niet op afstand uitleesbare meter ter beschikking gesteld.

  • 4. Een leverancier leest meetgegevens van een verbruiker, die beschikt over een meetinrichting die op afstand uitleesbaar is, niet op afstand uit indien de verbruiker hierom verzoekt.

  • 5. Het tarief voor de meting van het warmteverbruik wordt vastgesteld op basis van het gewogen gemiddelde van de meettarieven voor G6 aansluitingen van de gasmeter van de netbeheerders van de gastransportnetten niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, voor het jaar t.

  • 6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de eisen waaraan een meetinrichting ten minste voldoet, waarbij ten aanzien van meetinrichtingen die op afstand uitleesbaar zijn in ieder geval regels worden gesteld ten aanzien van de beveiliging van meetgegevens.

  • 7. Het is anderen dan de desbetreffende leverancier verboden een taak uit te voeren als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 8a
  • 1. Indien de leverancier de aan de verbruiker in rekening te brengen kosten voor de levering van warmte niet baseert op een individuele warmtemeter als bedoeld in artikel 8, baseert hij, onverminderd artikel 8, tweede lid, de kosten met inachtneming van artikel 2, vierde lid, op individuele warmtekostenverdelers die het warmteverbruik van elke radiator meten, tenzij de installatie daarvan niet kostenefficiënt is.

  • 2. Indien de leverancier de aan de verbruiker in rekening te brengen kosten voor de levering van warmte niet baseert op een individuele warmtemeter of individuele warmtekostenverdelers, baseert hij de kosten met inachtneming van artikel 2, vierde lid, op een voor alle verbruikers inzichtelijke kostenverdeelsystematiek.

  • 3. De kostenverdeelsystematiek, bedoeld in het tweede lid, gaat uit van een binnen de technische en financiële mogelijkheden zo nauwkeurig mogelijke benadering van het werkelijke aandeel van het verbruik van de individuele verbruiker.

  • 4. In afwijking van het derde lid kunnen als onderdeel van de kostenverdeelsystematiek kosten van verbruik in het gemeenschappelijk belang en redelijke kosten voor uitvoering van de kostenverdeelsystematiek zelf aan individuele verbruikers worden toegerekend.

  • 5. De warmtekostenverdelers en andere technische voorzieningen voor benadering, meting of registratie van het aandeel van de individuele verbruiker in het totale verbruik, worden aan de hand van daarvoor gangbare technische normen geïnstalleerd en toegepast.

  • 6. Op daartoe strekkend verzoek van één of meer verbruikers laat de leverancier éénmalig door een onafhankelijke, voor zowel verbruiker als leverancier aanvaardbare deskundige onderzoek uitvoeren naar de mate waarin de kostenverdeelsystematiek voor die verbruiker of verbruikers, voldoet aan het eerste tot en met vierde lid. De helft van de kosten van dit onderzoek komt voor rekening van de leverancier.

  • 7. Op daartoe strekkend verzoek van één of meer verbruikers laat de leverancier de werking van de warmtekostenverdelers controleren door een onafhankelijke, voor zowel verbruiker als leverancier aanvaardbare deskundige. De toedeling van de kosten van dit onderzoek tussen verbruikers en leverancier vindt plaats op basis van de conclusie van het onderzoek.

  • 8. Indien de verbruiker of verbruikers en de leverancier niet tot overeenstemming komen over de keuze van een voor beiden aanvaardbare deskundige dan kan de Nederlandse Mededingingsautoriteit worden gevraagd om deze aan te wijzen.

  • 9. De leverancier verleent aan het onderzoek de nodige medewerking.

  • 10. Indien bestaande technische voorzieningen als bedoeld in het vijfde lid worden vervangen, zorgt de leverancier dat de nieuwe voorzieningen van een type zijn waarvan een onafhankelijke deskundige aan de hand van daarvoor gangbare technische normen de deugdelijkheid heeft vastgesteld.

§ 2.2 Bijzondere bepalingen ten aanzien van vergunninghouders
Artikel 9
  • 1. Het is verboden zonder vergunning warmte te leveren aan verbruikers.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet ten aanzien van een leverancier die:

    • a. warmte levert aan ten hoogste 10 verbruikers tegelijk,

    • b. per jaar niet meer warmte levert dan 10.000 gigajoules, of

    • c. de verhuurder of de eigenaar is van het gebouw, ten behoeve waarvan de warmte wordt geleverd.

Artikel 10
  • 1. Onze Minister verleent op aanvraag een vergunning indien de aanvrager genoegzaam aantoont dat hij:

    • a. beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak;

    • b. redelijkerwijs in staat kan worden geacht de verplichtingen als opgenomen in dit hoofdstuk na te komen.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de inhoud van en de procedure voor aanvraag van een vergunning en de criteria, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een vergunning. Aan de vergunning wordt in ieder geval een voorschrift verbonden omtrent de minimum- en maximumtemperatuur van de te leveren warmte. De minimum- en maximumtemperatuur van de te leveren warmte kan voor ieder warmtenet of deel van een warmtenet verschillen.

  • 4. Onze Minister kan de aan een vergunning verbonden voorschriften of beperkingen wijzigen.

  • 5. Een vergunning kan slechts worden overgedragen met toestemming van Onze Minister. Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11
  • 1. Onze Minister kan een vergunning intrekken. Onze Minister gaat slechts tot intrekking van de vergunning over, voor zover het belang van een betrouwbare levering van warmte tegen redelijke voorwaarden en een goede kwaliteit van de dienstverlening aan verbruikers zich daartegen niet verzet.

  • 2. Onze Minister kan een vergunning intrekken, indien:

    • a. de houder van de vergunning dit verzoekt;

    • b. de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden voorschriften of opgelegde beperkingen niet nakomt;

    • c. de vergunninghouder de opgedragen voorzieningen, bedoeld in artikel 12b, tweede lid, niet treft;

    • d. de vergunninghouder bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    • e. de vergunninghouder naar het oordeel van Onze Minister om andere redenen niet langer in staat moet worden geacht de vergunde activiteit of in de vergunning opgenomen voorschriften na te komen.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de criteria voor het intrekken van een vergunning en de procedure bij intrekking van een vergunning. De voordracht voor deze algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 12
  • 1. Een vergunninghouder biedt verbruikers een ruime keuze uit betalingswijzen.

  • 2. De vergunninghouder zorgt jegens verbruikers voor een goede bereikbaarheid. De vergunninghouder handelt correspondentie van verbruikers binnen tien werkdagen af. Indien een oplossing in deze periode niet mogelijk is, ontvangt de verbruiker binnen vijf werkdagen bericht binnen welke termijn een adequate reactie kan worden verwacht.

  • 3. De vergunninghouder gebruikt aan hem verstrekte gegevens over verbruikers uitsluitend voor het uitvoeren van de in deze wet aan de vergunninghouder opgedragen taken.

Artikel 12a
  • 1. De vergunninghouder voert een afzonderlijke boekhouding met betrekking tot de levering van warmte en, indien van toepassing, voor de levering van koude.

  • 2. De vergunninghouder publiceert een jaarrekening en een jaarverslag. Het jaarverslag bevat betrouwbare en op een inzichtelijke wijze vorm gegeven informatie over de door de vergunninghouder bij verbruikers in rekening gebrachte prijs en omtrent de integrale kosten en opbrengsten die verband houden met de levering van warmte. De in het jaarverslag opgenomen informatie is voorzien van een accountantsverklaring.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de toepassing van het eerste en tweede lid en artikel 2, zesde lid.

§ 2.3 Noodvoorziening
Artikel 12b
  • 1. Een leverancier of een producent, die voornemens is de levering of de productie van warmte te beëindigen dan wel redelijkerwijs moet voorzien dat hij niet langer aan zijn wettelijke verplichtingen zal kunnen voldoen, meldt dit onverwijld aan Onze Minister. Onze Minister treedt in overleg met de leverancier of de producent die de melding heeft gedaan alsmede met de overige bij de levering van warmte betrokken personen.

  • 2. Onze Minister kan, indien hem blijkt dat een leverancier in onvoldoende mate kan of zal kunnen voorzien in de levering van warmte, de leverancier opdragen voorzieningen te treffen teneinde zeker te stellen dat de levering van warmte, in voldoende mate plaatsvindt.

  • 3. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van een last onder bestuursdwang ter handhaving van een opdracht als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Indien de leverancier niet voldoet aan een opdracht als bedoeld in het tweede lid of indien naar het oordeel van Onze Minister door de bedrijfsvoering van deze leverancier de continuïteit of de betrouwbaarheid van de warmtelevering in gevaar komt en onverwijld ingrijpen noodzakelijk is, kan Onze Minister de leverancier aanzeggen dat hij vanaf een bepaald tijdstip voor een bepaalde termijn de opdrachten dient op te volgen die aan hem worden verstrekt door een door Onze Minister aangewezen persoon.

  • 5. Bij de aanzegging, bedoeld in het vierde lid, geeft Onze Minister aan ter bescherming van welk belang de aanzegging geschiedt. De aangewezen persoon verstrekt uitsluitend opdrachten ter bescherming van dit belang. Bij de aanzegging kunnen voorschriften en beperkingen worden gesteld aan de te geven opdrachten.

  • 6. De leverancier verschaft de door Onze Minister aangewezen persoon desgevraagd alle medewerking.

  • 7. Voor schade ten gevolge van handelingen die zijn verricht in strijd met een opdracht als bedoeld in het vierde lid, zijn bestuurders persoonlijk aansprakelijk tegenover de leverancier.

Artikel 12c
  • 1. Onze Minister kan een of meer vergunninghouders aanwijzen als noodleverancier om warmte te leveren aan door hem nader aangeduide verbruikers.

  • 2. De noodleverancier krijgt het beheer over het warmtenet en verricht correctieve onderhoudswerkzaamheden.

  • 3. Onze Minister kan voorwaarden en beperkingen verbinden aan de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, en stelt bij de aanwijzing een redelijke vergoeding vast voor de uitvoering van de opgedragen taak.

  • 4. Onze Minister kan een producent opdragen warmte te produceren en deze warmte ter beschikking te stellen aan een door hem aangewezen noodleverancier.

  • 5. Onze Minister kan voorwaarden en beperkingen verbinden aan de opdracht, bedoeld in het vierde lid, en stelt bij de opdracht een redelijke vergoeding vast voor de uitvoering van de opgedragen taak.

  • 6. Een ieder is verplicht medewerking te verlenen aan de noodleverancier, bedoeld in het eerste lid, of de producent, bedoeld in het vierde lid, voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

Artikel 12d
  • 1. Onze Minister kan een netbeheerder als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Gaswet, opdracht geven tot het aanleggen van een gastransportnet in het door hem aangewezen gebied. Verbruikers ontvangen een gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming in verband met de kosten van de aansluiting op het gastransportnet.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid en over de wijze waarop de betrokken verbruikers een gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming ontvangen, waarbij de hoogte van de tegemoetkoming voor verschillende groepen verbruikers verschillend kan worden vastgesteld.

  • 3. De opdracht, bedoeld in het eerste lid, wordt niet gegeven dan nadat Onze Minister onderzocht heeft of anders dan door aanleg van een gastransportnet voorzien kan worden in een volwaardig alternatief voor het warmtenet. Indien uit dit onderzoek blijkt dat een volwaardig alternatief beschikbaar is dat uit oogpunt van duurzaamheid, kosten of een ander publiek belang de voorkeur verdient bevordert Onze Minister de totstandkoming van dat alternatief.

C

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De raad van bestuur van de mededingautoriteit kan van een gasbedrijf als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Gaswet verlangen dat deze hem inzage geeft in gegevens en bescheiden, onderscheidenlijk hem gegevens en inlichtingen verstrekt, die hij nodig heeft voor de uitvoering van deze wet.

D

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit aangewezen ambtenaren.

  • 3. Van een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

E

In artikel 17, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Van een beschikking als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Gegevens die ingevolge artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur niet voor verstrekking in aanmerking komen, worden niet ter inzage gelegd.

F

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

  • 1. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

  • 2. Aan een last onder dwangsom kunnen voorschriften worden verbonden inzake het verstrekken van gegevens aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

  • 3. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom vervalt vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.

  • 4. Indien de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit vaststelt dat een overtreding, bedoeld in het eerste lid, is begaan, maakt hij daarvan een rapport op.

  • 5. Afdeling 5.4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 6. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 5, eerste en vierde lid, 9, eerste lid, 13, 14, 17 en 40 alsmede artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450.000, of, indien dat meer is, 1% van de omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking.

  • 7. De berekening van de netto-omzet, bedoeld in het zesde lid, geschiedt op de voet van artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

G

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20

  • 1. Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels is een vergoeding verschuldigd voor het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 10, eerste lid, alsmede voor het verkrijgen van toestemming als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, voor ten hoogste de kosten die gemoeid zijn met het geven van die beschikkingen.

  • 2. Het verschuldigde bedrag kan worden ingevorderd bij dwangbevel.

H

Artikel 21 vervalt.

I

Hoofdstuk 6 vervalt.

J

In artikel 23, tweede lid, wordt «artikel 4, eerste lid» vervangen door: artikel 5, eerste lid.

K

Hoofdstuk 8 vervalt.

L

De artikelen 33 en 34 komen te luiden:

Artikel 33

Artikel 20 van de Elektriciteitswet 1998 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt de zinsnede «leidingen voor het transport van gas of warmte» vervangen door: een gastransportnet of een warmtenet.

2. In het derde lid wordt de zinsnede «net of van leidingen voor transport van gas of warmte» vervangen door: net, een gastransportnet of een warmtenet.

Artikel 34

Artikel 39 van de Gaswet wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «gastransportnet en de aanleg van leidingen voor transport van elektriciteit of warmte» vervangen door: gastransportnet, een warmtenet en de aanleg van leidingen en hulpmiddelen voor het transport van elektriciteit.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «gastransportnet of van leidingen voor het transport van elektriciteit of warmte» vervangen door: een gastransportnet, een warmtenet of van leidingen en hulpmiddelen voor het transport van elektriciteit.

M

Artikel 35 vervalt.

N

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt «In het vierde lid» vervangen door: In het derde lid.

2. In onderdeel 2 wordt «In het vijfde lid» vervangen door: In het vierde lid.

O

Artikel 40 komt te luiden;

Artikel 40

Een leverancier meldt zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van deze wet aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit:

  • a. de naam en het adres van de leverancier, en

  • b. een beschrijving van de door leverancier te exploiteren warmtenetten waarbij in ieder geval het aantal verbruikers en het aantal aan verbruikers geleverde gigajoules is opgenomen.

P

Artikel 42 komt te luiden:

Artikel 42

  • 1. Leveranciers die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds warmte leveren en op grond van artikel 9 vergunningplichtig worden, vragen binnen twee jaar na dat tijdstip een vergunning aan als bedoeld in artikel 10, eerste lid.

  • 2. Onverminderd het eerste lid gelden voor een vergunningplichtige leverancier, tot het tijdstip waarop onherroepelijk op de vergunningaanvraag is beslist, de eisen die zijn opgenomen in paragraaf 2.2.

Q

Artikel 43 komt te luiden:

Artikel 43

Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Infrastuctuur en Milieu, aan een producent eisen stellen met betrekking tot het nuttig gebruik van restwarmte. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter zake nadere regels worden gesteld; deze kunnen tevens betrekking hebben op het instellen van een heffing ter zake van lozing van restwarmte dan wel op een verbod daarvan.

R

In artikel 44, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

S

Artikel 45 komt te luiden:

Artikel 45

  • 1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. Het koninklijk besluit waardoor artikel 7, tweede tot en met vierde lid, in werking treedt, treedt niet eerder in werking dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

ARTIKEL II

De Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van paragraaf 2 komt te luiden:

§ 2. Meetinrichtingen voor levering van koude

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «warmtenet of» en: warmte of.

2. In het derde lid vervalt: een warmtenet of.

3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien een meetrichting die op afstand uitleesbaar is door een beheerder van een koudenet aan een eindafnemer ter beschikking wordt gesteld, kan die eindafnemer deze meter weigeren. In dat geval wordt door een beheerder van een koudenet een niet op afstand uitleesbare meter ter beschikking gesteld.

  • 5. Een beheerder van een koudenet leest meetgegevens van een eindafnemer, die beschikt over een meetinrichting die op afstand uitleesbaar is, niet op afstand uit indien de eindafnemer hierom verzoekt.

  • 6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de eisen waaraan een meetinrichting ten minste voldoet, waarbij ten aanzien van meetinrichtingen die op afstand uitleesbaar zijn in ieder geval regels worden gesteld ten aanzien van de beveiliging van meetgegevens.

C

Het opschrift van paragraaf 3 komt te luiden:

§ 3. Verbruiks- en indicatief kosten overzicht van koude

D

In artikel 4, onderdelen a, b en c vervalt telkens: warmte of.

E

Het opschrift van paragraaf 5 komt te luiden:

§ 5. Meetinrichtingen voor levering van elektriciteit, gas en warmte, facturering van en informatieverstrekking over elektriciteit en gas

F

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «ten aanzien van elektriciteit en gas» vervangen door: ten aanzien van elektriciteit, gas en warmte.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

e. eindafnemer van warmte:

een persoon die warmte afneemt van een warmtenet en een aansluiting heeft die groter is dan 100 kW.

ARTIKEL III

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 17 juni 2013

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Uitgegeven de eenendertigste juli 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 839

Naar boven